Vgl. HR 30 mei 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV2344; HR 24 mei 2011, NJ 2011, 481 m.nt. Keijzer.
HR, 07-10-2014, nr. 13/01323
ECLI:NL:HR:2014:2954, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-10-2014
- Zaaknummer
13/01323
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:2954, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑10‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1713
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2012:BX3834, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
ECLI:NL:PHR:2014:1713, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑07‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:2954
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑09‑2013
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑10‑2014
Inhoudsindicatie
1. Falende bewijsklachten ‘medeplegen’, ‘oplichting’ en ‘meineed’. 2. Slagende bewijsklacht ‘bedrieglijke bankbreuk’. Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan niet volgen dat verdachte “wist dat X failliet was verklaard”, terwijl het Hof deze omstandigheid heeft betrokken bij zijn oordeel dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van X niet verantwoorden van een bate.
Partij(en)
7 oktober 2014
Strafkamer
nr. 13/01323
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 7 augustus 2012, nummer 20/004483-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. S.F.W. van 't Hullenaar en mr. C.H.W. Janssen, beiden advocaat te Arnhem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het betreft de beslissingen over de feiten 2D, 2E, 3, 5 en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw recht te doen, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
Mr. S.F.W. 't Hullenaar heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 2D ontoereikend is gemotiveerd. Meer in het bijzonder kan het 'medeplegen' niet uit de bewijsvoering van het Hof volgen.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 2D bewezenverklaard dat hij:
"in de periode van 1 januari 2004 tot en met 6 augustus 2004 in Nederland tezamen in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die beleggers/investeerders medegedeeld dat:
* een accountant ([betrokkene 3]) als directeur van [A] B.V. was aangesteld en
* (mede door de aanstelling van die/een accountant) het financiële management van en/of de financiële controle op [A] B.V. gegarandeerd was en
* de bestaande en nieuwe auteursrechten van [betrokkene 4] in bezit/eigendom waren van [A] B.V."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
- onder het hoofd "de bewijsmiddelen - algemeen -", voor zover hier van belang:
"6. V, (nummer […], ordner 1.6, blz. 96-100), opgemaakt d.d. 20 februari 2008 door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover dit inhoudt:
als verklaring van [betrokkene 5]:
De baas binnen [B] BV was duidelijk [betrokkene 6].
[betrokkene 6] bepaalde alles. Met alles bedoel ik ook alles. Er gebeurde niets zonder zijn zeggenschap.
Volgens mij was [betrokkene 6] de enige die binnen [B] van [verdachte] diensten gebruik maakte.
Ik heb [verdachte] voor de eerste keer gezien bij een vergadering van [C]. Tijdens deze vergadering voerden zowel [betrokkene 6] als [verdachte] het woord. [betrokkene 6] was voorzitter van de vergadering en beiden, zijnde [betrokkene 6] en [verdachte], deden het woord ten aanzien van het China-verhaal en de andere projecten.
Als [verdachte] op kantoor van [B] kwam, werd enkel met [betrokkene 6] achter gesloten deuren gesproken.
(...)
13. V, (nummer […], ordner 1.8, blz. 45), opgemaakt d.d. 8 januari 2008 door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], voor zover dit inhoudt:
als verklaring van [betrokkene 7]:
Binnen [B] was er feitelijk maar één persoon die eigenlijk de leiding had en verantwoordelijk was voor het geheel en dat was [betrokkene 6]. Hij bepaalde uiteindelijk wat er gebeurde en niemand anders. Daarnaast stond dan vaak één of meerdere mededirecteuren die op dat moment bij [B] betrokken stonden. Die stonden in principe wel onder [betrokkene 6].
Onder [betrokkene 6] stond aan de ene kant [betrokkene 8], hij was verantwoordelijk voor de klantendossiers, en aan de andere kant stond ik als verantwoordelijke voor de administratie van [B] en de personeelszorg. Daaronder kwam de backoffice die voor wat betreft het klantengebeuren aangestuurd werden door [betrokkene 8] en voor vragen aangaande personeelszorg bij mij terecht konden.
U vraagt mij wie nu eigenlijk al de documenten produceerde binnen [B] zoals prospectussen, presentaties en klantendossiers etc. Dat was dus de backoffice, [betrokkene 8] en ik. De informatie die erin moest werd altijd aangeleverd. Bijvoorbeeld de informatie die in een prospectus of presentatie moest komen werd aangeleverd door [betrokkene 6]. U vraagt mij of er nog andere personen betrokken zijn bij [B]. Ik weet al waar u op doelt. Dat is [verdachte]. Hij was advocaat en was nauw betrokken bij [B]. Hij was met name betrokken bij het gebeuren in Hong Kong. Hij heeft een tijd lang het traject [D] begeleid.
14. V, (nummer […], ordner 1.6, blz. 118-121), opgemaakt d.d. 21 februari 2008 door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover dit inhoudt:
als verklaring van [betrokkene 5]:
In [C] waren diverse informele projecten ondergebracht
Ik ben op verzoek van [betrokkene 6] en [verdachte] tijdelijk als directeur, via Holding [E], van [C] toegetreden. Ik kreeg van [betrokkene 6] en [verdachte] te horen dat ik niets hoefde te doen.
[verdachte] bleef zijn contact met China, hij had aangegeven dagelijks om 04.00 uur met de fabriek te mailen over verkooporders etc, onderhouden terwijl [betrokkene 6] zijn werkzaamheden binnen [C] zelf bleef uitvoeren.
Ik heb ook geen inzage gekregen in de administratie en de handel en wandel van [C].
[betrokkene 6] gaf aan dat hij dit later nog wel een keer zou gaan uitleggen.
Ik had formeel gezien wel de verantwoording over [C]."
- onder het hoofd "de bewijsmiddelen specifiek":
"1. D, inhoudende een vertaling van een proces-verbaal van verhoor van een getuige, opgemaakt door de rechter bij het Amtsgericht (kantongerecht) Viersen, dossiernummer 48 AR 6-09, d.d. 17 september 2009, (ordner 26, map 3), voor zover dit inhoudt:
als verklaring van de getuige [betrokkene 2] (het hof begrijpt: [betrokkene 2]), thans geheten [betrokkene 2]:
p. 4
Ik beheer het vermogen van mijn moeder.
In november 2002 hebben wij een vermogensbeheercontract met [betrokkene 6] gesloten. In 2004 kwam een bepaalde vermogenssom vrij. Het advies (het hof begrijpt: van [betrokkene 6]) was om deze som in [A] te investeren.
Eerder had [betrokkene 6] herhaaldelijk over deze firma gesproken.
Tevens hebben wij een prospectus ontvangen. Verder ontvingen wij een document met een beschrijving van de firma. Volgens deze informatie zou de firma uitgroeien tot het toonaangevende filmbedrijf in Europa. Ons werd verteld dat films zouden worden gemaakt op basis van meerdere scripts van één auteur, genaamd [betrokkene 9]. Op 20 maart 2004 hebben we voor de duur van vijf jaar €50.000,-- geïnvesteerd.
Het filmproject was echter al eerder –namelijk in 2002- van start gegaan.
[betrokkene 6] berichtte dat het project prima verliep. Op basis daarvan hebben wij ingestemd met de investering.
Er was sprake van een schriftelijk overeenkomst, we hebben een contract gesloten. Het contract is gesloten tussen mijn moeder, mijzelf (ik heb volmacht in deze) en de firma [A].
p. 5
[betrokkene 6] was eigenaar van de firma [B]. Ik had het contract nooit afgesloten als [betrokkene 6] mij deze investering niet speciaal had aanbevolen.
p. 6
Het feit dat [betrokkene 6] zelf in de firma had geïnvesteerd, beschouwde ik als een aanbeveling om zelf ook hierin te investeren. [betrokkene 6] is immers beleggingsadviseur.
Ik heb brochures en brieven van [A] ontvangen. Deze werden echter niet door de firma [A], maar door [B] naar mij toegestuurd. Ik heb van [betrokkene 6] twee keer hetzelfde bericht ontvangen waarin stond dat de firma goed liep.
Naar eigen zeggen had [betrokkene 6] het project goed onderzocht en alle medewerkers doorgelicht.
p. 7
Over het risico van de belegging is uitvoerig besproken met [betrokkene 6]. Daarbij werd gesteld dat het project goed was onderzocht en dat [A] dus geen grote risico's met zich meebracht.
Ik ken [verdachte] als advocaat van [betrokkene 6]. Hij was betrokken bij de discussie tussen [betrokkene 6] en [betrokkene 9]. Hij stond ook in het prospectus naast [betrokkene 6] vermeld, en wel als iemand die het project grondig zou hebben onderzocht.
Ik ken [betrokkene 8] als assistent van [betrokkene 6]. Hij was ook bij een gesprek aanwezig.
2. G, (nummer […], ordner 1.9, pag. 99 - 107), opgemaakt d.d. 27 maart 2007 door de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], voor zover dit inhoudt:
als verklaring van de getuige [betrokkene 2]:
[betrokkene 6] had veel informatie over beleggingen via de beurs. [betrokkene 6] was ook werkzaam geweest bij de Salomon Oppenheimer Bank te Dusseldorf. Ik heb verder via een bekende, werkzaam bij de Commerzbank, navraag gedaan over [betrokkene 6] en die vertelde alleen maar goede berichten. Dit had tot gevolg dat ik [betrokkene 6] absoluut vertrouwde.
Ik kreeg steeds overzichten van [B] en ik had ook minimaal 2 keer per jaar een gesprek met [betrokkene 6]. [betrokkene 6] had de volledige volmacht over het vermogen van mijn moeder.
Ik kreeg van [betrokkene 6] de brochure [A] van maart 2004.
Ik heb op advies van [betrokkene 6] belegd in [A] voor een bedrag van 50.000,- euro.
In maart 2004 heb ik met [betrokkene 6] gesproken over [A]. Hij vertelde dat het een zeer goed lopend project was.
In de prospectus was alles rooskleurig beschreven.
[betrokkene 6] vertelde ons in maart 2004 dat een boek verfilmd zou worden.
[betrokkene 6] vertelde dat aan het einde van het jaar alle investeerders zouden worden uitgenodigd en de film zou worden besproken. [betrokkene 6] was zeer lovend en vertelde dat de zaak al een behoorlijk eind op weg was.
[betrokkene 6] heeft mij geadviseerd in [A] te beleggen. Ik heb met mijn man besproken dat het een iets hoger risico was maar [betrokkene 6] vertelde ook zelf geïnvesteerd te hebben, hetgeen geruststellend op ons overkwam.
Op 6 december 2004 schrijft [betrokkene 6] aan ons dat hij [A] aan ons aanbeveelt. [betrokkene 6] heeft tegen ons niet gesproken over een bepaald risico in deze belegging. [betrokkene 6] zei dat wij het konden doen omdat hij [A] goed had onderzocht.
[betrokkene 6] wist dat we niet risicovol wilden beleggen want dat was bij het begin van onze relatie duidelijk door mij gezegd aan [betrokkene 6].
3. een proces-verbaal van verhoor van een getuige, opgemaakt door de rechter- commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank 's-Hertogenbosch, d.d. 22 januari 2009, (ordner 26, map 2), voor zover dit inhoudt:
als verklaring van de getuige [betrokkene 1], van beroep belastingadviseur:
Ik heb samen met mijn vrouw geld in beheer gegeven aan [B].
[B] is ons toen gaan benaderen over het informele project [A].
Wij gingen naar [B] omdat die een vergunning van de AFM had.
Ik heb op advies van [B] geld geleend aan [A].
In de brochure die is samengesteld door Advantis van maart 2004 staan de rentepercentages die wij op de lening zouden ontvangen, het eerste jaar 5, tweede jaar 7,5%, derde 10% en zo oplopend tot 15%.
Wij hebben vertrouwd op de brochure. Daar stond [betrokkene 3] in als accountant.
[betrokkene 6] vertelde dat [betrokkene 3] daar was neergezet om ervoor te zorgen dat het administratief in goede banen werd geleid en om ervoor te zorgen dat de cijfers betrouwbaar waren.
[betrokkene 6] had vertrouwen in [betrokkene 3]. [betrokkene 3] is daar namens [B] neergezet.
Wij kregen de brochure van [betrokkene 6].
4. G, (nummer […], ordner 1.9, pag. 59), opgemaakt d.d. 2 februari 2007 door de verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8], voor zover dit inhoudt:
als verklaring van de getuige [betrokkene 1], van beroep belastingadviseur:
Er is ook gesproken over het verleden van [betrokkene 6]. Hij vertelde dat hij in het verleden veel met beleggingen had gewerkt. Hij had in ieder geval veel ervaring in de beleggingswereld. Wij hadden daarom mede een goed gevoel bij [B]. Hij had heel veel ervaring en hij vertelde dat hij er ook erg succesvol in was. Het zag er allemaal professioneel uit.
5. D, inhoudende een "aanbiedings"-brief van [B] BV, ondertekend door [betrokkene 6], d.d. 27 juni 2004, gericht aan [betrokkene 1] en [betrokkene 10], (ordner 1.9, blz. 334 - 335), voor zover deze inhoudt:
Bijgesloten treft u aan de door Advantis gemaakte presentatie van [A].
(....)
Op grond van alle ons bekende feiten en omstandigheden bevelen wij deze investering dan ook van harte aan.
De aangeboden investeringsmogelijkheid ziet er als volgt uit:
Investeringsomvang: € 1.000.000,-.
Investeringsvorm: Onderhandse lening.
Looptijd: 5 jaar, aflossing na 3 jaar door [A] mogelijk.
Rentepercentage: in het eerste jaar 5%, in het tweede jaar 7.5, het derde 10%, het vierde 12.5% en het vijfde jaar 15%
De investering bedraagt minimaal € 50.000,-.
Wij raden u aan snel te reageren in verband met de gelimiteerde omvang van dit aanbod.
6. D, inhoudende een brochure, getiteld "Bedrijfsprofiel [A] BV, strikt vertrouwelijk" d.d. maart 2004 (ordner 1.9, blz 336 - 351), voor zover dit inhoudt:
Deze presentatie is verzorgd en wordt u aangeboden door Advantis Group Holding BV.
Advantis is een onderneming die zich uitsluitend bezig houdt met het initiëren, structureren en begeleiden van projecten. Advantis is een initiatief van de volgende personen: [betrokkene 6], [betrokkene 3], [betrokkene 11], [betrokkene 8] en [betrokkene 7].
