Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/2.4.3.3
2.4.3.3 Hybride financieringsvormen
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS585152:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
RJ 290.212 schrijft echter wel voor dat indien de vreemd-vermogens- en de eigen-vermogenscomponent van een samengesteld instrument niet afzonderlijk worden geclassificeerd, in de toelichting dient te worden aangegeven op welke wijze deze instrumenten worden verwerkt.
Böhmer, S., Hoogendoorn, M.N., De Kam, F. & Krens, F., Handboek Jaarrekening 2004, Kluwer, Deventer, 2004, blz. 669-670. Andere voorbeelden zijn ontleend aan de application guidance bij IAS 32.
Naar Nederland recht zijn zulke aandelen in beginsel niet mogelijk. Met de komst van de ‘flexibele bv’ wordt dit wellicht anders, zie De Kluiver, Hj. e.a., Vereenvoudiging en flexibilisering van het Nederlandse BV-recht, Rapport van de expertgroep ingesteld door de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Economische Zaken, Den Haag, 2004, blz. 1-2. De expertgroep gaat namelijk onder meer uit van de volgende punten: – minder dwingend en meer regelend recht; – meer vrijheid van inrichting voor aandeelhouders; – faciliteren van de behoeften van hedendaagse, nationale en internationale, praktijk; – aansluiten bij ontwikkelingen in de ons omringende landen en de Europese Unie. Voor meer informatie over de flexibele bv verwijs ik naar www.ez.nl.
De emittent mag kiezen voor de volledige kwalificatie als eigen vermogen of als vreemd vermogen, afhankelijk van welk karakter van het financiële instrument overheerst.
De fiscaalrechtelijke kwalificatie van zo’n lening bespreek ik in hoofdstuk 4.
Böhmer e.a. wijzen er op dat er in zo’n situatie een verplichting moet worden opgenomen ter grootte van de contante waarde van de interestverplichtingen. Deze contante waarde is – mits de rente marktconform is – gelijk aan de nominale waarde van de lening, zie, Böhmer, S., Hoogendoorn, M.N., De Kam, F. & Krens, F., Handboek Jaarrekening 2004, Kluwer, Deventer, 2004, blz. 670. Vergelijk in dit verband tevens IAS 32 AG6 (application guidance)
Voor de verdere jaarrekeningtechnische verwerking – bijvoorbeeld van de conversie – verwijs ik naar IAS 32 AG 32 e.v.
Op dit punt luidt IAS 32.11 als volgt: ‘A financial liability is any liability that is: (a) (...); (b) a contract that will or may be settled in the entity’s own equity instruments and is: (i) a non-derivative for which the entity is or may be obliged to deliver a variable number of the entity’s own equity instruments; or; (ii) a derivative that will or may be settled other (onderstreping JvS) than by the exchange of a fixed amount of cash or another financial asset for a fixed number of the entity’s own equity instruments’.
Kwalificatie van hybride instrumenten
Naast regulier eigen vermogen en vreemd vermogen bestaan er ook hybride financieringsinstrumenten. Deze financieringsvormen hebben zowel kenmerken van eigen vermogen als van vreemd vermogen. Voor jaarverslaggevingdoeleinden rijst de vraag hoe een zo’n hybride instrument moet worden geclassificeerd. IAS 32.28 schrijft voor dat de eigen vermogen component en de vreemd vermogen component separaat moeten worden verantwoord in de balans. De RJ beveelt afzonderlijke waardering aan, maar schrijft deze niet voor, zie RJ 290.212.1
Böhmer e.a. geven onder andere de volgende voorbeelden van de kwalificatie van hybride financiële instrumenten2:
preferente aandelen en prioriteitsaandelen;
verplicht aflosbare aandelen;
mogelijk aflosbare aandelen;
perpetuele lening;
aflosbare/converteerbare lening;
converteerbare obligatielening met aflossing in vaste tegenwaarde;
financiële instrumenten met ‘oneigenlijke’ onzekerheden.
Ad 1: Preferente aandelen en prioriteitsaandelen
(Niet aflosbare) Preferente aandelen en prioriteitsaandelen kwalificeren niet (partieel) als vreemd vermogen omdat er voor de emittent geen feitelijke of in rechte afdwingbare verplichting bestaat om bedragen te betalen aan de aandeelhouders. Bij cumulatief preferente aandelen is dit niet anders. Het doorslaggevende criterium is of de emittent zelf kan bepalen of er al dan niet dividend wordt uitgekeerd. Het dividendverleden, de dividendintenties, het negatieve effect op de prijs van gewone aandelen indien geen dividend wordt uitgekeerd op preferente aandelen (omdat dan in de regel evenmin dividend mag worden uitgekeerd op de normale aandelen), etc. doen hier niet aan af, zie IAS 32 AG26.
