Het voorlopig getuigenverhoor
Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/127:127 Conclusie ontbindingsprocedure
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/127
127 Conclusie ontbindingsprocedure
Documentgegevens:
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS453417:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie ook Ktg. Amsterdam 6 maart 2001, ECLI:NL:KTGAMS:2001:AG2716, JAR 2001, 76, m.nt. M.S.A. Vegter.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Samenvattend overtuigen de in de jurisprudentie genoemde redenen om geen voorlopig getuigenverhoor toe te staan in het kader van een ontbindingsprocedure niet. Integendeel, de hoge vergoedingen en het gebrek aan hoger beroep en cassatieberoep pleiten ervoor dat een partij in ieder geval in staat wordt gesteld bewijs te vergaren om op basis daarvan zijn proceskansen in te schatten.1 Dit klemt temeer nu het leveren van getuigenbewijs tijdens de ontbindingsprocedure niet kan worden afgedwongen door middel van een bewijsaanbod en de praktijk uitwijst dat kantonrechters een bewijsaanbod in beginsel passeren. Terecht lijken de kantonrechters een welwillender houding aan te nemen ten opzichte van het voorlopig getuigenverhoor voorafgaand aan de ontbindingsprocedure. Dit wordt anders zodra de ontbindingsprocedure is begonnen, vanwege de snelheid waarmee een dergelijke procedure wordt behandeld. Het snel afhandelen van het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor en het vervolgens horen van de getuigen direct voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek, is naar mijn mening een goede oplossing voor het bewijsprobleem in ontbindingsprocedures. Een partij in een arbeidsconflict doet er echter hoe dan ook verstandig aan zo snel mogelijk een voorlopig getuigenverhoor te verzoeken als het succes in de ontbindingsprocedure (grotendeels) afhangt van getuigenverklaringen.