Deze informatie is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid en terughoudendheid opgesteld. De gepresenteerde prognoses worden realistisch en haalbaar geacht.
[A] is van plan producten te ontwikkelen voor een diversiteit aan wereldwijde cinemamarkten. [A] is van plan om de opkomende cinemamarkten in landen als Rusland en China te penetreren. Het doel is de kloof tussen de Hollywood megaproducties en de kleinere Europese producties te overbruggen. [A] heeft een portefeuille van 11 hoofdfilms voor productie in 2004 en 2005 ontwikkeld. Alle films hebben regisseurs van naam, een sterke cast en gerespecteerde Engelse co-producers.
[betrokkene 4] is directeur en groot-aandeelhouder van [A] B.V. en is de drijvende kracht achter deze onderneming.
Uitgaande van het grote aantal top professionals onder de regisseurs en acteurs die hun diensten reeds hebben aangeboden, mogen we concluderen dat de positieve verwachtingen ten aanzien van [A] zeer realistisch zijn.
[betrokkene 4]'s uitgebreide netwerk in de filmwereld, tezamen met alle rechten op haar boeken en screenplays vormt de unieke basis voor haar filmmaatschappij [A].
De kracht van [A] is de brede basis van inkomsten die potentieel kan worden gegenereerd. De vennootschap bezit op dit moment 11 volledig uitgewerkte screenplays, 70 filmrechten waarvan screenplays kunnen worden gemaakt en voor 5 jaar alle auteursrechten van [betrokkene 4].
De verkoop van de zelf ontwikkelde en verworven opties op de filmconcepten levert een direct rendement op voor de vennootschap.
Indien een filmconcept daadwerkelijk wordt verkocht ten behoeve van de realisatie van de film, zal [A] bij voorkeur ook het screenplay leveren en co-producer van de film worden.
Er is een Adviesraad met daarin onder meer [betrokkene 6], vermogensbeheerder, die adviseert omtrent de financiën, [verdachte] die adviseert omtrent de juridische aspecten en [betrokkene 12], een fiscalist.
Hoofdstuk "Geschiedenis".
[A] had in de lente van 2003 een positie in de filmwereld verkregen welke de mogelijkheid bood in 3 jaar te bereiken wat [A] eigenlijk in vijf jaar zou doen.
Vanwege deze ontwikkelingen werd besloten om van 2003 een jaar te maken waarin de fundering voor een veel groter commercieel platform werd gelegd. Dit betekende tevens dat het optimaliseren van de royaltystroom van het literaire werk van [betrokkene 4]'s naar de achtergrond werd verwezen, vanwege het feit dat het veel meer de moeite waard is daarin tijd en energie te steken, zodra kritische massa en exposure zijn bereikt via het succesvol opstarten van diverse films.
Tenslotte is het van belang te beseffen dat een nieuw boek van [betrokkene 4], getiteld "[…]", in de zomer van 2004 gepubliceerd zal worden.
Eenmaal gepubliceerd kunnen andere deals voor die al door [betrokkene 4] geschreven zijn onder veel gunstiger condities gesloten worden, hetgeen de reeds bestaande inkomstenstroom in de onderneming zal versterken.
Hoofdstuk sleutelpersonen:
[betrokkene 13] heeft zeven jaar werkervaring in de filmindustrie.
[betrokkene 14] is afgestudeerd aan de Londense filmschool en beweegt zich in het internationale festivalcircuit.
[betrokkene 3]: teneinde zeker te stellen dat het financiële managment van het bedrijf aan de hoogste eisen voldoet, is besloten [betrokkene 3], accountant, naast [betrokkene 4] aan te stellen als tweede directeur.
Budget 2004:
De uitgaven zijn € 876.610,- , waaronder voor 'outside work' aan Advantis van € 45.000 en aan [B] van € 5.000.
Budget is afgetekend door [betrokkene 4] en [betrokkene 3]
Begroting 2004:
[A] heeft 11 volledig uitgewerkte screenplays tot haar beschikking.
Voor 2004 zijn twee films gepland om in productie te gaan: The Bay of Silence (geregisseerd door Nicola Pecorini, Terry Gilliam als een van de acteurs) en
The Blessing (regisseur George Sluizer. Glenn Close leest het script voor de hoofdrol).
De te verwachten inkomsten 2004:
The Bay of Silence € 796.000,-,
The Blessing € 900.000,- en
Royalty inkomsten uit [betrokkene 4]'s werk, inclusief […] € 150.000,-,
Totaal: € 1.846.000,-.
Deze inkomstenverwachting omvat niet de mogelijke inkomsten uit documentaires, consultancy activiteiten en subsidies.
Conclusie:
Nu de basis klaar is, is [A], in haar tweede jaar, zeer wel in staat substantieel commercieel succes te behalen.
Het feit dat het budget dat in deze brochure is ingevoegd is afgetekend door zowel [betrokkene 4] als de directeur [betrokkene 3] (accountant) spreekt voor het inhoudelijke realiteitsgehalte op het financiële vlak.
Advantis is van mening dat alle cijfers zijn gebaseerd op conservatieve schattingen.
7. D, inhoudende lijst van leninggevers betreffende: [A] (ordner 1.9, blz. 180), voor zover dit inhoudt:
Naam Woonplaats Lening Startdatum
[betrokkene 1] Overloon 50.000 06-08-04
B. [betrokkene 2] Schwalmtal 50.000 20-03-04
8. G, (nummer IJSPJ63.G06, ordner 1.9, pag. 330-333), opgemaakt d.d. 4 oktober 2007 door de verbalisant [verbalisant 9], voor zover dit inhoudt:
als verklaring van getuige [getuige 1]:
p. 331
[betrokkene 6] heeft dit project bij mij geïntroduceerd en uitgelegd wat het inhield.
Ik kan me herinneren dat [verdachte] ook bij dit project betrokken was. Ik weet namelijk dat er een internationale structuur was opgezet voor de onderneming. Dat was meestal het werk van [verdachte].
De problemen die na april 2004 duidelijk voor mij werden betroffen het verschil in inzicht met betrekking tot de vergoedingsstructuur en de duur en omvang van de Royalty inkomsten voor [A] BV. Ook was er een vermenging van privé en zakelijke uitgaven binnen de onderneming.
Tussen de periode april 2004 en augustus 2004 werd mij in ieder geval bekend dat de overeenkomsten die waren aangegaan over de royalty inkomsten nog niet waren getekend of in ieder geval nog niet waren afgewikkeld zoals verondersteld mocht worden.
p. 332
In augustus 2004 had ik een beeld van [A]. Het was zodanig dat ik het niet verantwoord vond om cliënten te laten investeren in de onderneming. Ik had daarover een heftige discussie met [betrokkene 6]. Hij vond dat ik niet had voldaan aan de verwachte funding. Hij eiste eigenlijk van ons, [betrokkene 5] en mij, dat we cliënten belden en dat we ze zouden bewegen om een lening te verstrekken aan [A]. Ik weigerde dat vanwege het feit dat ik het niet verantwoord vond, het risico op verlies was te groot. Hij wilde ons laten zien hoe je mensen eenvoudig kon bewegen om te investeren in een onderneming als [A].
In ons bijzijn heeft hij toen een cliënt gebeld,
[betrokkene 15] en naar ik meen [betrokkene 16]. Aan de telefoon spiegelde hij aan hen een totaal ander beeld voor van de onderneming [A] dan de reële situatie op dat moment. Het risico van de investering bleef onderbelicht. Welke woorden hij precies gebruikte weet ik niet meer, maar het stond haaks op de reële situatie. Het waren oneigenlijke argumenten. Binnen 15 minuten had hij twee gesprekken gevoerd en de cliënten overgehaald om te investeren in [A].
9. een proces-verbaal van verhoor van een getuige, opgemaakt door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank 's-Hertogenbosch, d.d. 28 november 2008, (ordner 26, map 1), voor zover dit inhoudt:
als verklaring van de getuige [getuige 2]:
p. 1
De raadsman vraagt mij wat er afgesproken was over die royalty's. Wij gingen af op wat [betrokkene 4] zei. De raadsman houdt mij voor dat er in het dossier een niet getekende overeenkomst zit met betrekking tot de royalty's. Dat kan.
p. 2
[betrokkene 4] vond dat ze te weinig kreeg en daarom tekende ze niet.
De raadsman vraagt mij over de informatie die naar buiten ging om de investeerders te trekken, wie verantwoordelijk was voor de teksten in de brochures. Dat was [B]. Wij verschaften de informatie en [B] maakte daarvan een brochure.
Mr. Pen houdt mij voor dat ik bij de politie heb verklaard dat de reden dat het niet zo goed ging met [A] was gelegen in het feit dat er te weinig funding was en ook het uitgavenpatroon van [betrokkene 4]. Zij bleef maar geld uitgeven en dan wordt het een lastig verhaal.
Mr. Pen houdt mij voor uit mijn verklaring bij de politie dat ik heb gezegd "ik heb zelf mijn investeringsklanten niet benaderd voor dit project, mede omdat er nog niemand getekend had". Ja, dat klopt. [betrokkene 4] wilde dat ik op pad ging met een soort afbakbroodje. Ik wilde dat niet, ik wilde dat er eerste een regisseur was. Ik bedoelde met dat er niemand getekend had, dat geen regisseur, geen castingbureau, helemaal niemand getekend had. [betrokkene 4] verwarde 'geïnteresseerd' met "on board" zijn.
p. 4
[verdachte] was de juridisch adviseur van [betrokkene 6]. Hij is later wel met optiecontracten bezig geweest maar dat was tussen [betrokkene 4] en hem.
10. V, (nummer […], ordner 1.9, pag. 441-446), opgemaakt d.d. 9 januari 2008 door de verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11], voor zover dit inhoudt:
als verklaring van medeverdachte [betrokkene 3]:
p. 443
Wat ik aantrof was een heel klein gedeelte van de royalty's. Deze waren afkomstig van een uitgever te Nederland. Dit was nog geen 10% van het budget.
11. D, inhoudende een verslag van een vergadering, getiteld "Meeting Advantis" van 2 mei 2003, plaats [B] Venlo, waarbij "allen" (het hof begrijpt: alle bestuurders) aanwezig waren, (ordner 1.9, blz 237 - 238), voor zover dit inhoudt:
3.[A]
[betrokkene 6] (het hof begrijpt: [betrokkene 6]) geeft aan dat het gevoel rondom [A] langzaam aan minder goed wordt.
12. V, (nummer […], ordner 1.9, pag. 458-466), opgemaakt d.d. 15 januari 2008 door de verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10], voor zover dit inhoudt:
als verklaring van medeverdachte [betrokkene 6]:
p. 460
Wie introduceerde het project [A] B.V. bij de beleggers/investeerders?
Antwoord: We hebben brochures verstuurd aan onze klanten en we hebben de brochures ook afgegeven aan klanten bij wie we op bezoek waren. Wat mij bijstaat is dat ik dat gedaan heb.
Hoe werd [A] B.V. bij de investeerders gebracht?
Antwoord: Ik vertelde uitgebreider over hetgeen in de brochure stond. Ik vertelde dat de combinatie tussen een [getuige 2] met een financiële en betrouwbare achtergrond en de creatieve geest van Lisa in theorie tot een heel mooi resultaat zouden moeten leiden.
p. 461 en 462
Hoe was de situatie in [A] in 2003?
Antwoord: [getuige 2] begon te klagen over het gedrag van [betrokkene 9] bij mij en bij [betrokkene 12] en mogelijk bij [betrokkene 7]. [betrokkene 9] deed hetzelfde maar dan over [getuige 2] bij mij en bij [betrokkene 12].
[getuige 2] klaagde over het feit dat ze niet te controleren was en dat hij geen toezicht over het budget kon houden. [betrokkene 9] klaagde over het feit dat [getuige 2] niets deed en zij niet met hem kon praten en dat hij onvoldoende voortgang maakte met de filmfinanciering.
Er is overleg geweest tussen de leden van de adviesraad. Iedereen was daar van op de hoogte.
[getuige 2] werd vervangen door [betrokkene 3].
Wie heeft het bedrijfsprofiel maart 2004 van [A] gemaakt?
Antwoord:
U toont hem mij en ik zie dat de brochure gemaakt is door Advantis Group holding. [betrokkene 4] zal de gegevens met betrekking tot de films en activiteiten van [A] B.V. hebben aangeleverd. [betrokkene 3] en [betrokkene 4] moesten het budget maken. Ik zal [betrokkene 1] en [betrokkene 7] opdracht gegeven hebben om de brochure te maken en de informatie van [betrokkene 4] en [betrokkene 3] daarin te verwerken.
Ik ben niet teruggegaan naar het verleden, om te controleren of er royalty's binnen zijn gekomen. [betrokkene 4] vertelde dat de royalty's van de afgelopen jaren nog bij andere agenten waren. Ze vertelde mij dat alles nog zou komen. Ze vertelde mij een redelijk verhaal daarover en allen vertrouwden erop dat die royalty's zouden komen. Ik had ook wel het idee dat [betrokkene 4] de royalty's misschien achterhield omdat de samenwerking niet liep tussen haar en [getuige 2]. Bij het gesprek waarin [betrokkene 4] dat vertelde waren ook [betrokkene 12] en [verdachte] aanwezig.
Het achterblijven van de royalty's betekent toch ook dat de buffer er niet is en dat dan toch ook het risico voor de beleggers groter wordt?
Antwoord: Ja, alleen in het geval dat het mislukt. Ik vond, in dat tijdsmoment, niet dat ik de beleggers daar over in hoefde te lichten.
Wie heeft zich met de inhoud het bedrijfsprofiel bezig gehouden.
Antwoord: Zoals ik eerder verklaarde heb ik opdrachten uitgezet om de brochure te maken. Toen deze klaar was heb ik hem wel gelezen om de inhoud te kennen en er mijn goedkeuring aan te geven.
p. 465
Het valt me trouwens ook op dat [verdachte] bij een behoorlijk aantal meetings aanwezig is geweest. Ik zeg dit juist omdat ik deels zijn verklaringen heb gelezen en hij juist zegt dat hij niet zo veel betrokkenheid had.
