Einde inhoudsopgave
Alle omstandigheden van het geval (O&R nr. 77) 2013/1.3.4
1.3.4 Relativering van het onderscheid tussen de functies
mr. P.T.J. Wolters, datum 01-03-2013
- Datum
01-03-2013
- Auteur
mr. P.T.J. Wolters
- JCDI
JCDI:ADS302186:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zo ook bijvoorbeeld Valk 1999b, p. 496, Memelink 2009, p. 194 en Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 366 en 402.
Zie bijvoorbeeld Scholten 1909, p. 350, Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 366, Wissink 2011, p. 24, Tjittes 2012, p. 97, Valk 2012b, p. 769, Wissink 2012a, p. 31 en Wissink 2012b, p. 50-51. Zie in een internationale context ook Cohen 2011, p. 125.
Zie bijvoorbeeld HR 30 november 1951, NJ 1953, 76 (Van Stijverden/Van Olst). De betekenis van ‘licentiesommen’ werd hier ruim uitgelegd. Hierdoor ontstond een verplichting.
Zie HR 20 mei 1949, NJ 1950, 72 (Zwitserse/Koppe). Eiseres in cassatie klaagt dat het Hof de overeenkomst heeft beperkt. De Hoge Raad stelt dat het hier niet ging om een beperking maar om uitleg van de overeenkomst. Ten tijde van dit arrest was de beperkende werking nog niet onmiskenbaar geaccepteerd.
Van Dunné 1971, p. 90.
Van Dunné 1971, p. 198.
Van Dunné 1971, p. 219 en 239. Zie ook Bregstein 1935, vooral p. 15.
Parl. Gesch. Boek 6, p. 67-68 (M.v.A. II), Rijken 1994, p. 45, Peletier 1999, p. 97, Snijders 2007a, p. 8 en Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 407.
Rijken 1994, p. 45 en Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 407.
Zie bijvoorbeeld HR 3 december 1999, NJ 2000, 120 (Latour/De Bruijn). De redelijkheid en billijkheid creëerde een opzeggingsbevoegdheid. Deze bevoegdheid werd afhankelijk gesteld van een ‘voldoende zwaarwegende grond’.
Rijken 1994, p. 45 en Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 407. Zie bijvoorbeeld HR 5 april 1968, NJ 1968, 251 (Pekingeenden). Een partij verwerkt zijn recht op de betaling van de volledige koopprijs door niet tijdig te protesteren tegen de door de wederpartij toegepaste kortingen. Dwaling op grond van art. 6:228 lid 1 sub b BW werkt vergelijkbaar. Het niet vervullen van de mededelingsplicht leidt tot de vernietigbaarheid van de overeenkomst. Een vernietiging beperkt de rechten die voortvloeien uit de overeenkomst. Dwaling is een in § 1.2.4 besproken kristallisatie van de redelijkheid en billijkheid. Zie § 1.2.4.
Parl. Gesch. Boek 6, p. 68 (M.v.A. II), Rijken 1994, p. 45 en Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 407. Zie voor een voorbeeld HR 3 december 1999, NJ 2000, 120 (Latour/De Bruijn). De uitoefening van een aanvullende opzeggingsbevoegdheid leidt tot de beperking van de rechten van de wederpartij. Het tegenovergestelde is ook mogelijk. De beperking van de rechten van de ene partij leidt tot een aanvulling van de rechten van haar wederpartij. Vergelijk in die zin Valk 1993, p. 113.
Het onderscheid van de drie functies is overigens wel van belang voor de mogelijkheden in cassatie. Zie hierover bijvoorbeeld Asser procesrecht/Veegens/ Korthals Altes & Groen 2005 (7), nr. 101-109 en Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 368.
Zie bijvoorbeeld HR 14 december 2001, NJ 2002, 59 (Bouwkamp/Van Dijke Semo), HR 8 februari 2002, NJ 2002, 284 (Poelstra/Betman Transport & Expeditie), HR 24 januari 2003, JOL 2003, 55 (X/Motrac Landbouw) en HR 15 oktober 2004, NJ 2005, 141 (GTI/ Zürich Verzekeringen) en Hartkamp 2012, p. 52. Vergelijk ook HR 15 juni 2012, RvdW 2012, 852 (X/Veldhuyzen van Zanten).
Zo ook Parl. Gesch. Boek 6, p. 68 (M.v.A. II) en Snijders 2007a, p. 8.
De §§ 2.5.1, 3.2.2 en 6.4.1.1.
De redelijkheid en billijkheid vult aan, beperkt en legt uit. Deze functies lijken op het eerste gezicht duidelijk van elkaar te onderscheiden. Dit valt tegen. De verschillende functies lopen in veel gevallen in elkaar over.1 Wat de één uitleg noemt, ziet de ander als de aanvullende of beperkende werking. Waar de één genoeg heeft aan aanvulling of beperking, heeft de ander aanvulling en beperking nodig.
