Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2006/44/EG betreffende de kwaliteit van zoet water dat bescherming of verbetering behoeft teneinde geschikt te zijn voor het leven van vissen
Bijlage I Lijst van parameters
Geldend
Geldend vanaf 15-10-2006
- Bronpublicatie:
06-09-2006, PbEU 2006, L 264 (uitgifte: 25-09-2006, regelingnummer: 2006/44/EG)
- Inwerkingtreding
15-10-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-09-2006, PbEU 2006, L 264 (uitgifte: 25-09-2006, regelingnummer: 2006/44/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Parameter | Water voor zalmachtigen | Water voor karperachtigen | Analyse- of onderzoekmethoden | Minimale bemonsterings- en meetfrequentie | Opmerkingen | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
G | I | G | I | |||||
1. | Temperatuur (°C) | 1. | De temperatuur die stroomafwaarts van een punt van thermische lozing (op de grens van het gebied waar de vermenging plaatsvindt) is gemeten, mag de natuurlijke temperatuur met niet meer overschrijden dan: | Warmtemeting | Wekelijks, zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts van het punt van thermische lozing | Te snelle temperatuurschommelingen dienen te worden vermeden. | ||
1,5°C | 3°C | |||||||
De lidstaten mogen onder bijzondere omstandigheden tot geografisch beperkte afwijkingen besluiten indien de bevoegde instantie kan bewijzen dat daaruit geen schadelijke gevolgen voortvloeien voor de evenwichtige ontwikkeling van de vispopulaties. | ||||||||
2. | De thermische lozing mag niet tot gevolg hebben dat de temperatuur stroomafwaarts van het punt van thermische lozing (op de grens van het gebied waar de vermenging plaatsvindt) de volgende waarden overschrijdt: | |||||||
21,5 (0) | 28 (0) | |||||||
10 (0) | 10 (0) | |||||||
De temperatuurgrens van 10°C heeft alleen betrekking op de voortplantingsperioden van soorten die koud water nodig hebben voor hun voortplanting en alleen op water waarin dergelijke soorten kunnen voorkomen. | ||||||||
De temperatuurgrenzen mogen echter in 2 % van de tijd worden overschreden. | ||||||||
2. | Opgeloste zuurstof | 50 % ≥ 9 | 50 % ≥ 9 | 50 % ≥ 8 | 50 % ≥ 7 | Volgens Winkler of specifieke elektroden (elektrochemische methode) | Maandelijks met minimaal één monster dat representatief is voor het lage zuurstofgehalte van het water op de dag van bemonstering. | |
(mg/l O2) | 100% ≥ 7 | Indien het zuurstofgehalte daalt onder 6 mg/l passen de lidstaten de bepalingen van artikel 7, lid 3, toe. De bevoegde instantie moet aantonen dat er onder deze omstandigheden geen schadelijke gevolgen optreden voor de evenwichtige ontwikkeling van de vispopulaties. | 100% ≥ 5 | Indien het zuurstofgehalte daalt onder 4 mg/l passen de lidstaten de bepalingen van artikel 7, lid 3, toe. De bevoegde instantie moet aantonen dat er onder deze omstandigheden geen schadelijke gevolgen optreden voor de evenwichtige ontwikkeling van de vispopulaties. | Indien er evenwel een vermoeden is van aanzienlijke, dagelijkse schommelingen, moeten er minimaal twee monsters per dag worden genomen. | |||
3. | pH | 6–9 (0) (1) | 6–9 (0) (1) | Elektrometrie; kalibrering door middel van twee bufferoplossingen waarvan de pH bekend is, in de nabijheid en bij voorkeur aan beide zijden van de te bepalen pH ligt | Maandelijks | |||
4. | Gesuspendeerde stoffen (mg/l) | ≤ 25 (0) | ≤ 25 (0) | Filtrering door een filtrerend membraan van 0,45 μm, of centrifugering (min. 5 minuten, gemiddelde versnelling 2 800–3 200 g), droging bij 105 °C en weging | De aangegeven waarden hebben betrekking op gemiddelde concentraties en zijn niet van toepassing op gesuspendeerde stoffen met schadelijke chemische eigenschappen. Overstromingen kunnen bijzonder hoge concentraties teweegbrengen. | |||
5. | DBO5 (mg/l O2) | ≤ 3 | ≤ 6 | Bepaling van de O2 volgens Winkler voor en na een incubatietijd van vijf dagen in het donker bij een temperatuur van 20 ± 1 °C (nitrificatie mag niet worden verhinderd) | ||||
6. | Totaal fosfaat (mg/l P) | Moleculaire absorptiespectrofotometrie | Voor meren met een gemiddelde diepte tussen 18 en 300 m zou de volgende formule kunnen worden toegepast: L≤ 10 (Z/Tw) (1+√Tw) waarin: L = belasting, uitgedrukt in mg P per vierkante meter oppervlakte van het meer in één jaar Z = gemiddelde diepte van het meer in meter Tw = theoretische verblijftijd van het water van het meer, uitgedrukt in jaren. In andere gevallen kunnen grenswaarden van 0,2 mg/l voor water voor zalmachtigen en van 0,4 mg/l voor water voor karperachtigen, uitgedrukt als PO4, als indicatief worden beschouwd teneinde de eutrofiëring te verminderen. | |||||
7. | Nitrieten (mg/l NO2) | ≤ 0,01 | ≤ 0,03 | Moleculaire absorptiespectrofotometrie | ||||