13. V, proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof s'-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, d.d. 12 april 2012, voor zover dit inhoudt:
Als verklaring van medeverdachte [betrokkene 6]:
Het feit dat ik [betrokkene 3] accountant heb genoemd, is fout geweest.
14. V, (nummer […], ordner 1.5, blz. 50), opgemaakt d.d. 8 januari 2008 door de verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11], voor zover dit inhoudt:
als verklaring van [betrokkene 3]:
Vraag:
Wat waren uw werkzaamheden voor [B] BV?
Antwoord:
Dit waren puur accountantswerkzaamheden in die tijd. Zoals ik al verklaard heb het samenstellen van de jaarrekeningen etc waarvoor ik betaald werd door [B] BV. Op dat moment was ik ook net zelfstandig en had ik mijn eigen administratiekantoor.
Als ik het over mijn bedrijf heb, zeg ik altijd mijn administratiekantoor. Ik mag mijzelf geen accountantskantoor noemen omdat ik daar geen diploma's voor heb. Ik mag mij zelf geen accountant noemen. Ik heb geen RA of AA status.
15. D, inhoudende een verslag van een vergadering, getiteld "Meeting [verdachte]/ [betrokkene 6]" van 7 maart 2003, plaats Postiljon Hotel, Arnhem, (ordner 1.17 TTS, blz 389), voor zover dit inhoudt:
[A]
Overeenkomst [A] moet geheel opnieuw. [verdachte] stuurt door naar Russell Advocaten en rekening (geschat ca 5.000 tot 10.000) wordt betaald door [Q]. [verdachte] draagt zorg voor toezending naar Russell en laat [betrokkene 1] of [betrokkene 7] weten wanneer Russell klaar is. [verdachte] communiceert dit ook naar [betrokkene 12].
16. D, inhoudende mail van [betrokkene 3] aan [betrokkene 8] en in de CC [betrokkene 4], getiteld "Funding" van 29 juni 2004, (ordner 1.9, blz 266), voor zover dit inhoudt:
Ondanks toezeggingen welke zijn gedaan in ons gesprek afgelopen vrijdag in Maarsbergen is tot op heden geen geld van investeerders binnengekomen.
Deze situatie stemt mij erg zorgelijk aangezien ik momenteel de huisbaas alswel de werknemers binnen [A] niet kan betalen.
Wederom kom ik in een situatie terecht van non paying bills.
Dringend verzoek ik nu [B] mij kenbaar te maken of en op welke wijze op korte termijn liquide middelen ter beschikking worden gesteld.
Heren we hebben niet veel tijd meer.
17. D, inhoudende een brief aan [A] BV, betreft "Beëindiging directeurschap en opzegging managementovereenkomst", ondertekend door [F] BV, d.d. 16 juli 2004, gericht aan de aandeelhouders, (ordner 1.9, blz. 268), voor zover deze inhoudt:
Hierbij deel ik U mede dat ik mijn functie als directeur per 30 september ter beschikking stel. Middels steeds verder gaand onderzoek is mij gebleken dat tot op heden geen enkele zekerheid kan gelden dat het door mij destijds mede ondertekende budget voor 2004 gehaald zal worden. Sterker nog een essentiële inkomensbron, de royalty's, geven mij ernstige twijfels over de juistheid van het voorgestelde budget. Tot op vandaag heeft [betrokkene 9] geen enkel overtuigend bewijs kunnen leveren dat deze royalty's bij [A] zullen binnenkomen. In 2003 heeft [A] eveneens geen royalty's ontvangen.
18. D. inhoudende een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel te Woerden, d.d. 13 oktober 2006, alsmede de handelsregisterhistorie (ordner 1.9, pag. 123- 127), voor zover dit inhoudt:
Als naam van de rechtspersoon:
Rechtspersoon: Besloten vennootschap
Naam: [A] B.V.
Statutaire zetel: Venlo
Correspondentieadres:[adres]
Akte van oprichting: 20 december 1995
De rechtspersoon is in staat van faillissement verklaard bij rechterlijke uitspraak van 25 oktober 2005.
Ondernemingsactiviteiten gestaakt per: 25-10-2005
Enig aandeelhouder:
Naam:[G]
Adres: [adres].
Enig aandeelhouders sedert: 4 november 2002
Bestuurder:
Naam: [betrokkene 9]
Geboortedatum en –plaats: [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats], Verenigd Koninkrijk.
Handelsregisterhistorie:
Functionarisgegevens uitgetreden functionarissen:
Naam: [getuige 2]
Geboortedatum en –plaats: [geboortedatum] 1952, [geboorteplaats], Argentinië,
Infunctietreding: 5 maart 2002
Bevoegdheid: alleen/zelfstandig bevoegd
Uit functie: 16 januari 2004
Naam: [betrokkene 3]
Geboortedatum en –plaats: [geboortedatum]-1956, [geboorteplaats]
Infunctietreding: 16-01-2004
Bevoegdheid: Alleen/ zelfstandig bevoegd
Uit functie: 15-11-2004
19. V, ([…], pag. 424 - 432, ordner 1.9), opgemaakt d.d. 8 januari 2008 door de verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 4], voor zover dit inhoudt:
als verklaring van medeverdachte [betrokkene 7]:
Ik kan mij het volgende informele project herinneren:
p. 428
[A]. Betreft een project in 2002 - 2003. Er heeft hier volgens mij één fundingronde plaatsgevonden van rond de 1,5 miljoen euro. Dit betrof een lening. De rest van het geld zou uit de verkoop van de royalty's moeten komen van haar boeken. Dat liep mis en het ging failliet. De mensen hebben hun geld niet terug gekregen. Volgens mij kwam dat doordat [betrokkene 4] te veel geld uitgaf aan overhead kosten zoals de huur van een heel duur pand in Amsterdam.
p. 429
Vraag: Onder wiens verantwoordelijkheid vielen die projecten?
Antwoord: Die vielen onder de verantwoording van [betrokkene 6] en [verdachte]. Zij hadden zelf in dit project ook een belang. U geeft aan dat in een aantal projecten Advantis Group Holding BV de initiatiefnemer was. Dat klopt. Op papier was het in een aantal gevallen de Advantis Group Holding BV waar ik ook middels mijn Holding BV in vertegenwoordigd was als bestuurder. Het waren [betrokkene 6] vanuit [B] en in enkele gevallen ook
[verdachte] die gezamenlijk die projecten inbrachten en uiteindelijk presenteerden ten overstaan van de investeerders.
p. 430
Vraag: Wie had de aandelen van Advantis Holding?
Antwoord: Ik dacht [H] B.V. voor 30 %, [F] voor 30%, [betrokkene 17] met [I] B.V. voor 30%, [J] B.V. voor 5% en [K] B.V. eveneens voor 5%.
Vraag: Hoe en door wie werd een niet beursgenoteerd project (informeel) dan eigenlijk opgezet of hoe kwam men daaraan?
Antwoord: Voor zover ik weet werden projecten vanuit allerlei bronnen aangedragen bij [B]. In dit geval dus [betrokkene 6].
Vraag: Welke informatie werd dan voor die presentatie gebruikt?
Antwoord: De cijfers voor een presentatie kreeg ik van [betrokkene 6] aangeleverd of rechtstreeks van degenen die met het project bezig waren en die cijfers moest ik dan van [betrokkene 6] in de presentatie verwerken.
p. 431
Vraag: Hoe werden de brochures geregeld. Inhoud en opzet.
Antwoord: Dat kwam uit de koker van [betrokkene 8] of mij. In sommige gevallen werd zelfs een reclamebureau ingehuurd. Daarbij werd echter altijd uitgegaan van de informatie zoals die werd aangeleverd.
Vraag: wat waren de taken van de leden van Advantis Holding?
Antwoord: [betrokkene 17] zat er bij als ervaren ondernemer. Hij bracht zijn ondernemersexpertise in.
[betrokkene 6] bracht de financiële expertise in. [betrokkene 3] de fiscale en administratieve expertise. [betrokkene 8] en ik zaten er bij als administratieve ondersteuning zoals het maken van brochures.
Vraag: Had [verdachte] ook een taak binnen Advantis Holding en zo ja welke?
Antwoord: [verdachte] heeft een rol gehad bij dit informele project als juridisch adviseur.
20. V, ([…], pag. 418 - 423, ordner 1.9), opgemaakt d.d. 8 januari 2008 door de verbalisanten [verbalisant 2] en J.W. Vos, voor zover dit inhoudt:
als verklaring van medeverdachte [betrokkene 8]:
p. 419
Tijdens een meeting van de Advantis Group Holding werd door [betrokkene 6] een presentatie gegeven over [A]. Bij deze bespreking, meeting van Advantis waren aanwezig [betrokkene 6], [betrokkene 17], [betrokkene 7], [betrokkene 3] en ik. Na de introductie werd gezamenlijk besloten dat er een plan moest komen en we er verder naar zouden kijken. Toen heeft [betrokkene 4] samen met [getuige 2] [het hof begrijpt: [getuige 2]] een soort business plan uitgewerkt wat later gepresenteerd was. Toen dit rond was en de leden van Advantis er mee uit de voeten konden, werd een brochure opgesteld. De brochure werd opgesteld door [betrokkene 17] onder regie van [betrokkene 6].
In de brochure was een fundings behoefte gedefinieerd. Vervolgens zijn de brochures gestuurd naar potentiële investeerders, welke cliënt waren bij [B]. Door de cliëntenmanagers van de cliënten van [B] werd actief gebeld naar cliënten om geld te werven voor
[A].
Ook zouden er Royalty's in [A] worden gebracht door [betrokkene 4].
Advantis had een belang in de onderneming [A] en leverde het geld voor [A]. [betrokkene 6] had hierdoor invloed op de bedrijfsvoering van [A].
p. 421
Binnen [A] was maar een persoon eindverantwoordelijk, namelijk [betrokkene 6]. Het was [betrokkene 6] die voor het geld zorgde en de uiteindelijk beslissingen nam, ondanks de invloed van [betrokkene 4].
Het project [A] BV werd onder de noemer van Advantis Group Holding gebracht. Vervolgens werd hier door de cliëntenmanagers van [B] achteraan gezeten.
[betrokkene 6] wist wat er aan informeel kapitaal nodig was. Er werd door [betrokkene 6] gezegd hoeveel nodig was en er werd per cliëntenmanager [B] gezegd voor hoeveel geld deze moest zorgen. Men deed vervolgens wat door [betrokkene 6] gezegd werd en er werden volgens mij verder geen vragen gesteld.
p. 422
U houdt mij voor dat bij de eerste fundingsronde, in 2002, € 900.000 werd geleend aan [A] B.V. en u vraagt mij wat er is gebeurd met het geld.
Dat is onder meer opgegaan aan de kosten binnen [A].
21. een proces-verbaal van verhoor van een getuige, opgemaakt door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank 's-Hertogenbosch, d.d. 5 november 2008, (ordner 26, map 1), voor zover dit inhoudt:
als verklaring van de getuige [betrokkene 9]:
p. 2
U vraagt over welke brochure dit gaat. Dat ging over welke films ontwikkeld zouden worden en wat de verwachtingen zouden zijn. Dat was de kerninformatie voor [B]. Toen is er een brochure gemaakt door [B] en Advantis, die naam stond op de brochure. Die brochure klopte niet erg. De brochure was heel amateuristisch, er waren wat dingen bij elkaar gegooid. [getuige 2] en ik hebben tegen [B] gezegd dat de brochure niet voldeed.
Ik sprak met filmproducenten en productiemaatschappijen die geld stopten in films van anderen.
p. 3
Er werd afgesproken dat ik alle opties die ik in eigendom had zou inbrengen. Dat ik mijn rechten zou lenen aan [A] en dat ik royalty's zou inbrengen.
p. 4
Ik was degene die de titels in eigendom had.
Mr. Jongeling houdt mij blz. 143 t/m 146 voor (het hof begrijpt: Agreement between [G] Ltd. and [A] BV ). Het was het document dat we gebruikten voor het echte contract kwam. De doorhalingen heb ik nooit gezien, het is niet mijn handschrift. Dit is niet het hoofdcontract.
Ik heb [verdachte] gesmeekt om een contract op te stellen. Maar dat was niet dit stuk. Dit document is met plak- en knipwerk gemaakt met stukken uit een memo van een mondelinge overeenkomst. Sommige dingen herken ik niet. Blz. 156 stond niet in de originele memo.
We hebben anderhalf jaar lang gevraagd een contract op te stellen om de rechten die ik had met [A] te regelen. Dat is niet gebeurd.
22. G, (nummer […], ordner 1.9, pag. 286-292), opgemaakt d.d. 27 maart 2007 door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 7], voor zover dit inhoudt:
als verklaring van getuige [getuige 2]:
p. 287
[B] zou de funding regelen.
De afspraken zijn gemaakt door [betrokkene 6].
FDC heeft een presentatie gemaakt betreffende [A]. Wat kunt u over de inhoud van deze presentatie verklaren?
- Ik ken de presentatie.
p. 289
Was [betrokkene 6] op de hoogte van de inhoud van de presentatie?
- Ja, [betrokkene 6] en de rest van [B] waren op de hoogte van de presentatie.
23. een proces-verbaal van verhoor van een getuige, opgemaakt door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank 's-Hertogenbosch, d.d. 27 november 2008, (ordner 26, map 1), voor zover dit inhoudt:
als verklaring van de getuige [betrokkene 12]:
p. 1
Mr. van der Bent zegt mij dat hij vragen wil stellen over [A]. Hij vraagt mij of ik dat project ken en daarbij betrokken was. Ja dat klopt.
De raadsman vraagt mij wie daar nog meer bij betrokken waren.
Als het om juridische zaken ging was dat [verdachte], als het om financiële zaken ging was dat [betrokkene 6].
Mr. van der Bent vraagt mij wie zich heeft beziggehouden met het tot stand brengen van de licentieovereenkomsten. Ik heb er op gewezen dat het moest gebeuren, de uitwerking daarvan, dus het contract is door [verdachte] gedaan.
p. 2
Men was eindeloos bezig maar kwam nooit met iets tastbaars. Mr. Pen vraagt of [betrokkene 6] en [verdachte] daar een verantwoordelijkheid in hadden. Ja, in de zin van haar (het hof begrijpt: [betrokkene 9]) op de vingers tikken dat de prestaties niet gehaald werden. Mr. Pen vraagt of ik een beeld had van de contacten tussen Lisa en [betrokkene 6]. Als ze elkaar niet zagen, belden ze elkaar wekelijks.
