Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/7.4.3.3
7.4.3.3 Relevantie geldontwaarding
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
In deze zin ook Overeem 1979, p. 38; Van der Nat 1982, p. 451; Eykman 1984, p. 227; S. Den Ouden-Huygen 1985, p. 10; Knol 1986, p. 74 en Storm, Kamp & Schön 1995, p. 277. Ook in de rechtspraak pleegt inflatiecorrectie juist te worden geacht. Vgl. Hof Leeuwarden 28 oktober 1970, VR 1972,92 en Rb. Rotterdam 1 juni 1984, VR 1985,47. Genuanceerd m.b.t. periodieke smartengelduitkeringen is Hof 's-Hertogenbosch 24 december 1974, N] 1977, 214. Zie voor het Engelse recht in deze zin Wright v. British Railway Board [1983] 2 AC, 773, 782, waarin inflatiecorrectie als verplichtingen niet als discretionaire bevoegdheid van de rechter wordt aangemerkt. Zie voor het Duitse recht o.m. Deutsch 1993, p. 240/1: 'Man mag diese Praxis als die Inflation weiterhin fördernd kritisieren. Sie dient jedoch dem Ausgleich der erlittenen immateriellen Unbill, die sich an dem gegenwartigen Geldwert zu orientieren hat.'
Zie over de verhouding tussen geldontwaarding en wettelijke rente § 9.2.2.
Ook in deze zin VRS 1997, p. 19.
VRS 1997, p. 19.
T.a.v. de meest ernstige gevallen wordt in Engeland wel aangenomen dat bij de ontwikkeling daarvan in het verleden juist onvoldoende rekening is gehouden met inflatie, waardoor de bedragen in deze gevallen 'achter zijn gebleven' t.o.v. andere bedragen. Die ontwikkeling wordt echteT ook wel mede toegeschreven aan het feit dat vooral in de meest ernstige gevallen steeds meer vermogensschadeposten worden erkend, die vroeger mogelijk werden gezien als 'immateriële schade', zoals de kosten van aanpassing van vervoermiddelen en woonruimte. Aldus Consultation Paper 140, p. 108.
Het feit dat de omvang van de schade in geld wordt uitgedrukt, brengt reeds op zichzelf mee dat de waarde van geld een rol speelt bij de begroting. Die waarde is voor een belangrijk deel afhankelijk van de koopkracht van dat geld, die wordt beïnvloed door geldontwaarding. Nu de waardering van het leed in geld wordt uitgedrukt, wordt terecht vrij algemeen aangenomen dat geldontwaarding verdisconteerd dient te worden in de omvang van de vergoeding.1 Dit betekent dat bij vergelijking met oudere gevallen waarin een smartengeldbedrag werd toegekend steeds de mate van geldontwaarding tussen het moment van die toekenning en het moment van het ontstaan van de (nieuwe) schade verdisconteerd dient te worden.2 Als correctiemaatstaf lijkt het consumentenprijsindexcijfer het meest passend.3 Niet valt in te zien waarom van geldontwaarding een verschillende invloed zou dienen uit te gaan naar gelang de hoogte van de toegewezen bedragen. De opmerking in het smartengeldnummer van Verkeersrecht4 dat met name bij hogere bedragen toepassing van de inflatiecorrectie tot 'minder realistische resultaten' kan leiden acht ik dan ook niet terecht.5