Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken
Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/30:30 Deelconclusie
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/30
30 Deelconclusie
Documentgegevens:
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS580179:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Op basis van de totstandkomingsdocumenten en de rechtspraak van het HvJ EU kunnen de contouren van de open normen van art. 14 IE-Handhavingsrichtlijn worden geschetst. Gebleken is dat de proceskostenbepaling tijdens de totstandkoming wezenlijke veranderingen heeft ondergaan. Hoewel oorspronkelijk bedoeld als een in de nationale context te interpreteren ‘passende’ vergoeding van advocaatkosten (art. 45 lid 2 TRIPs-overeenkomst), is de proceskostenbepaling in IE-zaken geëvolueerd tot een regel strekkende tot volledige compensatie van de door de rechthebbende in de inbreukprocedure gemaakte proceskosten (art. 18 van het richtlijnvoorstel). De daartegen gerichte kritiek vanuit de lidstaten heeft vervolgens geleid tot een afzwakking van de regel. Niet langer zijn de volledige kosten toewijsbaar, maar enkel de redelijke en evenredige kosten en voor zover de billijkheid zich daartegen niet verzet. Volgens vaste rechtspraak van het HvJ EU moet de bepaling zo worden uitgelegd dat de kosten van een gerechtelijke procedure rechthebbenden er niet van mogen weerhouden naar de rechter te stappen. Ook wijst het HvJ EU op de afschrikkende werking die van de bepaling uit zou moeten gaan op inbreukmakers. Bij deze doelstellingen past dat ‘ten minste een significant en passend deel van de redelijke kosten’ door de verliezer worden gedragen, zo volgt uit het arrest United Video Properties/Telenet.