Mr. Pen vraagt om hoeveel royalty's het ging. Zij hield dat angstvallig verborgen om hoeveel het ging.
p. 4
[betrokkene 9] luisterde alleen naar [betrokkene 6] en verder naar niemand.
24. D, inhoudende een verslag van een vergadering, getiteld "Meeting Advantis" van 13 januari 2003, plaats [B] BV Venlo, waarbij [betrokkene 6].
[verdachte], [betrokkene 11], [betrokkene 7] en [betrokkene 8] aanwezig waren, (ordner 1.17 TTS, blz 387), voor zover dit inhoudt:
Er is een contract afgesloten voor Advantis tbv Euro 40.000,- voor een periode van 3 jaar, 5% geïndexeerd.
Transfer van de aandelen van [betrokkene 6] naar [A] wordt aan gewerkt.
25. D, inhoudende een brochure, getiteld "Bedrijfsprofiel [A] BV, strictly Confidential" d.d. september 2002 (ordner 1.9, blz 234), voor zover dit inhoudt:
Prognose omzet en rendement [A] (in €)
Advieskosten (het hof begrijpt voor Advantis en [B]) 50.000
26. D, inhoudende een brochure, getiteld "Bedrijfsprofiel [A] BV, strikt vertrouwelijk" d.d. maart 2004 (ordner 1.9, blz 346), voor zover dit inhoudt:
Financiële Parameters
Budget 2004 €
Advantis 45.000
[B] 5.000
27. D, inhoudende een verslag van een vergadering, getiteld "Meeting [verdachte]/ [betrokkene 6]" van 7 maart 2003, plaats Postiljon Hotel, Arnhem, (ordner 1.17 TTS, blz 389), voor zover dit inhoudt:
[A]
Overeenkomst [A] moet geheel opnieuw. [verdachte] stuurt door naar Russell Advocaten en rekening (geschat ca 5.000 tot 10.000) wordt betaald door [Q]. [verdachte] draagt zorg voor toezending naar Russell en laat [betrokkene 1] of [betrokkene 7] weten wanneer Russell klaar is. [verdachte] communiceert dit ook naar [betrokkene 12]."
2.2.3.
Het Hof heeft voorts het volgende overwogen:
- omtrent de rol van de verdachte in de tenlastegelegde zaken:
"Verdachte heeft aangevoerd dat, zo al sprake is geweest van oplichting, hij daaraan onschuldig is, alleen al omdat zijn rol zich doorgaans beperkte tot die van advocaat van [B] bv. Het hof heeft echter vastgesteld dat de bijstand, die de verdachte verleende aan [B] bv en de daaraan gelieerde personen en vennootschappen, veel verder ging dan enkel advisering en ondersteuning op juridisch gebied. Hij fungeerde als bestuurder van [L], later als directeur en nog weer later lid van de Supervisory Board van [M], was lid van de Raad van Advies van [A] en aandeelhouder van [G], en liet zijn derdengeldrekening te Hong Kong gebruiken voor het doen van stortingen ten behoeve van TTS. Hij was alleen al daardoor in aanmerkelijke mate zakelijk betrokken bij de activiteiten van [B] en de daarmee gelieerde personen en vennootschappen, voor zover die zich uitstrekten tot informele projecten. Bovendien had hij zelf een aanmerkelijk financieel belang bij het welvaren daarvan. In het nader te bespreken [C]-project speelde hij zelfs een centrale rol. Op grond hiervan verwerpt het hof het gevoerde verweer. Voor zover verdachte op bijeenkomsten met potentiële of daadwerkelijke beleggers werd voorgesteld als de advocaat van [B], of zichzelf als zodanig voorstelde, was naar het oordeel van het hof sprake van een scheve voorstelling van zaken."
- en ten aanzien de bewezenverklaring in het bijzonder:
"Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en zijn mededader(s) in strijd met de waarheid hebben medegedeeld, dat een accountant ([betrokkene 3]) was aangesteld als directeur van [A] B.V., dat mede daardoor het financiële management van en/of de financiële controle op [A] B.V. gegarandeerd was alsmede dat de bestaande en nieuwe auteursrechten van [betrokkene 4] in bezit/eigendom waren van [A] B.V. Het hof merkt dit aan als een samenweefsel van verdichtsels in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof baseert zich daarbij onder meer op de verklaring van [betrokkene 6] ter terechtzitting in hoger beroep waar hij heeft verklaard dat [betrokkene 3] inderdaad geen accountant was en dat dit in de schriftelijke informatie - die aan (potentiële) investeerders is verstrekt - ten onrechte is vermeld. [betrokkene 9] zelf heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij haar rechten slechts zou uitlenen en de royalty's zou inbrengen in [A] B.V. maar dat zij de fundamentele contracten daartoe nooit heeft ondertekend.
[getuige 2] heeft verklaard dat [betrokkene 4] niet heeft getekend omdat er geen overeenstemming tot stand kwam met betrekking tot de vergoeding die zij zou ontvangen voor haar rechten.
Het door de [betrokkene 6] ter terechtzitting van 17 april 2012 overgelegde document met de daarin neergelegde overeenkomst doet daaraan niet af. Immers, uit de inhoud van die overeenkomst blijkt niet dat de bestaande en de nieuwe auteursrechten van [betrokkene 4] in bezit / eigendom kwamen van [A] BV terwijl voorts - anders dan de verdachte stelt - die "agreement" niet is ondertekend door voornoemde [betrokkene 4]. In dit verband overweegt het hof dat op p. 4 van dit document (I) bij "signed" niets is vermeld en (II) weliswaar elders met de hand is geschreven "[betrokkene 9]" doch dat dit is op de plaats van de voorgedrukte - en doorgehaalde - naam "[betrokkene 4]". Gelet hierop en in aanmerking genomen de hiervoor genoemde verklaring van [betrokkene 9] dat zij de fundamentele contracten nooit heeft ondertekend, acht het hof het niet aannemelijk dat het stuk meer is dan een conceptversie."
2.3.
Het Hof heeft kort gezegd bewezenverklaard dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tezamen en in vereniging plegen van oplichting. Dat oordeel is, gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, niet onbegrijpelijk, nu het Hof heeft vastgesteld (i) dat de bijstand die de verdachte als lid van de Adviesraad verleende "veel verder ging dan enkel advisering op juridisch gebied" en (ii) de verdachte zelf een aanmerkelijk financieel belang had bij het welvaren van de projecten en het Hof kennelijk en niet onbegrijpelijk uit de bewijsmiddelen heeft afgeleid dat (iii) de brochure, getiteld "Bedrijfsprofiel [A] BV" in strijd met de waarheid de in de bewezenverklaring van feit 2D genoemde mededelingen inhield en (iv) dat de verdachte wist dat op basis van die brochure investeerders zouden worden gezocht. In het licht hiervan geeft 's Hofs kennelijk oordeel dat de verdachte als medepleger bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn mededaders bij de in de bewezenverklaring van feit 2D genoemde oplichtings-handelingen niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin onbegrijpelijk. Derhalve is de bewezenverklaring toereikend gemotiveerd.
2.4.
Het middel faalt.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 2E ontoereikend is gemotiveerd. Meer in het bijzonder zou uit de bewijsmiddelen niet kunnen volgen 's Hofs oordeel dat het '[N]-project' een waarde heeft van € 9.000.000,-.
3.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 2E bewezenverklaard dat hij:
"in de periode tussen 3 september 2003 en 1 juli 2005 in Nederland tezamen in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een listige kunstgreep, [betrokkene 18] en [betrokkene 19] en [O] B.V. heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van steeds EUR 250.000,-, hebbende hij, verdachte, en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid de door hem, verdachte, en zijn medeverdachte in [C] B.V. in te brengen (aandelen)belangen in de onderneming [N] te hoog gewaardeerd."
3.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, op het volgende bewijsmiddel:
"9. D, inhoudende een presentatie, getiteld "[C] BV", d.d. oktober 2003 (ordner 1.11, pag. 492-505), voor zover dit inhoudt:
(...)
p. 501
[N] SA/ [P] SA
In onze steeds bewuster levende maatschappij zien we reeds jaren een groeiende belangstelling voor biologische producten en processen. Consumenten zien de mogelijkheden tot kwaliteitsverbetering van hun dagelijkse leven door gebruik van biologische producten. Deze producten zijn reeds lang het niveau van de kleine ideële winkels ontgroeid en zijn thans op ruime schaal in de schappen van de supermarkten te vinden.
[N] SA heeft in 2002/2003 een zeer slechte start gekend, waarbij met name de praktijken van een oud-directeur van de Belgische dochtermaatschappijen hebben geleid tot het uiteindelijke faillissement van voornoemde dochtermaatschappijen.
[P] SA heeft zich tot doel gesteld binnen maximaal 1 jaar een aantal biologische producten op een zodanige manier te ontwikkelen, dat deze na deze periode zo spoedig mogelijk commercieel vermarkt kunnen worden.
Verwachte opbrengst
%eigen-dom | % naar in-vesteerder | Waarde na periode | Factor | Verwachte aangroei van investering | Uitgangspunt rendement | Waarde nu |
5% | 20% | €1.500.000 | 12 | €180.000 | 100% | €90.000 |
3.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van deze bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Het aandelenkapitaal van [C] bedroeg nominaal EUR 90.000,-. Hiervan werd in totaal 12 % verworven door drie investeerders, [O] bv, [betrokkene 18] en [betrokkene 19], tegen een inbreng van telkens EUR 250.000,-. De overige 88 % van het aandelenkapitaal werd verworven door [Q] bv, welke vennootschap toen onder zeggenschap stond van verdachte en zijn medeverdachte [betrokkene 6]. Verwacht zou mogen worden dat hun inbreng een tegenwaarde zou vertegenwoordigen van EUR 5.500.000,-. De waarde van die inbreng is echter niet (afzonderlijk) vastgesteld, laat staan door een terzake deskundige, zoals bijvoorbeeld een registeraccountant. [betrokkene 6] heeft verklaard dat deze waarde door hem is bepaald, aan de hand van uit de projecten afkomstige gegevens. Alleen ten aanzien van IBG waren die gegevens (zij het met een heel ander doel) door een accountant opgesteld. Het aldus bepaalde, aangeduid als de 'actuele waarde', werd vermenigvuldigd met een omrekeningsfactor, waarin de (groei)potentie van het project tot uitdrukking werd gebracht. Het hoeft geen betoog dat over de potentie van informele - en in wezen sterk speculatieve - projecten heel verschillend kan worden gedacht. Het hof zal zich daarom beperken tot wat werd aangeduid als de actuele waarde van de projecten.
De op de beschreven wijze bepaalde actuele waarde van de projecten is weergegeven in een schriftelijke presentatie van [C] bv die in oktober 2003 aan de potentiële beleggers werd verstrekt. Die weergave geschiedde per project in een afzonderlijk staatje, en vervolgens nogmaals gecumuleerd in wat werd aangeduid als een begroting. De daarin vermelde actuele waarde betreft (zo volgt uit de omtrent het IBG-project gepresenteerde cijfers) alleen die van het in [C] in te brengen (cq reeds ingebrachte) deel van ieder project. (...)
Aan het (aandeel in het) [A]-project werd een actuele waarde toegekend van EUR 180.000,-. Gelet op de omstandigheid dat het hier 20% betrof van een aandeel van 10%, betekent dit dat het totale project een actuele waarde zou hebben van EUR 9.000.000,-. Het hof acht dit weliswaar onwaarschijnlijk hoog voor een project, dat zich nog in een aanloopfase bevond, maar heeft onvoldoende aanknopingspunt gevonden voor het oordeel dat de waarde van het project listiglijk, bedrieglijk en in strijd met de waarheid op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Aan het (aandeel in het) [N]-project werd een actuele waarde toegekend van in totaal EUR 90.000,-. Gelet op de omstandigheid dat het hier 20% betrof van een aandeel van 5%, betekent dit dat het totale project toevalligerwijs eveneens een waarde zou hebben van EUR 9.000.000,-.
Deze waarde is naar het oordeel van het hof eveneens onwaarschijnlijk hoog. Ten aanzien van [N] stelt het hof vast dat het [betrokkene 6] al in maart 2003 bekend moet zijn geweest dat dit project in een uiterst penibele situatie was geraakt."
3.3.
Blijkens de hiervoor weergegeven bewijsoverweging heeft het Hof uit de onder 3.2.2. vermelde tot het bewijs gebezigde presentatie getiteld "[C] B.V." afgeleid dat aan het in "[C]" door de verdachte en zijn medeverdachte(n) in te brengen deel van het "[N]-project" een 'actuele waarde' werd toegekend van € 90.000,-. Voorts heeft het Hof uit hetzelfde bewijsmiddel afgeleid dat deze 'actuele waarde' 20% betrof van het door de verdachte en zijn medeverdachte(n) ingebrachte aandeel van 5% in het "[N]-project", zodat de totale waarde van dat "[N]-project" € 9.000.000,- zou bedragen. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk.
3.4.
Het middel faalt.
4. Beoordeling van het vierde middel
4.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van
feit 3, voor zover inhoudende dat "de verdachte, in handen van de civiele rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen", niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
4.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat hij:
"op 24 november 2005 te Roermond ter terechtzitting van de civiele rechter als getuige in de zaak tegen de verweerder [R] Ltd., nadat hij, verdachte, in handen van de civiele rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede/belofte vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - heeft verklaard
- dat de Hong Kong vennootschap [L] hem, verdachte, onbekend was;
- dat hij, verdachte, er niet van op de hoogte was dat [B] gevraagd heeft de optie-fee van 250.000 pond over te maken naar [L]."
4.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, op het volgende bewijsmiddel:
"1. De beschikking van de rechtbank Roermond in de zaak van [betrokkene 11] tegen [R] Ltd., zaaknummer 64766 / HA RK 04-272 sector civiel recht, uitspraak 6 april 2005 (ordner 1.34, pagina 49 e.v.) voor zover dit inhoudt:
als verklaring van [verdachte] als getuige op 24 november 2005 (belofte):
Op vragen van mr. Demirci:
Ik heb me in materiële zin nooit bemoeid met de hoogte van de optie-fee en zeker nooit gevraagd om deze met 250.000 pond te verhogen. Ook de Hong Kong vennootschap is mij onbekend. Ik ben er niet van op de hoogte dat [B] gevraagd heeft de optie-fee van 250.000 pond over te maken naar [L].
