Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/6.3.2
6.3.2 Niet vereist dat slechts reeds bekende bescheiden worden opgevraagd
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS379545:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Parl. Gesch. nieuw bewijsrecht, p. 417.
Rb. Arnhem 25 juli 2007, LJN BB1988, r.o. 2.3(X/Hyp-Ass WageningenB.V. c.s.); Hof Den Haag 9 oktober 2007, LJN BB6971 r.o. 13 (Deloitte & Touche/Alja c.s.).
Over het verstrekken van een verzekeringspolis: Hof Den Haag 20 mei 2003, SES 2004, 59(Church & General/Gebr. Sluyter) en Ktr. Rotterdam 26 september 2003, SES 2004,127(Van UdenForest/ Paul Günther), waarover - ten onrechte - nog anders: Hof Den Haag 9 december 2003, rolnr. 02/1065 (X/Y); nader hierover: De Graaf 2004, p. 8-9; over het verstrekken van een due diligence rapport: Rb. Breda 14 januari 2004, JOR 2004, 70, r.o. 3.4(BVR/Ho-Cla); over stukken, waaruit moest blijken of ex-werknemers inbreuk maakten op een relatie- en/of concurrentiebeding: Rb. Dordrecht 23 juni 2004, LJN AP3695, r.o. 15 (Hoogendonk/Dutch Spiral); over notulen, waaruit moest blijken of een mededelingsplicht was geschonden en/of onjuiste mededelingen waren gedaan: Hof Arnhem 13 februari 2007, LJN BA0018, r.o. 3.4 (Xc.s./Baan CompanyN.V. c.s.); over een opleveringsrapport van een hoogwerker; Rb. Den Bosch 16 april 2008, LJN BC9695, r.o. 2.8 (Allianz c.s./De Langstraat verhuur); Ktr. Middelburg 28 september 2009, LJN BL1904 r.o. 3.2 (Sociale Verzekeringsbank/Koninklijke Schelde Groep): onzekerheid over inhoud gevraagde verklaringen is geen argument om inzage daarin te onthouden.
HR 9 juli 2004, NJ 2005, 270, r.o. 3.6 (OZ Export Planten/Roozen Holland).
Aldus ook Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart, p. 553.
Net zoals in de V.S. aanvankelijk verwacht werd dat de verplichting om bescheiden te verstrekken weinig om het lijf zou hebben, getuigt de toelichting van de wetswijziging uit 1988 van terughoudendheid. De minister merkte toen op:
"Die zogeheten exhibitieplicht slaat op de situatie dat de inhoud van een schriftelijk bewijsmiddel aan een partij in beginsel wel bekend is, maar dat zij het niet in haar bezit heeft."1
Met een beroep op die passage in de parlementaire geschiedenis is verstrekking van bescheiden dan ook wel geweigerd.2 Een zo terughoudende benadering heeft evenwel tot gevolg dat bescheiden als bewijsmiddel niet uit de verf kunnen komen, omdat de toegang tot onbekend materiaal vrijwel wordt uitgesloten. Daarom is die terughoudende benadering ook niet logisch. Deze benadering is inmiddels dan ook een uitzondering. Herhaaldelijk is inmiddels uitgemaakt dat voor een succesvol opvragen van bescheiden niet vereist is, dat de inhoud in beginsel bekend is en dat derhalve op voorhand vaststaat dat de bescheiden een bepaald processueel standpunt ondersteunen. De loutere stelling van de houder van de bescheiden dat de bescheiden niets relevants bevatten over het dispuut staat aan toewijzing van de vordering tot verstrekking dan ook niet in de weg.3
Deze ruimere opvatting houd ik voor juist: wanneer slechts stukken opgevraagd zouden kunnen worden, waarvan de inhoud in beginsel reeds bekend is, heeft de exhibitieplicht weinig praktische betekenis. Deze ruimhartiger benadering is bovendien in overeenstemming met de eisen die gesteld worden aan een ter zake dienend aanbod om getuigenbewijs te leveren: ook in dat geval behoeft in beginsel niet aangegeven te worden, wat de getuigen naar verwachting zullen verklaren.4 Los daarvan is de ruimhartiger benadering in lijn met de verruiming van de processuele mededelingsplichten5 en met de rechtspraak die verhindert dat een relevant aanbod tot leveren van getuigenbewijs wordt afgewezen op grond van de prognose dat bewijs niet geleverd zal kunnen worden.