8. | Fenolverbindingen (mg/l C6H5OH) | 2. | 2. | Onderzoek van smaak | Onderzoek van smaak wordt alleen verricht wanneer de aanwezigheid van fenolverbindingen wordt vermoed. | |||
9. | Koolwaterstoffen op oliebasis | 3. | 3. | Onderzoek van uiterlijk Onderzoek van smaak | Maandelijks | Een onderzoek van uiterlijk wordt één keer per maand verricht; een onderzoek van smaak wordt alleen verricht wanneer de aanwezigheid van koolwaterstoffen wordt vermoed. | ||
10. | Niet-geïoniseerde ammoniak (mg/l NH3) | ≤ 0,005 | ≤ 0,025 | ≤ 0,005 | ≤ 0,025 | Moleculaire absorptiespectrofotometrie met gebruik van indofenolblauw of volgens Nessler, gecombineerd met de bepaling van de pH en de temperatuur | Maandelijks | De waarden voor niet-geïoniseerde ammoniak mogen in de vorm van kleine pieken overdag worden overschreden. |
Ter vermindering van het risico van toxiciteit door niet-geïoniseerde ammoniak, van zuurstofverbruik door nitrificatie en van eutrofiëring, mogen de concentraties van ammonium in totaal de volgende waarden niet overschrijden: | ||||||||
11. | Totaal ammonium (mg/l NH4) | ≤ 0,04 | ≤1 (4) | ≤ 0,2 | ≤ 1 (4) | |||
12. | Totaal residueel chloor (mg/l HOCl) | ≤ 0,005 | ≤ 0,005 | DPD-methode (diéthyl-p-fenyleendiamine) | Maandelijks | De I-waarden komen overeen met pH= 6. Hogere concentraties van totaal chloor zijn aanvaardbaar bij hogere pH. | ||
13. | Totaal zink (mg/l Zn) | ≤ 0,3 | ≤ 1,0 | Spectrometrie van de atomaire absorptie | Maandelijks | De I-waarden komen overeen met een hardheidsgraad van 100 mg/l CaCO3. In de gevallen waarin de hardheid van het water tussen 10 en 500 mg/l ligt, zijn de overeenkomstige grenswaarden te vinden in bijlage II. | ||
14. | Opgelost koper (mg/l Cu) | ≤ 0,04 | ≤ 0,04 | Spectrometrie van de atomaire absorptie | De G-waarden komen overeen met een hardheidsgraad van 100 mg/l CaCO3. In de gevallen waarin de hardheid van het water tussen 10 en 300 mg/l ligt, zijn de overeenkomstige grenswaarden te vinden in bijlage II. |
Algemene opmerking
Er zij opgemerkt dat er bij de vaststelling van de waarden der parameters van werd uitgegaan dat de in deze bijlage al dan niet behandelde andere parameters gunstig zijn. Dat betekent vooral dat de concentraties van andere schadelijke stoffen dan de genoemde zeer zwak zijn.
Wanneer twee of meer stoffen in mengtoestand voorkomen, kan het totale effect (additieve, synergetische of antagonistische werkingen) significant zijn.
Afkortingen
G = Richtwaarde
I = Bindende waarde
(0) = Afwijkingen zijn mogelijk overeenkomstig artikel 11.
Voetnoten
De kunstmatige schommelingen in de pH ten opzichte van de niet beïnvloede waarden mogen niet meer dan ±0,5 eenheden pH bedragen binnen de limieten gesteld op 6,0 en 9,0, mits deze schommelingen niet de schadelijke werking van andere in het water aanwezige stoffen verhogen.
De kunstmatige schommelingen in de pH ten opzichte van de niet beïnvloede waarden mogen niet meer dan ±0,5 eenheden pH bedragen binnen de limieten gesteld op 6,0 en 9,0, mits deze schommelingen niet de schadelijke werking van andere in het water aanwezige stoffen verhogen.
De fenolverbindingen mogen niet in zo hoge concentraties aanwezig zijn dat de smaak van de vis erdoor wordt gewijzigd.
De fenolverbindingen mogen niet in zo hoge concentraties aanwezig zijn dat de smaak van de vis erdoor wordt gewijzigd.
Producten op oliebasis mogen niet in zo grote hoeveelheden in het water voorkomen dat:
- —
het wateroppervlak met een zichtbare film of de bodem van waterlopen en meren met bezinksel wordt bedekt,
- —
de vissen hierdoor een duidelijk aan koolwaterstoffen te wijten smaak krijgen,
- —
schadelijke effecten bij de vissen hiervan het gevolg zijn.
Producten op oliebasis mogen niet in zo grote hoeveelheden in het water voorkomen dat:
- —
het wateroppervlak met een zichtbare film of de bodem van waterlopen en meren met bezinksel wordt bedekt,
- —
de vissen hierdoor een duidelijk aan koolwaterstoffen te wijten smaak krijgen,
- —
schadelijke effecten bij de vissen hiervan het gevolg zijn.
Bij bijzondere klimatologische omstandigheden of bij bijzondere geografische omstandigheden, met name bij lage watertemperaturen en vermindering van de nitrificatie, of wanneer de bevoegde instantie kan aantonen dat er geen schadelijke gevolgen zijn voor de evenwichtige ontwikkeling van de vispopulaties, kunnen de lidstaten waarden vaststellen die hoger zijn dan 1 mg/l.
Bij bijzondere klimatologische omstandigheden of bij bijzondere geografische omstandigheden, met name bij lage watertemperaturen en vermindering van de nitrificatie, of wanneer de bevoegde instantie kan aantonen dat er geen schadelijke gevolgen zijn voor de evenwichtige ontwikkeling van de vispopulaties, kunnen de lidstaten waarden vaststellen die hoger zijn dan 1 mg/l.