Hetgeen onder TTS door de rechtbank is genoemd als bewijsmiddelen en aansluitend is overwogen omtrent de betaling van de 250.000 pond en de verdeling van dat bedrag als onderdeel van een commissiebetaling aan [betrokkene 6], [verdachte] en [betrokkene 20] wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd, met name de in dat subdossier opgenomen bewijsmiddelen onder het kopje "optieprijsverhoging met 250.000 pond" en het kopje "[betrokkene 20]" en de overwegingen van de rechtbank daaromtrent."
4.3.
Het Hof heeft kennelijk de (hiervoor in 4.2.2 weergegeven) beschikking van de civiele rechter aldus uitgelegd dat de vermelding "als verklaring van [verdachte] als getuige op 24 november 2005 (belofte)" bezwaarlijk iets anders kan betekenen dan dat de in die beschikking vermelde verklaring door de verdachte is afgelegd nadat hij op de bij de wet voorgeschreven wijze voorafgaand aan het getuigeverhoor in handen van de civiele rechter de belofte heeft afgelegd de waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen. Die aan het Hof voorbehouden uitleg is niet onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen dat door of namens de verdachte in feitelijke aanleg niet is aangevoerd dat de belofte niet (op deze wijze) is afgelegd, terwijl, naar ook blijkt uit het vonnis van de Rechtbank in eerste aanleg, tot de stukken van het geding behoort een proces-verbaal van 24 november 2005 van het verhoor van de verdachte als getuige, inhoudende dat de verdachte voorafgaand aan dat verhoor de belofte heeft afgelegd dat hij als getuige de waarheid zal spreken tijdens het verhoor.
4.4.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.
5. Beoordeling van het vijfde middel
5.1.
Het vijfde middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 5 onvoldoende met redenen is omkleed. Meer in het bijzonder kan uit de bewijsmiddelen niet volgen dat de verdachte wist dat [betrokkene 6] failliet was verklaard.
5.2.1.
Ten laste van de verdachte heeft het Hof onder 5 bewezenverklaard dat hij:
"in de periode van 25 januari 2006 tot en met 7 januari 2008 in Nederland en/of in België en/of Hong Kong, tezamen en in vereniging met [betrokkene 6] en een ander, terwijl die [betrokkene 6], bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 5 april 2006, in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van die [betrokkene 6], een bate niet heeft verantwoord, immers hebben hij, verdachte, die [betrokkene 6] en die ander een geldbedrag ontvangen zonder de curator daarvan in kennis te stellen, te weten in de maand maart 2007 een geldbedrag van ongeveer EUR 30.000,-."
5.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het vonnis op de aangifte tot faillietverklaring van [betrokkene 6], van de rechtbank Arnhem, sector civiel recht, zaaknummer 139270, d.d. 5 april 2006 (ordner 1.31, pagina 229-230) voor zover dit inhoudt:
De beslissing:
De rechtbank verklaart [betrokkene 6], geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], in staat van faillissement; stelt aan tot curator mr. C.J. Tijman.
Dit vonnis is gewezen (...) op 5 april 2006.
2. G, proces-verbaal van verhoor (proces-verbaalnummer […], onderzoek 22BZ6049 d.d. 19 maart 2008, ordner 1.31, pag. 179), opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 13] en [verbalisant 14], voor zover dit inhoudt:
als verklaring van getuige [getuige 3]:
[betrokkene 6] vroeg mij of hij een bedrag dat [verdachte] in Hong Kong voor hem vrij had gemaakt om mijn derdenrekening mocht ontvangen. Ik heb dat goed gevonden. Er kwam een bedrag van ongeveer 30.000 euro binnen. [betrokkene 6] heeft vervolgens zelf met [getuige 2] de boekhouder geregeld dat dit contant aan hem werd uitbetaald. Hiertoe zijn valse kwitanties opgemaakt en heeft [betrokkene 6] op naam van [betrokkene 6] 28.500 euro contant in handen gekregen.
3. G, proces-verbaal van verhoor, door [verbalisant 15], politie België, in aanwezigheid van [verbalisant 14], Politie Brabant Zuid-Oost, d.d. 18 januari 2008 (ordner 1.31, pag. 173), voor zover dit inhoudt:
als verklaring van getuige [getuige 3]:
U komt terug op het bedrag van bijna 30.000 EUR dat van [S] in Hong Kong kwam en dat werd overgeschreven naar de derdenrekening op naam van [T]. U toont mij een factuur met nummer [001] de dato 20 maart 2007 ten bedrage van 1.473,61 EUR door [T] N.V. gericht aan ene [betrokkene 6], [adres] waarop de vermelding "Bemiddeling bij verkoop Dossier: [betrokkene 6]" staat. Ik kan u zeggen dat [betrokkene 6] is.
[betrokkene 6] heeft aan mij gevraagd om deze factuur op naam van [betrokkene 6] te maken omdat hij gezien zijn persoonlijke faillissement geen geld kon ontvangen. [betrokkene 6] is volgens mij een niet bestaande persoon, het is gewoon een pseudoniem van [betrokkene 6].
U toont mij tevens een document getiteld "Ontvangstbewijs" waarop vermeld staat dat deze [betrokkene 6] verklaart het bedrag van 28.500 euro ontvangen te hebben van [T] N.V. en waarbij op naam van [betrokkene 6] getekend wordt. Ik kan u zeggen dat het [betrokkene 6] was die dit document ondertekende. Ik herken in de handtekening van [betrokkene 6] het handschrift van [betrokkene 6].
4. G, proces-verbaal van verhoor, door [verbalisant 15], politie België, in aanwezigheid van [verbalisant 14], Politie Brabant Zuid-Oost, d.d. 16 januari 2008 (ordner 1.31, pag. 169), voor zover dit inhoudt:
als verklaring van getuige [getuige 3]:
U deelt mij mee dat een bedrag van 28.500 EUR een aantal dagen na de overschrijving afkomstig van [S] Hong Kong, van de derdenrekening van [T] werd afgehaald. Het kan zijn dat ik dit geld met een cheque van de rekening haalde, maar dan heb ik deze cheque zeker aan [betrokkene 6] gegeven.
[verdachte] is helemaal niet betrokken bij [T], alleen bij [U].
5. D, inhoudende een document van HSBC Bank aan Fortis Bank, d.d. 19 maart 2007 (ordner 1.32, pag. 646), voor zover dit inhoudt:
[T] - clients account
Costs of sale
EUR 17,39
EUR 9,00
AMT.RECD EUR30000,00
Cur. Amount: EUR 29973,61
6. D, inhoudende, historiek rekening: 220-0501441-84 EUR, Fortis Bank, periode 03-2007 tot 03-2007 (ordner 1.32, pag. 659), voor zover dit inhoudt:
Bedrag: -1.473,620
Omschrijving: PC banking voor [002]
Naam tegenpartij: [T]
Mededeling: F070250 [betrokkene 6]
Bedrag: -28.500,000
Omschrijving: Afname specien tit.ag.81069
Invoerdatum: 23-03-2007
7. D, inhoudende een telefoongesprek d.d. 12 maart 2007, 12:45:32 (ordner 1.32, pag. 635-636), voor zover dit inhoudt:
Tenaamstelling: in gebruik bij [getuige 3]
Beller: [betrokkene 6]
Gebelde: NN man [getuige 3]
Inhoud:
(...)
W: [verdachte] heeft voor mij wat dingen verkocht in Honkong.
Daar is wat geld uit gekomen
Dat geld wil ik graag naar jou derdenrekening overmaken
En kan ik dat geld dan krijgen?
N: Tuurlijk
W: Ok, kun jij mij dan het nummer van jouw derdenrekening geven?
N: Wacht, ik geef je [getuige 2], die zit naast me. Die kent het uit het hoofd. Ik ken dat niet uit het hoofd. Ik geef je [getuige 2] even door ja.
T: Hallo?
W: Hai [getuige 2]
Kun je mij even je derdenrekening geven?
T: Ja zeker. Da's uh, [003]
W: Welke bank?
T: Fortis
8. G, proces-verbaal van verhoor, Federale gerechtelijke politie Antwerpen (België), Afdeling ECOFIN d.d. 22 januari 2008 (ordner 1.31, pag. 137-138), opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 16] en [verbalisant 17], voor zover dit inhoudt:
als verklaring van getuige [getuige 4]:
U spreekt mij over een bedrag van € 30.000,- komende van een vennootschap [S] uit Hong Kong, dat op 19 maart 2007 op rekening kwam van [T]. Op die datum is er een bedrag van € 29.973,61 op rekening gekomen overgeschreven door het door u genoemde [S]. Dat bedrag is eerst ingeboekt op wachtrekening en daarna, op 20 maart 2007 op klantenrekening [004] van ene [betrokkene 6]. In het basisbestand klanten staat genoemde [betrokkene 6] met een adres: [adres]. Eveneens op 20 maart heeft [T] voor 'bemiddeling bij verkoop' een bedrag van € 1.217,86 + € 255,75 gefactureerd aan [betrokkene 6] op gegeven adres. Die € 1.473,61 staan ook ingeschreven in de boekhouding, samen met € 28.500,- die aan [betrokkene 6] is uitbetaald. Ik overhandig u een kopie van de desbetreffende historiek klanten [004] [betrokkene 6] boekjaar 2007 en het bijbehorende basisbestand klanten. Ik overhandig u tevens een kopie van factuur [001] de dato 20 maart 2007 van [T] plus een door [betrokkene 6] ondertekend bewijs voor ontvangst van € 28.500,-
De boeking en het opmaken van de factuur gebeurde op instructie van [getuige 3]. Het ontvangstbewijs werd mij gegeven door [betrokkene 6].
9. D, DCMP No. 2889 of 2007, (ordner 1.11, pag. 796), voor zover dit inhoudt:
Introduction
1. [S] is the company of [verdachte]
10. D, inhoudende een computerdocument, printscreen, d.d. 19 maart 2007 (ordner 1.32, pag. 642), voor zover dit inhoudt:
Credit number: [003] Transaction date: 19/03/2007
Credit name: [T] NV/derden Transaction amount: EUR 29.973,61
Ordering customer: [S]"
5.3.3.
Voorts heeft het Hof ten aanzien van deze bewezenverklaring het volgende overwogen:
"Als feit 5 is verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 25 januari 2006 tot en met 7 januari 2008 bedrieglijke bankbreuk zou hebben gepleegd in het kader van een of meer faillissementen. Er worden drie faillissementen genoemd: het faillissement van [B] BV, van [H] BV, beide uitgesproken op 25 januari 2006, en het faillissement van [betrokkene 6] privé, uitgesproken op 5 april 2006.
Verdachte zou, al dan niet samen met [betrokkene 6] en/of anderen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van die [betrokkene 6] en die ondernemingen baten niet hebben verantwoord en/of goederen aan de boedel hebben onttrokken, door geen melding te maken van het bezit c.q. de ontvangst van EUR 30.000,- in de maand maart van 2007.
Het hof acht bewezen dat verdachte dit feit samen met [getuige 3], directeur van [T], en [betrokkene 6] heeft gepleegd.
Het hof baseert dat oordeel op het volgende.
Op 12 maart 2007 heeft [betrokkene 6], aldus [getuige 3] in zijn verklaring bij de politie, in een telefoongesprek aan hem gevraagd of hij geld, afkomstig van wat dingen die "[verdachte]" (het hof begrijpt: verdachte) verkocht had, op de derdengeldrekening van [T] mocht laten storten en of hij dat geld dan kon krijgen. [getuige 3] ging daarmee akkoord. Op 19 maart 2007 werd in opdracht van [verdachte] van de rekening van zijn bedrijf [S] een bedrag van EUR 30.000,- min kosten gestort op de rekening van [T] onder de vermelding "cost of sales". Dit geld is doorgeboekt naar de rekening van een zekere [betrokkene 6]. Op 23 maart 2007 is het geld contant afgehaald. [getuige 3] heeft verklaard dat "[betrokkene 6]" [betrokkene 6] is. [getuige 3] heeft in een mailbericht aan de raadsman van [betrokkene 6] weliswaar verklaard dat hij niet meer zeker is van zijn eerdere veronderstelling met betrekking tot de som van EUR 30.000,- welke [betrokkene 6] zou hebben ontvangen via zijn derdengeldrekeing, maar het hof ziet daarin geen aanleiding om aan de juistheid van zijn eerdere verklaring te twijfelen.
Het geld is door [betrokkene 6] niet aan de curator gemeld.
[verdachte] ontkent goederen voor [betrokkene 6] te hebben verkocht en denkt dat de boeking van het geld van [S] naar [T] verband hield met het [U]-project waarin [getuige 3] deelnam. Dit geuite vermoeden wordt echter niet door enig stuk of enige verklaring ondersteund, zodat het hof daaraan voorbij gaat.
Gelet op het feit dat [verdachte] wist dat [betrokkene 6] failliet was verklaard en gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken heeft [verdachte] naar het oordeel van het hof op zijn minst willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [betrokkene 6] het geld niet zou verantwoorden bij de curator en daarbij zo nauw met hem samengewerkt dat hij als mededader kan worden aangemerkt."
5.4.
Blijkens zijn hiervoor weergegeven bewijsoverweging heeft het Hof bij diens oordeel dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van [betrokkene 6] niet verantwoorden van een bate, betrokken de omstandigheid dat de verdachte "wist dat [betrokkene 6] failliet was verklaard". Nu zulks echter niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen, is de bewezenverklaring in zoverre onvoldoende met redenen omkleed.
5.5.
Het middel slaagt.
6. Beoordeling van het derde en het zesde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
7. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het zevende middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
8. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake het onder 5 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 oktober 2014.
Conclusie 01‑07‑2014
Inhoudsindicatie
1. Falende bewijsklachten ‘medeplegen’, ‘oplichting’ en ‘meineed’. 2. Slagende bewijsklacht ‘bedrieglijke bankbreuk’. Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan niet volgen dat verdachte “wist dat X failliet was verklaard”, terwijl het Hof deze omstandigheid heeft betrokken bij zijn oordeel dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van X niet verantwoorden van een bate.
