Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken
Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/29b:29b Welke kosten?
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/29b
29b Welke kosten?
Documentgegevens:
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS577788:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
COM(2003)46 def.
HvJ EU 28 juli 2016, ECLI:EU:C:2016:611, C-57/15, BIE 2016/34, m.nt. C.J.J.C. van Nispen, IER 2016/54, m.nt. C.J.S. Vrendenbarg (United Video Properties/Telenet), r.o. 33-40.
Zie hierna hoofdstuk 5.
HvJ EU 9 juni 2016, C-481/14, ECLI:EU:C:2016:419, BIE 2016/32, m.nt. T.E. Deurvorst (Jorn Hansson/Jungpflanzen Grünewald), r.o. 62-63.
HvJ EU 9 juni 2016, C-481/14, ECLI:EU:C:2016:419, BIE 2016/32, m.nt. T.E. Deurvorst (Jorn Hansson/Jungpflanzen Grünewald), r.o. 63.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In de toelichting bij het richtlijnvoorstel van 2003 staat dat het bij art. 14 IE- Handhavingsrichtlijn (toen nog art. 18) gaat om ‘de gerechtskosten, de honoraria van de advocaat, alsmede de overige kosten die de partij die de zaak heeft gewonnen eventueel heeft gemaakt (bijvoorbeeld onderzoekskosten, deskundigenkosten)’.1 Hoewel in het totstandkomingsproces de term ‘advocatenhonoraria’ is geschrapt uit het artikel, heeft het HvJ EU in het United Video Properties-arrest verduidelijkt dat de ‘gerechtskosten’ van art. 14 wel degelijk de advocaatkosten omvatten. Uit het arrest laat zich daarnaast afleiden dat kosten van technische raadgevers, zoals octrooi- of merkengemachtigden, ook hieronder vallen. Voorwaarde is wel, dat die kosten rechtstreeks en nauw verbonden zijn met de betrokken gerechtelijke procedure. De kosten van algemene opsporing van inbreuk zijn dus niet zonder meer toewijsbaar.2
Deze kosten van art. 14 IE-Handhavingsrichtlijn omvatten in beginsel ook de buitengerechtelijke kosten.3 Het is de vraag of ook de kosten van een kort geding, waarin de inbreuk is afgewezen, als schade kunnen worden opgevoerd in een bodemgeding waarin de inbreuk alsnog wordt toegewezen. In het arrest Jorn Hansson/Jungpflanzen Grünewald overwoog het HvJ EU dat de bepaling over schadevergoeding in de Kwekersrechtverordening niet in de weg staat aan nationale regelgeving waarin dergelijke kosten van schadevergoeding worden uitgesloten.4 De bepaling staat ook niet in de weg aan regelgeving die in het kader van de bodemprocedure gemaakte buitengerechtelijke kosten niet in aanmerking neemt. Uit het arrest kan echter worden afgeleid, dat buitengerechtelijke kosten mogelijk wel voor vergoeding in aanmerking kunnen komen op grond van art. 14 IE-Handhavingsrichtlijn. Het HvJ EU overweegt namelijk dat het buiten beschouwing laten van deze kosten afhankelijk is van de voorwaarde, dat het bedrag dat naar verwachting als gerechtskosten aan het slachtoffer van de inbreuk kan worden toegekend, niet van dien aard is dat het deze laatste ervan kan weerhouden zijn rechten in rechte geldend te maken, gelet op de buitengerechtelijke kosten die te zijnen laste blijven en op het nut daarvan voor de primaire vordering tot schadevergoeding.5 In hoofdstuk 5 zal nader aan de orde komen hoe hieraan invulling is gegeven in Nederland.