Ad 2: Verplicht aflosbare aandelen3
De kwalificatie verplicht aflosbare aandelen is afhankelijk van het antwoord op de vraag of de emittent naast de aflossingsverplichting ook een contractuele verplichting heeft om dividend te betalen. Indien er een verplichting bestaat om een bepaald dividend uit te betalen, kwalificeren de aandelen zowel volgens de IASB als volgens de RJ als vreemd vermogen. Indien er geen dividendverplichting bestaat, dient het aflosbare aandeel volgens de IASB te worden gesplitst in een deel vreemd vermogen en in een deel eigen vermogen. Zoals ik hiervoor reeds opmerkte, beveelt de RJ uitsplitsing aan maar stelt hij deze niet verplicht.4
Ad 3: Mogelijk aflosbare aandelen
Omdat bij mogelijk aflosbare aandelen het initiatief tot aflossing ligt bij de emittent, bestaat er geen verplichting tot aflossing, en is er in beginsel sprake van eigen vermogen. Indien uit het verleden blijkt dat de vennootschap altijd overgaat tot het aflossen van de aandelen en het vrijwel zeker is dat dit ook bij de onderhavige aandelen zal geschieden, kwalificeren de aandelen (partieel) als vreemd vermogen.
Ad 4: Perpetuele lening
Indien een lening geen aflossingsverplichting kent en de rentebetaling winstafhankelijk is, is er sprake van een lening die kwalificeert als eigen vermogen.5 Indien de lening geen aflossingsverplichting kent maar wel een renteverplichting, kan de emittent deze rentebetalingen niet tegenhouden. Er is dan ingevolge IAS 32.11 sprake van (partieel) vreemd vermogen.6
Ad 5: Aflosbare/converteerbare lening
Bij een reguliere converteerbare obligatielening heeft de houder van de obligatie de keuze of op een bepaald tijdstip de lening wordt omgezet in aandelen. Zo’n obligatielening is een hybride instrument; er is sprake van een aflossingsverplichting in eigen aandelen en een vaste rentecomponent welke niet kan worden tegengehouden. Afzonderlijke kwalificatie wordt voorgeschreven door de IASB (IAS 32.28) en aanbevolen door de RJ (RJ 290.212). De RJ staat evenwel ook kwalificatie/classificatie als vreemd vermogen toe mits deze is toegelicht.
IAS 32.32 geeft aan hoe de separate waardering plaats moet vinden. IAS 32 AG31 geeft het volgende voorbeeld: ‘(a) The issuer’s obligation to make scheduled payments of interest and principal is a financial liability that exists as long as the instrument is not converted. On initial recognition, the fair value of the liability component is the present value of the contractually determined stream of future cash flows discounted at the rate of interest applied at that time by the market to instruments of comparable credit status and providing substantially the same cash flows, on the same terms, but without the conversion option. (b) The equity instrument is an embedded option to convert the liability into equity of the issuer. The fair value of the option comprises its time value and its intrinsic value, if any. This option has value on initial recognition even when it is out of the Money’.7
Ad 6: Converteerbare obligatielening met aflossing in vaste tegenwaarde
Het is ook denkbaar dat de emittent van een obligatielening het recht heeft om de lening ‘af te lossen’ in aandelen die de tegenwaarde vormen van de af te lossen hoofdsom. De IASB classificeert zo’n obligatielening als vreemd vermogen, zie IAS 32.11.8
In IAS 32 AG27 wordt dienaangaande het volgende opgemerkt: ‘A contract that will be settled in a variable number of the entity’s own shares whose value equals a fixed amount or an amount based on changes in an underlying variable (eg a commodity price) is a financial asset or a financial liability. Similarly, a contract that will be settled in a fixed number of the entity’s own shares, but the rights attaching to those shares will be varied so that the settlement value equals a fixed amount or an amount based on changes in an underlying variable, is a financial asset or a financial liability’.
Ad 7: Financiële instrumenten met ‘oneigenlijke’ onzekerheden
De kwalificatie als eigen vermogen van een financieel instrument wijzigt niet indien op kunstmatige wijze een onzekerheid/liability wordt opgeroepen.
In IAS 32 AG25 wordt dienaangaande het volgende opgemerkt: ‘Paragraph 25 requires that if a part of a contingent settlement provision that could require settlement in cash or another financial asset (or in another way that would result in the instrument being a financial liability) is not genuine, the settlement provision does not affect the classification of a financial instrument. Thus, a contract that requires settlement in cash or a variable number of the entity’s own shares only on the occurrence of an event that is extremely rare, highly abnormal and very unlikely to occur is an equity instrument. Similarly, settlement in a fixed number of an entity’s own shares may be contractually precluded in circumstances that are outside the control of the entity, but if these circumstances have no genuine possibility of occurring, classification as an equity instrument is appropriate’.
In de situaties zoals hierboven geschetst blijft er derhalve sprake van eigen vermogen.