Nr. 13/01323
Mr. Machielse
Zitting 1 juli 2014
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft verdachte op 7 augustus 2012 voor feit 2D: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd, feit 2E: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd, feit 3: In een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen, feit 4: Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd, feit 5: Medeplegen van bedrieglijke bankbreuk, feit 6: Medeplegen van poging tot oplichting, feit 7: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, feit 8A: Medeplegen van oplichting, en feit 8B: Medeplegen van poging tot oplichting, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren waarvan negen maanden voorwaardelijk.
2. Mr. M. Wiersma, advocaat, heeft cassatie ingesteld. Mrs. S.F.W. van 't Hullenaar en mr. C.H.W. Janssen, advocaten te Arnhem, hebben een schriftuur ingezonden houdende zeven middelen van cassatie.
3.1. Het eerste middel klaagt over het bewijs van feit 2D. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte bemoeienis heeft gehad met hetgeen daarin is omschreven.
3.2. Als feit 2D is bewezenverklaard dat verdachte
"in de periode van 1 januari 2004 tot en met 6 augustus 2004 in Nederland tezamen in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die beleggers/investeerders medegedeeld dat:
* een accountant ([betrokkene 3]) als directeur van [A] B.V. was aangesteld en
* (mede door de aanstelling van die/een accountant) het financiële management van en/of de financiële controle op [A] B.V. gegarandeerd was en
* de bestaande en nieuwe auteursrechten van [betrokkene 4] in bezit/eigendom waren van [A] B.V."
3.3. Bewijsmiddel 1 en 2 bevatten verklaringen van de in de bewezenverklaring genoemde [betrokkene 2]. Voor haar moeder heeft zij met [betrokkene 6] een vermogensbeheercontract gesloten. Besloten is om € 15.000 te investeren in [A] op advies van [betrokkene 6]. [betrokkene 2] heeft kennisgenomen van de prospectus en een ander document waarin een voorspoedige zakelijke toekomst voor [A] werd voorgespiegeld, onder meer op basis van filmprojecten naar scripts van [betrokkene 9] (de schrijfster [betrokkene 4]). Verdachte stond vermeld in de prospectus als iemand die het project grondig zou hebben onderzocht. [betrokkene 1] heeft blijkens bewijsmiddel 3 ook geïnvesteerd in [A] op advies van [B]. Hij heeft vertrouwd op de brochure waarin [betrokkene 3] als accountant was vermeld. [betrokkene 6] deelde hem mee dat [betrokkene 3] de garantie was voor de betrouwbaarheid van de cijfers. Bewijsmiddel 6 geeft de inhoud van de aan [betrokkene 1] verstrekte brochure weer over het bedrijfsprofiel van [A] BV. Daarin wordt een beeld geschetst dat [A] beschikt over een portefeuille van films die in 2004 en 2005 in productie komen met regisseurs van naam, sterke cast en gerespecteerde Engelse co producers.
Aan de gebezigde bewijsmiddelen is te ontlenen dat verdachte ervan op de hoogte was dat contracten over de royalties van [betrokkene 9], anders dan in de brochures over [A], niet waren getekend en dat dus die royalties niet aan [A] waren overgedragen (bewijsmiddel 12, 21). In de brochures die afkomstig waren van [B] werd ten onrechte voorgespiegeld dat deze rechten al wel aan [A] waren overgedragen. Verdachte was bij [B] betrokken (o.m. bewijsmiddel 3, 4, 6).
3.4. Aan de gebezigde bewijsmiddelen is geen steun te ontlenen voor de stelling dat verdachte ervan op de hoogte is geweest dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn benaderd met een verkeerde voorstelling van zaken over de hoedanigheid van [betrokkene 3], over de financiële controle op [A] en over de rechten op de werken van [betrokkene 4]. Uit de bewijsmiddelen is wel afleiden dat verdachte ervan op de hoogte was dat de situatie rond auteursrecht en royalties met de schrijfster nog niet was geregeld, maar niet dat hij ook ervan op de hoogte was dat [betrokkene 3] geen accountant was. Als verdachte op de hoogte zou zijn geweest van de onjuiste inhoud van de brochures en prospectussen over [A], zou hij beschuldigd kunnen worden van het medeplegen van valsheid in geschrift, maar voor het verwijt van het medeplegen van concrete oplichtingen van de in de bewezenverklaring genoemde personen is geen grondslag in de bewijsvoering te vinden.1.
Het eerste middel slaagt.
4.1. Het tweede middel klaagt over het bewijs van feit 2E, voor zover inhoudende dat de in [C] BV in te brengen aandelen in de onderneming [N] te hoog waren gewaardeerd. Onduidelijk is hoe het hof tot de conclusie komt dat [betrokkene 6] [N] op € 9.000.000,- zou hebben gewaardeerd.
4.2. Als feit 2E is bewezenverklaard dat hij
"in de periode tussen 3 september 2003 en 1 juli 2005 in Nederland tezamen in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een listige kunstgreep, [betrokkene 18] en [betrokkene 19] en [O] B.V. heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van steeds EUR 250.000,-, hebbende hij, verdachte, en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid de door hem, verdachte, en zijn medeverdachte in [C] B.V. in te brengen (aandelen)belangen in de onderneming [N] te hoog gewaardeerd."
4.3. Uit de gebezigde bewijsmiddelen is op te maken dat drie investeerders ieder voor € 250.000 aan aandelen heeft genomen in [C] BV. De investeerders zijn daartoe overgehaald door [betrokkene 6] en verdachte. Dezen stelden het voor als een buitenkans voor geselecteerde investeerders, die konden meeliften op de geweldige ervaring en deskundigheid van [betrokkene 6] en verdachte, die zelf 88% van de aandelen voor hun rekening zouden nemen door de inbreng van de waarde van projecten. [betrokkene 6] en verdachte organiseerden bijeenkomsten met deze investeerders waarin grote winsten in het vooruitzicht werden gesteld. Een presentatie ter aanprijzing van [C] BV dateert van oktober 2003 (bewijsmiddel 9D). Daarin is ook informatie opgenomen over [N]/[P] SA, maar zonder nadere uitleg zijn deze cijfers volstrekt onbegrijpelijk. Was dit project het enige project dat door [betrokkene 6] en verdachte in de nieuwe BV werd ingebracht? Uit de gebezigde bewijsmiddelen wordt dit niet duidelijk. De inhoud van de bewijsmiddelen 10D, 11D en 12D zegt mij ook niets over de waarde van de aandelen [N]. De betekenis van bewijsmiddel 14D ontgaat mij eveneens in dit verband. Alleen de inhoud van bewijsmiddel 16V houdt in dat volgens Lam [betrokkene 6] en verdachte op de hoogte waren van de echte situatie van [A] en [N] en dat het allemaal een wassen neus was. Bewijsmiddel 18G doet het vermoeden opkomen dat [N] iets met bacteriën had, maar dat de licentie voor die bacteriën niet in het bezit was van [N] en bewijsmiddel 19G heeft het over waardeloze stankverwijderaars en wasmiddelen, maar wat dat allemaal te maken heeft met feit 2E blijft ongewis.
Het middel is terecht voorgesteld.
5.1. Ook het derde middel klaagt over de veroordeling voor feit 2E, maar nu omdat de gebezigde bewijsmiddelen niets inhouden waaruit volgt dat de investeerders zouden zijn afgehaakt als de werkelijke waarde van [N] aan hun zou zijn voorgehouden.
5.2. Voorhuijzen verklaart in bewijsmiddel 1G dat hij door [betrokkene 6] is overgehaald om te investeren. Hij stelde vertrouwen in [betrokkene 6] en vertrouwde er ook op dat de prognoses zouden kloppen. Er was geen reden om aan [betrokkene 6] te twijfelen. [betrokkene 6] en verdachte presenteerden mooie en goede verhalen over de bedrijven wanneer de investeerders uiting gaven aan hun twijfel. De getuige [betrokkene 19] is overgehaald om voor € 250.000 te investeren omdat het risico niet als hoog werd omschreven en het allemaal goed lopende bedrijven waren. Zeker nu [betrokkene 6] en verdachte zich zelf met [C] gingen bemoeien was het risico laag (bewijsmiddel 3G). De bedrijven die werden ingebracht waren goed en succesvol. Ook [O] heeft € 250.000 ingebracht (bewijsmiddel 5G). [O] had vertrouwen in de cijfers die hem werden getoond. Hieruit is op te maken dat deze investeerders zijn overgehaald om ieder € 250.000 te beleggen door de mooie verhalen die [betrokkene 6] en verdachte hen voorhielden over de waarde van de projecten die zij zelf inbrachten en over de verwachtingen ten aanzien van deze projecten. Als bezig investeerders zouden hebben gehoord dat hun € 250.000 weggegooid geld zou zijn geweest zouden zij, zo is toch redelijkerwijs te vermoeden, deze investering niet hebben gedaan.
Het middel faalt.
6.1. Het vierde middel klaagt over de veroordeling voor feit 3. Het bewijs van meineed zou niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen worden afgeleid. Meer bepaald houden de bewijsmiddelen niet in dat de belofte om de hele waarheid en niets anders dan de waarheid te zullen zeggen door verdachte als getuige is afgelegd op de wettelijk voorgeschreven wijze.
6.2. De bewezenverklaring van feit 3 heeft als inhoud dat hij
"op 24 november 2005 te Roermond ter terechtzitting van de civiele rechter als getuige in de zaak tegen de verweerder [R] Ltd., nadat hij, verdachte, in handen van de civiele rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede/belofte vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - heeft verklaard dat de Hong Kong vennootschap [L] hem, verdachte, onbekend was;
dat hij, verdachte, er niet van op de hoogte was dat [B] gevraagd heeft de optie-fee van 250.000 pond over te maken naar [L]."
6.3. Over wat er gebeurd is op 24 november 2005 te Roermond geeft alleen bewijsmiddel 1 opheldering. De overige bewijsmiddelen hebben betrekking op correspondentie en op de inhoud van overeenkomsten. Bewijsmiddel 1 houdt het volgende in:
"1.
De beschikking van de rechtbank Roermond in de zaak van [betrokkene 17] tegen [R] Ltd., zaaknummer 64766 / HA RK 04-272 sector civiel recht, uitspraak 6 april 2005 (ordner 1.34, pagina 49 e.v.) voor zover dit inhoudt:
als verklaring van [verdachte] als getuige op 24 november 2005 (belofte):
Op vragen van mr. Demirci:
Ik heb me in materiële zin nooit bemoeid met de hoogte van de optie-fee en zeker nooit gevraagd om deze met 250.000 pond te verhogen. Ook de Hong Kong vennootschap is mij onbekend. Ik ben er niet van op de hoogte dat [B] gevraagd heeft de optie-fee van 250.000 pond over te maken naar [L].
Hetgeen onder TTS door de rechtbank is genoemd als bewijsmiddelen en aansluitend is overwogen omtrent de betaling van de 250.000 pond en de verdeling van dat bedrag als onderdeel van een commissiebetaling aan [betrokkene 6], [verdachte] en [betrokkene 20] wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd, met name de in dat subdossier opgenomen bewijsmiddelen onder het kopje "optieprijsverhoging met 250.000 pond" en het kopje "[betrokkene 20]" en de overwegingen van de rechtbank daaromtrent."
6.4. Op grond van HR 19 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP3839 is de bewezenverklaring inderdaad niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
Het middel is terecht voorgesteld.
7.1. Het vijfde middel komt op tegen de veroordeling voor feit 5, omdat het medeplegen van faillissementsfraude niet is af te leiden uit de gebezigde bewijsmiddelen.
7.2. Het hof heeft onder 5 bewezenverklaard dat verdachte
"in de periode van 25 januari 2006 tot en met 7 januari 2008 in Nederland en/of in België en/of Hong Kong, tezamen en in vereniging met [betrokkene 6] en een ander, terwijl die [betrokkene 6], bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 5 april 2006, in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van die [betrokkene 6], een bate niet heeft verantwoord, immers hebben hij, verdachte, die [betrokkene 6] en die ander een geldbedrag ontvangen zonder de curator daarvan in kennis te stellen, te weten in de maand maart 2007 een geldbedrag van ongeveer EUR 30.000,-."
7.3. [betrokkene 6] is op 5 april 2006 failliet verklaard (bewijsmiddel 1). [betrokkene 6] vroeg aan [getuige 3] of een bedrag van ongeveer € 30.000 dat verdachte voor hem in Hongkong had vrijgemaakt op de derdenrekening van [T] kon worden gestort.2.Dit bedrag was door verdachte in Hongkong voor [betrokkene 6] vrijgemaakt. Vervolgens zijn er valse documenten opgemaakt waardoor dat geldbedrag in handen van [betrokkene 6] kon komen (bewijsmiddel 2 en 3). Het geld gaat was afkomstig van [S] te Hongkong, een bedrijf van verdachte (bewijsmiddel 3, 8, 9).
7.4. Hoewel de gang van zaken, waarin verdachte bewerkstelligt dat geld van zijn bedrijf ten behoeve van [betrokkene 6] op een derdenrekening van [T] wordt gestort (bewijsmiddel 10), wel enige verklaring behoeft, is aan de gebezigde bewijsmiddelen niet te ontlenen dat verdachte opzet had op het handelen ter bedrieglijke verkorting van de schuldeisers. Dat verdachte niet zou hebben geweten dat [betrokkene 6] in staat van faillissement verkeerde, is uiterst onwaarschijnlijk gelet op hun gezamenlijke activiteiten, maar het tegendeel volgt niet uit de gebezigde bewijsmiddelen.
Het middel is terecht voorgesteld.
8.1. Het zesde cassatiemiddel keert zich tegen de veroordeling voor feit 6 omdat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat een samenweefsel van verdichtsels is aangewend. De bewezenverklaring rept slechts van twee listige kunstgrepen en een enkele leugen, welke laatste niet als een samenweefsel van verdichtsels kan gelden.
