Einde inhoudsopgave
Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1992
- Redactionele toelichting
Art. 11 is gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 1992, 75). Het Maandbericht van december 2004 is verwerkt.
- Bronpublicatie:
10-03-1988, Trb. 1989, 17 (uitgifte: 27-01-1989, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-05-1992, Trb. 1992, 75 (uitgifte: 08-05-1992, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Verdrag van 10 maart 1988
De Staten-Partijen bij dit Verdrag,
Indachtig de doelstellingen en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties betreffende de handhaving van de internationale vrede en veiligheid en de bevordering van vriendschappelijke betrekkingen en samenwerking tussen Staten,
Erkennend in het bijzonder dat een ieder recht heeft op leven, vrijheid en veiligheid van zijn persoon, zoals uiteengezet in de Universele verklaring van de rechten van de mens en het Internationale Verdrag inzake de burgerrechten en de politieke rechten,
Ernstig bezorgd over de toeneming over de gehele wereld van daden van terrorisme in al zijn vormen, waardoor onschuldigen in gevaar worden gebracht of van het leven worden beroofd, fundamentele vrijheden worden bedreigd en de menselijke waardigheid ernstig wordt aangetast,
Overwegend dat wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart de veiligheid van personen en goederen in gevaar brengen, de exploitatie van zeediensten ernstig aantasten en het vertrouwen dat de volkeren der wereld stellen in de veiligheid der zeevaart ondermijnen,
Overwegend dat dergelijke gedragingen de gehele internationale gemeenschap ernstig verontrusten,
Overtuigd van de dringende behoefte aan de totstandkoming van internationale samenwerking tussen Staten bij de opstelling en het nemen van doeltreffende en praktische maatregelen ter voorkoming van alle wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart, alsmede bij de vervolging en bestraffing van de daders,
In herinnering brengend resolutie 40/61 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 9 december 1985 die, onder andere, ‘alle Staten dringend verzoekt om hetzij eenzijdig, hetzij in samenwerking met andere Staten, alsook de desbetreffende organen van de Verenigde Naties, een bijdrage te leveren aan de geleidelijke uitbanning van de oorzaken van het internationale terrorisme en bijzondere aandacht te besteden aan alle omstandigheden — met inbegrip van kolonialisme, racisme en omstandigheden waarin sprake is van massale en flagrante schendingen van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, alsmede omstandigheden waarin sprake is van een vreemde bezetting — die aanleiding kunnen geven tot internationaal terrorisme en die de internationale vrede en veiligheid in gevaar kunnen brengen’,
Voorts in herinnering brengend dat resolutie 40/61 ‘alle daden, methoden en praktijken van terrorisme, ongeacht waar en door wie gepleegd of toegepast, met inbegrip van die welke de vriendschappelijke betrekkingen tussen Staten en hun veiligheid in gevaar brengen, ondubbelzinnig bestempelt als misdadig’,
Tevens in herinnering brengend dat de Internationale Maritieme Organisatie in resolutie 40/61 was verzocht ‘het vraagstuk van het terrorisme aan boord van of gericht tegen schepen te bestuderen, teneinde passende maatregelen te kunnen aanbevelen’,
Indachtig resolutie A.584(14) van 20 november 1985 van de Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie, die opriep tot het treffen van maatregelen ter voorkoming van wederrechtelijke gedragingen die de veiligheid van schepen en die van hun passagiers en bemanningen bedreigen,
Vaststellend dat gedragingen van de bemanning die zijn onderworpen aan de gewone scheepstucht buiten de werkingssfeer van dit Verdrag vallen,
Bevestigend dat het wenselijk is de regels en normen met betrekking tot de voorkoming en bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen schepen en personen aan boord van schepen nauwlettend te volgen, teneinde deze indien nodig te kunnen aanpassen, en in dat kader met voldoening nota nemend van de maatregelen tot voorkoming van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen passagiers en bemanningen aan boord van schepen, aanbevolen door de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie,
Voorts bevestigend dat aangelegenheden die niet voor dit Verdrag worden geregeld, beheerst blijven door de regelen en beginselen van algemeen internationaal recht,
Erkennend de noodzaak dat alle Staten bij de bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart de regelen en beginselen van algemeen internationaal recht strikt naleven,
Zijn als volgt overeengekomen:
Verdragpartijgroep