De precieze grens tussen de uitleg en het aanvullen van een overeenkomst of rechtshandeling is niet duidelijk.2 De ‘uitleg’ van een overeenkomst kan leiden tot de vaststelling van rechtsgevolgen die niet blijken uit de letterlijke tekst van de overeenkomst. Uitleg kan dus leiden tot de ‘aanvulling’ van de letterlijke tekst.3 Dezelfde onduidelijkheid speelt op het grensvlak tussen de beperkende werking en de uitleg. De uitleg kan de rechtsgevolgen van een rechtshandeling of overeenkomst ook beperken.4 Iedere rechtshandeling kan zo worden ‘uitgelegd’ dat de daaruit vloeiende rechten slechts gelden voor zover zij niet in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid.5
‘Uitleg’ kan leiden tot de aanvulling of beperking van een rechtsbetrekking. Een brede definitie van uitleg slokt de andere functies van de redelijkheid en billijkheid op. Van Dunné hanteert ruime definities van ‘uitleg’ en ‘rechtshandeling’.6 Zo ruim, dat de andere functies van de redelijkheid en billijkheid overbodig zijn.7
Ook de grens tussen de aanvullende werking en de beperkende werking is niet altijd gemakkelijk te trekken.8 Een werking van de redelijkheid en billijkheid kan in sommige gevallen zowel als een aanvulling, een beperking of een combinatie van beide worden beschouwd. De beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid kan een leemte creëren. De aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid kan deze leemte vervolgens opvullen.9 Omgekeerd kan de aanvullende werking een nieuwe bevoegdheid creëren. De beperkende werking kan deze bevoegdheid vervolgens clausuleren.10 Dit rechtsgevolg is ook te formuleren als een aanvullende werking. De redelijkheid en billijkheid schept immers een geclausuleerde bevoegdheid. Verder kan de aanvullende werking een verplichting scheppen. Het niet nakomen van deze verplichting kan dan leiden tot de beperking van een recht.11 Ten slotte kan de redelijkheid en billijkheid een bevoegdheid creëren voor een partij. Deze bevoegdheid kan de rechten van de wederpartij beperken. De aanvulling van de rechten van de ene partij beperkt de rechten van haar wederpartij.12
De redelijkheid en billijkheid werkt. Hoe ze werkt, is echter op verschillende manieren te interpreteren. De bovenstaande voorbeelden illustreren dit. De lezer kan het hiermee oneens zijn. Hij kan gemotiveerd betogen waarom het de ene keer aanvulling, de andere keer uitleg en de derde keer beperking moet zijn. Deze lezer zal gelijk hebben. Toch heb ik mij bij de bovenstaande voorbeelden bewust niet uitgelaten over wat nu de juiste interpretatie is. Voor mijn onderzoek is een strikt onderscheid tussen de drie functies niet van belang.13 De factoren die invloed uitoefenen op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, beïnvloeden ook de aanvullende werking en de uitleg. De verschillen tussen de functies vormen geen beletsel. De hierboven geïllustreerde inwisselbaarheid verplicht juist om bij alle functies rekening te houden met dezelfde factoren. De relevantie van een bepaalde omstandigheid dient niet afhankelijk te zijn van het antwoord op de vraag of een bepaalde werking van de redelijkheid en billijkheid als aanvulling, beperking of uitleg wordt gekwalificeerd.
Het onderscheiden van de aanvullende en beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid lijkt van belang vanwege de strengere maatstaf van de artt. 6:2 lid 2 en 248 lid 2 BW. Lid 1 van de beide artikelen verwijst slechts naar de eisen van de redelijkheid en billijkheid. Lid 2 spreekt over ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’. ‘Onaanvaardbaar’ suggereert dat er strengere eisen worden gesteld aan de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Ook de Hoge Raad spoort aan tot een terughoudende toepassing. ‘In strijd met de redelijkheid en billijkheid’ is niet voldoende voor toepassing van de beperkende werking, het moet ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’ zijn.14
Toch verschilt de maatstaf van de artt. 6:2 lid 2 en 248 lid 2 BW niet van die van de artt. 6:2 lid 1 en 248 lid 1 BW.15 Art. 6:248 lid 2 BW moet terughoudend worden toegepast. Dit vloeit echter niet voort uit de formulering van het artikel, het vloeit voort uit de redelijkheid en billijkheid. Stel dat lid 2 simpelweg naar de redelijkheid en billijkheid zou verwijzen, zou dit verschil uitmaken? Is het redelijk en billijk als een overeenkomst om kleine onredelijkheden kan worden beperkt? Verschillende omstandigheden zouden zich hiertegen verzetten. Het beginsel van partijautonomie brengt met zich dat personen zichzelf kunnen binden. Door een overeenkomst te sluiten wekken ze verwachtingen en vertrouwen bij de wederpartij. De rechtszekerheid zou te zeer worden geschaad wanneer iedere onredelijkheid een overeenkomst opzij zou kunnen zetten. Het beginsel van partijautonomie, vertrouwenopwekkende eerdere gedragingen en de rechtszekerheid: deze omstandigheden beïnvloeden de werking van de redelijkheid en billijkheid.16 Zij pleiten tegen de beperking van een overeenkomst op grond van de redelijkheid en billijkheid. Zij leggen veel gewicht in de schaal. Er moet heel wat tegenover staan voordat de redelijkheid en billijkheid de overeenkomst toch beperkt. Met andere woorden: de redelijkheid en billijkheid beperkt de gevolgen van een overeenkomst pas als het resultaat onaanvaardbaar zou zijn. Toepassing van de redelijkheid en billijkheid leidt op deze manier tot hetzelfde resultaat als de strenge formulering van lid 2.
Deze argumenten zijn overigens breder toepasbaar. Het algemene belang van de rechtszekerheid, en dus de factor ‘rechtszekerheid in de zin van rechtsduidelijkheid’, pleit ook tegen andere werkingen van de redelijkheid en billijkheid. Het pleit tegen een beperking van wat nadrukkelijk is overeengekomen, tegen vergaande aanvullingen en tegen een uitleg die ver van de taalkundige betekenis afstaat. Het beginsel van partijautonomie en het opgewekte vertrouwen, en dus de factoren ‘rechtsbeginselen’ en ‘eerdere gedragingen die niet in overeenstemming zijn met later gedrag’, pleiten op dezelfde manier tegen vergaande aanpassingen van een overeenkomst.