8.2. De bewezenverklaring van feit 6 heeft als inhoud dat verdachte
"in de periode van 29 juni 2004 tot en met 1 februari 2005 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, verzekeringsmaatschappij Chubb Insurance Company of Europe SA te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van EUR 1.050.000,(éénmiljoenvijftigduizend), tezamen en in vereniging met anderen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (ter onderbouwing van een (verzekerings)claim)
- aan genoemde verzekeringsmaatschappij valse correspondentie heeft verstrekt betreffende investeringen in China, die vijf cliënten van [B] B.V. via een accountant in China zouden hebben gedaan;
- een vals bankafschrift van de Hongkong and Shanghai Banking Corporation Ltd. ter bevestiging van de contante opname in China van een deel van voormeld geclaimd geldbedrag heeft verstrekt aan genoemde verzekeringsmaatschappij;
- aan genoemde verzekeringsmaatschappij heeft medegedeeld dat het geroofde geld volkomen (zogeheten) 'wit' geld betrof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
8.3. De achtergrond van het feit is een witwas/wisseltransactie in Brussel. Zwart geld van klanten van [betrokkene 6] en verdachte werd uit Luxemburg overgeheveld naar Hongkong en werd daar opgehaald door [betrokkene 6] om het in Brussel voor dollars te wisselen. Na de wisseltransactie zijn de dollars gestolen. Verdachte is met het idee gekomen om aansprakelijkheidsstellingen valselijk op te maken en op basis daarvan een claim bij de beroeps verzekering van [B] in te dienen. Op aangeven van verdachte is een heel vals dossier opgemaakt dat is overgelegd aan de verzekeringsmaatschappij.
8.4. Een enkele leugenachtige mededelingen is voor het aannemen van een samenweefsel van verdichtsels onvoldoende.3.Maar aan de verzekeringsmaatschappij zijn ook valse stukken overgelegd. Men zou dit geheel van handelingen als een samenweefsel van verdichtsels kunnen beschouwen.4.Maar mijns inziens kan men ook het laatste onderdeel van de bewezenverklaring schrappen. Dat zou geen afbreuk doen aan de aard en ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd.
Door verbeterde lezing in de ene dan wel in de andere zin komt aan het middel het belang te ontvallen.
9.1. Het zevende middel klaagt over de schending van de redelijke termijn in de cassatiefase. Het cassatieberoep is op 20 augustus 2012 ingesteld het dossier is eerst op 8 mei 2013 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen.
9.2. Deze gegevens zijn correct. De door de Hoge Raad op acht maanden gestelde inzendtermijn is hier met negentien dagen overschreden. Het hof dat zich naar mijn oordeel weer over de zaak zal moeten buigen zal, als het tot een strafoplegging komt, met deze overschrijding van de redelijke termijn rekening kunnen houden.
10. Het eerste, tweede, vierde, vijfde en zevende middel zijn naar mijn mening gegrond. Het derde en het zesde middel zijn tevergeefs voorgesteld.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het arrest voor zover het betreft de beslissingen over de feiten 2D, 2E, 3, 5 en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw recht te doen, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 01‑07‑2014
Volgens het Belgische magazine Knack is [getuige 3] de eigenaar van het Antwerpse [T] , de grootste afwikkelaar van faillissementen in België. Op 13 februari 2014 is het proces voor de correctionele rechtbank te Antwerpen tegen [getuige 3] begonnen voor zijn betrokkenheid bij de mogelijke frauduleuze faillissementen van de bedrijven [N] en [V]: http://trends.knack.be/economie/nieuws/bedrijven/proces-miljoenenfraude-bij-biobedrijven-van-start/article-4000527292475.htm.
HR 13 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0806.
HR 6 mei 2003, NJ 2003, 509.
Beroepschrift 30‑09‑2013
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Zaaknummer: S 13/01323
SCHRIFTUUR houdende zeven middelen van cassatie in de zaak van [verdachte] verzoeker van cassatie van een hem betreffend arrest van het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch van 7 augustus 2012, waarbij verzoeker tot straf is veroordeeld.
Middel I
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming uitdrukkelijk met nietigheid is bedreigd of zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vorm. In het bijzonder heeft het Hof bij de bewezenverklaring van het onder 2D tenlastegelegde de naleving verzuimd van de artikelen 350 en 359 juncto artikel 415 Sv, omdat het bewezenverklaarde ‘medeplegen’ van de oplichting niet kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen.
Toelichting
1.
De bewezenverklaring van het onder 2D tenlastegelegde houdt in dat verzoeker:
‘in de periode van 1 januari 2004 tot en met 6 augustus 2004 in Nederland tezamen in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 1] en [naam 2] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders met vorenomschreven oogmerk —zakelijk weergegeven— valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die beleggers/investeerders medegedeeld dat:
- *
een accountant ([accountant]) als directeur van Radiant Pictures B.V. was aangesteld en
- *
(mede door de aanstelling van die/een accountant het financiële management van en/of de financiële controle op Radiant Pictures B.V. gegarandeerd was en
- *
de bestaande en nieuwe auteursrechten van [naam 3] in bezit/eigendom waren van Radiant Pictures B.V.’
2.
Voor zover hier van belang houdt het bestreden arrest als 's Hofs bewijsoverweging onder meer in (p16):
‘Verdachte heeft aangevoerd dat, zo al sprake is geweest van oplichting, hij daaraan onschuldig is, alleen al omdat zijn rol zich doorgaans beperkte tot die van advocaat van TPC International bv. Het hof heeft echter vastgesteld dat de bijstand, die de verdachte verleende aan TPC International bv en de daaraan gelieerde personen en vennootschappen, veel verder ging dan enkel advisering en ondersteuning op juridisch gebied. Hij fungeerde als bestuurder van PIM, later als directeur en nog weer later lid van de Supervisory Board van SOHK, was lid van de Raad van Advies van Radiant en aandeelhouder van Crown Enterprises, en liet zijn derdengeldrekening te Hong Kong gebruiken voor het doen van stortingen ten behoeve van TTS. Hij was alleen al daardoor in aanmerkelijke mate zakelijk betrokken bij de activiteiten van TPC international en de daarmee gelieerde personen en vennootschappen, voor zover die zich uitstrekten tot informele projecten. Bovendien had hij zelf een aanmerkelijk financieel belang bij het welvaren daarvan. In het nader te bespreken Bucephalus-project speelde hij zelfs een centrale rol. Op grond hiervan verwerpt het hof het gevoerde verweer. Voor zover verdachte op bijeenkomsten met potentiële of daadwerkelijke beleggers werd voorgesteld als de advocaat van TPC, of zichzelf als zodanig voorstelde, was naar het oordeel van het hof sprake van een scheve voorstelling van zaken.’
alsmede (p 21):
‘(…)Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn mededader(s) in strijd met de waarheid hebben medegedeeld, dat een accountant ([accountant]) was aangesteld als directeur van Radiant Pictures B.V., dat mede daardoor het financiële management van en/of de financiële controle op Radiant Pictures B.V. gegarandeerd was alsmede dat de bestaande en nieuwe auteursrechten van [naam 3] in bezit/eigendom waren van Radiant Pictures B.V. Het hof merkt dit aan als een samenweefsel van verdichtsels in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. ’
3.
De bewezenverklaring van feit 2D steunt op de bewijsmiddelen 1 t/m 27 zoals vermeld op de pagina's 9 t/m 22 in de aanvlling op het arrest1. De bewezenverklaring van het onder 2D tenlastegelegde, voor zover behelzende dat de verdachte ‘tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk zichzelf en/of een ander en/of anderen oplichtingen heeft gepleegd’, kan niet zonder meer uit de hiervoor genoemde door het Hof gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid. Die bewijsmiddelen houden immers niets in waaruit volgt dat verzoeker met anderen nauw en bewust heeft samen gewerkt bij het — middels mededeling van valse informatie — bewegen van [naam 1] en [naam 2] tot afgifte van geld zoals is bewezenverklaard. In het bijzonder is hierbij van belang dat uit de bewijsmiddelen volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] als eigenaar van TPC de opdracht aan een derde heeft gegeven om de brochure met het bedrijfsprofiel van Radiant (met daarin opgenomen de bewezenverklaarde verdichtsels) op te stellen en (na zijn goedkeuring van de inhoud ervan) te maken, dat de brochure door [medeverdachte 1] aan [naam 1] en [naam 2] ter hand is gesteld en dat het project ‘Radiant’ [naam 1] en [naam 2] door [medeverdachte 1] is aanbevolen. Daarentegen houden de bewijsmiddelen niets in waaruit blijkt dat verzoeker in de bewezenverklaarde periode 1 januari 2004 t/m 6 augustus 2004 enige bemoeienis met de totstandkoming van (de inhoud van) voornoemde brochure en/of de verstrekking/presentatie ervan aan [naam 1] en/of [naam 2] heeft gehad2.. Dat, zoals volgt uit de hiervoor onder 2. geciteerde overweging van het Hof, verzoeker lid zou zijn van de Raad van Advies van Radiant 3. en dat (zoals door het Hof in zijn algemeenheid gesteld) verzoekers bijstand als advocaat aan TPC veel verder ging dan juridische advisering, doet daar niet aan af. De uitspraak is niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
Middel II
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming uitdrukkelijk met nietigheid is bedreigd of zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vorm. In het bijzonder heeft het Hof bij de bewezenverklaring van het onder 2E tenlastegelegde de naleving verzuimd van de artikelen 350 en 359 juncto artikel 415 Sv, omdat 's Hofs oordeel voor zover inhoudende dat ‘de in Bucephalus B.V. in te brengen aandelen in de onderneming Bioblue te hoog zijn gewaardeerd’, niet zonder meer begrijpelijk is.
Toelichting
1.
De bewezenverklaring van het onder 2E tenlastegelegde houdt in dat verzoeker:
‘in de periode tussen 3 september 2003 en 1 juli 2005 in Nederland tezamen in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een listige kunstgreep, [naam 4] en [naam 5] en [naam 6] Holding B.V. heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van steeds EUR 250.000,-, hebbende hij, verdachte, en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk — zakelijk weergegeven — valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid de door hem, verdachte, en zijn medeverdachte in Bucephalus B. V. in te brengen (aandelen)belangen in de onderneming Bioblue te hoog gewaardeerd.’
2.
Voor zover van belang voor deze toelichting houdt het bestreden arrest als 's Hofs bewijsoverweging ter zake van feit 2E onder meer in (p23 en p24):
‘Aan het (aandeel in het) Bioblue-project werd een actuele waarde toegekend van in totaal EUR 90.000,-. Gelet op de omstandigheid dat het hier 20% betrof van een aandeel van 5%, betekent dit dat het totale project toevalligerwijs eveneens een waarde zou hebben van EUR 9.000.000,-. Deze waarde is naar het oordeel van het hof eveneens onwaarschijnlijk hoog. Ten aanzien van Bioblue stelt het hof vast dat het [medeverdachte 1] in maart 2003 bekend moet zijn geweest dat dit project in een uiterst penibele situatie was geraakt.
(…)
Verdachte, die zoals reeds werd opgemerkt in het project Bucephalus steeds nauw met [medeverdachte 1] samenwerkte, heeft aanvaard dat de door [medeverdachte 1] bepaalde waarde van Bioblue werd gehandhaafd op een bedrag van EUR 9.000.000,-(…).’
3.
Omdat uit 's Hofs bewijsoverweging noch uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen is op te maken dat door getuigen of verdachten is verklaard dat [medeverdachte 1] de waarde van Bioblue op € 9.000.000,- heeft gewaardeerd en dat hij dat in die zin aan [naam 4], [naam 5] en [naam 6] Holding B.V. heeft medegedeeld, kan het niet anders zijn dan dat het Hof zijn oordeel zoals hiervoor onder 2. geciteerd heeft gebaseerd op de inhoud van de presentatie Bucephalus BV van oktober 2003 (bewijsmiddel 9, pagina's 27 en 28 van de aanvulling op het arrest). Die presentatie houdt onder meer in:
‘p. 501
(…)Bioblue Group SA heeft in 2002/2003 een zeer slechte start gekend, waarbij met name de praktijken van een oud-directeur van de Belgische dochtermaatschappijen hebben geleid tot het uiteindelijke faillissement van voornoemde dochtermaatschappijen.
Microbiology Research SA heeft zich tot doel gesteld binnen maximaal 1 jaar een aantal biologische producten op een zodanige manier te ontwikkelen, dat deze na deze periode zo spoedig mogelijk commercieel vermarkt kunnen worden.
Verwachte opbrengst
% eigendom | % naar investeerder | Waarde na periode | Factor | Verwachte aangroei van investering | Uitgangspunt rendement | Waarde nu |
---|---|---|---|---|---|---|
5% | 20% | € 1.500.000 | 12 | € 180.000 | 100% | € 90.000’ |
4.1.
De verklaring van de getuige [naam 4] houdt onder meer in (bewijsmiddel 1, pagina 23 van de aanvulling op het arrest):
‘Ik heb € 250.000,- overgemaakt naar de derdengeldrekening van dhr. [verdachte]. Dhr. [naam 5] en [naam 6] hadden ook ieder 4 % van de aandelen verworven en dhr. [verdachte] samen 88% met Transfynnid BV. [naam 5] en [naam 6] betaalden ook ieder € 250.000,-.’
4.2.
De verklaring van de getuige [naam 5] houdt onder meer in (bewijsmiddel 3, pagina 24 van de aanvulling op het arrest):
‘Er werd gezegd dat met die mensen gesproken zou gaan worden over Bucephalus. Het was een eer om daarvoor geselecteerd te worden. Er waren 3 aandeelhouders die elk 250.000,-- Euro moesten storten en daarvoor 4% van de aandelen zouden verwerven. [verdachte] en [medeverdachte 1] zouden hun hele aandelenbezit inbrengen voor 88% van de aandelen.’
4.3.
De verklaring van de getuige [naam 6] houdt onder meer in (bewijsmiddel 5, pagina 26 van de aanvulling op het arrest):
‘Ik heb een verklaring van Bucephalus ontvangen waarin opgenomen staat dat ik opgenomen zal worden in de vennootschap Bucephalus B.V. voor een bedrag van 250.000 euro, gelijk aan 4% van het aandelenkapitaal van de nieuw op te richten vennootschap Bucephalus B.V.’
5.
Het proces-verbaal van 's Hofs terechtzitting van 17 april 2009 houdt als standpunt van de raadsman van verzoeker onder meer in (p34):
‘Het project Bioblue is interessant wanneer gekeken wordt naar het vonnis van de rechtbank. De rechtbank knoopt aan bij brochures zoals zich die bevinden in het Bucephalus dossier, pagina 492 en verder. Een tweetal pagina's is mijns inziens interessant, namelijk pagina 501 en 503. Pagina 501 heeft specifiek betrekking op Bioblue. Onderaan de pagina staat een aantal cijfers. Deze cijfers komen terug op de overzichtspagina op 503. Aan het overzicht kan ik geen duidelijkheid ontlenen. Zo staat er aan het eind van de pagina ‘waarde nu: Bioblue € 90.000,-’. Onder ‘uitgangspunt rendement’ staat 100%. Volgens de rechtbank is dat rendement gerekend over de periode van 2,5 jaar. Er staat een bedrag ‘verwachte aanvoer [SH: bedoeld zal zijn aangroei] investering’ € 180.000,-. Volgens mij is 100% van € 90.000,-, ook € 90.000,- en niet € 180.000,-. Bij de ‘verwachte opbrengst’ staat een bedrag van € 900.000,- [SH: dat zie ik overigens niet terug in bewijsmiddel 9]. Daarnaast is er een categorie ‘waarde na periode’ van 1,5 miljoen euro. Het eigendom van Bioblue dat wordt ingebracht is 5%. Ik kan die getallen niet volgen en de rechtbank blijkbaar ook niet. In het vonnis van de rechtbank staat op pagina 73 dat de waarde na periode € 360.000,- is. Dat bedrag zie ik nergens terug. Er wordt ook vermeld dat de waarde van het bedrijf wordt geschat op 18 miljoen euro. Ik heb geen idee hoe de rechtbank aan dat bedrag komt. Verderop staat dat de waarde van Bioblue op het moment van investeren is aangeprezen als zijnde 9 miljoen euro, pagina 78, met een rendement van 100%. Maar ook dat bedrag klopt niet. Als je kijkt naar ‘waarde nu’ is dat € 90.000,- en als je dit bedrag omrekent met een eigendomspercentage van 5% dan kom je uit op een totaalbedrag van 1,8 miljoen euro en niet op 9 miljoen euro.’
6.
Naar het oordeel stellers dezes is 's Hofs oordeel dat de actuele waarde van Bioblue door [medeverdachte 1] op € 9.000.000,- werd gewaardeerd (zijnde zo onwaarschijnlijk hoog dat het te kwalificeren is als een listige kunstgreep) niet begrijpelijk. Immers, uit de hiervoor onder 4.1. t/m 4.3. aangehaalde bewijsmiddelen volgt dat Bucephalus, waarin naast Bioblue nog vijf andere bedrijven zouden worden ondergebracht, in totaliteit een waarde van € 6.250.000,- zou vertegenwoordigen (4% aandelen Bucephalus tegen betaling van € 250.000,- impliceert dat 100% Bucephalus op €6.250.000,- werd gewaardeerd), waardoor zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk is dat door [medeverdachte 1] Bioblue alleen al op € 9.000.000,- zou zijn gewaardeerd4.. Mede in licht van hetgeen door de raadsman van verzoeker, zoals hiervoor onder 5. geciteerd, naar voren was gebracht, is 's Hofs oordeel niet naar behoren gemotiveerd.
Middel III
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming uitdrukkelijk met nietigheid is bedreigd of zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vorm. In het bijzonder heeft het Hof bij de bewezenverklaring van het onder 2E tenlastegelegde de naleving verzuimd van de artikelen 350 en 359 juncto artikel 415 Sv, omdat de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat ‘[naam 4], [naam 5] en [naam 6] door een listige kunstgreep tot afgifte van een geldbedrag van steeds € 250.000,- zijn bewogen’, niet uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
Toelichting
Wil oplichting middels een listige kunstgreep bewezen kunnen worden verklaard dan zal moeten komen vast te staan dat het daadwerkelijk die listige kunstgreep was die (ik spits het nu toe op de onderhavige casus) de slachtoffers bewoog om over te gaan tot afgifte van het bedrag van € 250.000,-. Anders gezegd:er zal moeten worden vastgesteld dat zonder deze kunstgreep het bedrag niet zou zijn afgegeven. De door het Hof gebezigde bewijsmiddelen houden niets in waaruit volgt dat in het geval Bioblue niet te hoog zou zijn gewaardeerd [naam 4], [naam 5] en [naam 6] zouden zijn afgehaakt en hun investering niet zouden hebben gedaan. Mitsdien moet het ervoor worden gehouden dat uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat laatstgenoemde personen door een listige kunstgreep tot afgifte van een geldbedrag van steeds € 250.000,- zijn bewogen.
Middel IV
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming uitdrukkelijk met nietigheid is bedreigd of zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vorm. In het bijzonder heeft het Hof bij de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde de naleving verzuimd van de artikelen 350 en 359 juncto artikel 415 Sv, omdat de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat ‘de verdachte, in handen van de civiele rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte had afgelegd’, niet uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
Toelichting
1.
De bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde houdt in dat verzoeker:
‘op 24 november 2005 te Roermond ter terechtzitting van de civiele rechter als getuige in de zaak tegen de verweerder Nexus UK Centre Ltd., nadat hij, verdachte, in handen van de civiele rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede/belofte vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk in strijd met de waarheid — zakelijk weergegeven — heeft verklaard
- —
dat de Hong Kong vennootschap PIM hem, verdachte, onbekend was;
- —
dat hij, verdachte, er niet van op de hoogte was dat TPC gevraagd heeft de optie-fee van 250.000 pond over te maken naar PIM.’
2.
De aanvulling op het arrest houdt als bewijsmiddel 1 bij feit 3 onder meer het volgende in (p34 van de aanvulling):
‘De beschikking van de rechtbank Roermond in de zaak van [naam 7] tegen Nexus Centre Ltd. (…) uitspraak 6 april 2005 voor zover deze inhoudt:
als verklaring van [verdachte] als getuige op 24 november 2005 (belofte):
Op vragen van mr. [naam 8]:
Ik heb me in materiële zin nooit bemoeid met de hoogte van optie-fee en zeker nooit gevraagd om deze met 250.000 pond te verhogen. Ook de Hong Kong vennootschap is mij onbekend. Ik ben er niet van op de hoogte dat TPC gevraagd heeft de optie-fee van 250.000 pond over te maken naar PIM.’
3.
In het arrest van de Hoge Raad van 19 april 2011 (NJ 2011, 196) is onder meer het volgende overwogen (r.o. 3.2.):
‘Dat bedoelde eed is afgelegd, zal in de regel zijn verwoord in het procesverbaal waarin de desbetreffende verklaring is gerelateerd. Uit dat procesverbaal behoeft niet te blijken in welke vorm de eed is afgelegd en dus ook niet of de getuige deze heeft afgelegd op een aan zijn godsdienstige gezindheid ontleende, van de in art. 1. Eedswet 1911 voor het afleggen van de eed voorgeschreven vorm afwijkende wijze heeft afgelegd (HR 19 november 1923, NJ 1924/p. 152 en HR 22 februari 1977, NJ 1978/37).
Voldoende is dat in dat proces-verbaal is vermeld dat de betrokkene de door de wet gevorderde eed (of belofte dan wel bevestiging) op de bij de wet voorgeschreven wijze heeft afgelegd. ’
4.
In aanmerking genomen dat de bewijsmiddelen niet uitdrukkelijk inhouden (een proces-verbaal waarin is vermeld) dat de belofte de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, zoals in art. 177 lid 2 Rv (juncto artikel 2 van de Eedswet 1971) omschreven5., door verzoeker als getuige is afgelegd op de bij de wet voorgeschreven wijze, is de bewezenverklaring van feit 3 voor zover inhoudende dat de verdachte ‘op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen’ niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
Middel V
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming uitdrukkelijk met nietigheid is bedreigd of zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vorm. In het bijzonder heeft het Hof bij de bewezenverklaring van het onder 5 tenlastegelegde de naleving verzuimd van de artikelen 350 en 359 juncto artikel 415 Sv, omdat het bewezenverklaarde ‘medeplegen’ van de faillissementsfraude niet kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen.
Toelichting
1.
De bewezenverklaring van het onder 5 tenlastegelegde houdt in dat verzoeker:
‘in de periode van 25 januari 2006 tot en met 7 januari 2008 in Nederland en/of in België en/of Hong Kong, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en een ander, terwijl die [medeverdachte 1], bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 5 april 2006, in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van die [medeverdachte 1], een bate niet heeft verantwoord, immers hebben hij, verdachte, die [medeverdachte 1] en die ander een geldbedrag ontvangen zonder de curator daarvan in kennis te stellen, te weten in de maand maart 2007 een geldbedrag van ongeveer EUR 30.000,-.’
2.
Het bestreden arrest houdt als bewijsoverweging ten aanzien van feit 5 onder meer het volgende in (p30):
‘Gelet op het feit dat [verdachte] wist dat [medeverdachte 1] failliet was verklaard en gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken heeft [verdachte] naar het oordeel van het hof op zijn minst willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [medeverdachte 1] het geld niet zou verantwoorden bij de curator en daarbij zo nauw met hem samengewerkt dat hij als mededader kan worden aangemerkt.’
3.
In aanmerking genomen dat de bewijsmiddelen niets inhouden waaruit volgt dat bij verzoeker de — voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op het medeplegen van faillissementsfraude vereiste — wetenschap van een faillissement van [medeverdachte 1] bestond, is 's Hofs oordeel dat ‘[verdachte] wist dat [medeverdachte 1] failliet was verklaard’, zonder nadere motivering die ontbreekt, niet begrijpelijk. Derhalve is de bewezenverklaring van het onder 5 tenlastegelegde medeplegen van faillissementsfraude niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
Middel VI
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming uitdrukkelijk met nietigheid is bedreigd of zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vorm. In het bijzonder heeft het Hof bij de bewezenverklaring van het onder 6 tenlastegelegde de naleving verzuimd van de artikelen 350 en 359 juncto artikel 415 Sv, omdat de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat ‘en door een samenweefsel van verdichtsels’, niet uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
Toelichting
1.
De bewezenverklaring van het onder 6 tenlastegelegde houdt in dat verzoeker:
‘In de periode van 29 juni 2004 tot en met 1 februari 2005 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, verzekeringsmaatschappij Chubb Insurance Company of Europe SA of Europe SA te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van EUR 1.050.000,- (éénmiljoenvijftigduizend), tezamen en in vereniging met anderen, met vorenomschreven oogmerk — zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (ter onderbouwing van een (verzekerings)claim)
- —
aan genoemde verzekeringsmaatschappij valse correspondentie heeft verstrekt betreffende investeringen in China, die vijf cliënten van TPC International B.V. via een accountant in China zouden hebben gedaan;
- —
een vals bankafschrift van de Shanghai Banking Corporation Ltd. ter bevestiging van de contante opname in China van een deel van voormeld geclaimd geldbedrag heeft verstrekt aan genoemde verzekeringsmaatschappij;
- —
aan genoemde verzekeringsmaatschappij heeft medegedeeld dat het geroofde geld volkomen (zogeheten) ‘wit’ geld betrof,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.’
2.
Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat één enkele leugen onvoldoende is om een samenweefsel van verdichtsels aan te nemen6.. In aanmerking genomen dat de bewezenverklaring rept van twee listige kunstgrepen (het verstrekken van valse correspondentie en een vals bankafschrift) en één leugen (de mededeling aan de verzekeringsmaatschappij dat het geroofde geld ‘wit’ was), als ook in aanmerking genomen dat uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet volgt dat er nog een ander verdichtsel (dan bewezenverklaard) is verkondigd, moet het ervoor gehouden worden dat uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsvoering de bewezenverklaring van ‘en door een samenweefsel van verdichtsels’ niet kan worden afgeleid.
Middel VII
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming uitdrukkelijk met nietigheid is bedreigd of zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vorm. In het bijzonder is niet voldaan aan een berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM.
Toelichting
Op 20 augustus 2012 is namens verzoeker het beroep in cassatie ingesteld. Het dossier is bij de Hoge Raad op 8 mei 2013 ingekomen. Er is dus sprake van een inzendingsduur van meer dan acht maanden. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2008 (ECLI:NL:PHR:2008:BD2578) moet worden geoordeeld dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM.
Slotsom:
Om de redenen, in het voorgaande vervat, kan het bestreden arrest niet in stand blijven; dat arrest behoort dus te worden vernietigd. Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. S.F.W, van 't Hullenaar en mr. C.H.W. Janssen, beiden advocaat te Arnhem, die bij deze verklaren tot die indiening en ondertekening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door verzoeker van cassatie.
(advocaten)
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 30‑09‑2013
De bwijsmiddelen —algemeen— vermeld op pagina 4 t/m 8 behelzen geen informatie over gedragingen van verzoeker specifiek in relatie tot feit 2D (Radiant Pictures BV).
Uit de bewijsmiddelen volgt weliswaar dat verzoeker meerdere (niet nader geduide) meetings heeft bezocht, betrokken is geweest bij de uitwerking van optiecontracten voor [naam 3] (alias [naam 3]) dan wel is gevraagd om contracten voor haar dan wel Radiant te maken, en dat (volgens de conclusie van medeverdachte [medeverdachte 2]) ‘het project’ mede onder de verantwoordelijkheid van verzoeker zou vallen omdat hij, verzoeker, zelf een belang in dat project zou hebben. Echter, ook deze bewijzen kunnen het ‘medeplegen’ in het hiervoor bedoelde opzicht niet dragen.
Welke vaststelling door het Hof blijkens de bewijsmiddelen gebaseerd moet zijn op de inhoud van de door [medeverdachte 1] opgestelde gewraakte brochure met verdichtsels.
Ik voeg hieraan toe dat het theoretisch nog zo zou kunnen zijn dat van de vijf andere bedrijven er een of meerdere tijdens de presentatie een negatieve waarde van [medeverdachte 1] mee zouden kunnen hebben gekregen (waardoor ondanks een waardering van Bioblue van 9 mln Bucephalus per saldo toch een waarde van 6,25 mln zou kunnen hebben), maar de bewijsmiddelen waarin staat vermeld dat het om goedlopende bedrijven zou gaan, impliceren dat zulks niet het geval is.
Onder meer HR 16 maart 1993, NJ 1993, 718 (r.o. 7.3.2). Zie ook punt 4.13 in de mooie conclusie van Knigge bij HR 15 oktober 2013, NJ 2014, 13.