Einde inhoudsopgave
Alle omstandigheden van het geval (O&R nr. 77) 2013/1.3.2
1.3.2 De beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid
mr. P.T.J. Wolters, datum 01-03-2013
- Datum
01-03-2013
- Auteur
mr. P.T.J. Wolters
- JCDI
JCDI:ADS304524:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
De beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid wordt uitgebreider beschreven in Rijken 1994, p. 29-44, Maeijer 1991, p. 8-10, Hesselink 1999, p. 59-64 en Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 410-435.
Het al dan niet bestaan van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid is lange tijd een twistpunt geweest. Zie voor een overzicht Abas 1972, p. 109-220, Rijken 1994, p. 29-30 en Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 410-412.
Dit artikel is een in § 1.2.4 beschreven kristallisatie van de redelijkheid en billijkheid. Zie § 1.2.4.
Hieraan worden wel zwaardere eisen gesteld. Zie § 2.5.
Zie voor een overzicht ook Rijken 1994, p. 43-44 of Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 435. Zie ook § 3.2 over de gevolgen van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.
HR 17 december 1982, NJ 1983, 480 (Bibolini).
HR 18 januari 1991, NJ 1991, 272 (Nederland/Terneuzen).
Zie bijvoorbeeld HR 4 januari 1991, NJ 1991, 723 (Gelling/Jessurun). De redelijkheid en billijkheid kan een opschortingsbevoegdheid beperken. Vergelijk daarnaast art. 6:52 lid 1 BW. Opschorting is een in § 1.2.4 beschreven kristallisatie van de redelijkheid en billijkheid. Zie § 1.2.4. Ook een ontbindingsbevoegdheid kan worden beperkt. Zie bijvoorbeeld HR 22 mei 1981, NJ 1982, 59 (Van der Gun/ Famex). Vergelijk daarnaast art. 6:265 lid 1 BW. Ontbinding is een in § 1.2.4 beschreven kristallisatie van de redelijkheid en billijkheid. Zie § 1.2.4.
Zie bijvoorbeeld HR 19 mei 1967, NJ 1967, 261 (Saladin/HBU) of HR 17 februari 2006, NJ 2006, 378 (Royal & Sun Alliance/Universal Pictures).
HR 12 september 1986, NJ 1987, 267 (Je bekijkt het maar), HR 15 april 1988, NJ 1988, 951 (Ben Amran/Silversteyn) en Parl. Gesch. Boek 3, p. 167 (N.v.W.) en 177 (M.v.A. II).
HR 21 maart 2008, NJ 2008, 297 (Nieuwe Steen Investments/Sami Uoti), Hesselink 1999, p. 123-124 en Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 419. Vergelijk ook Rb. Amsterdam 18 mei 2011, JOR 2011, 320 (Stichting FortisEffect/Nederland). In deze zaak beperkte de Rechtbank de toepasselijkheid van de nietigheid veroorzakende regel.
Art. 6:258 BW. Dit artikel is een lex specialis van art. 6:248 lid 2 BW. Zie § 3.4 over de verhouding tussen deze artikelen.
Een regel is niet van toepassing wanneer dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De redelijkheid en billijkheid kan de toepassing, en daarmee de gevolgen, van een regel beperken. Dit wordt de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid genoemd.1 Deze beperkende werking blijkt uit de artt. 2:8 lid 2, 6:2 lid 2 en 248 lid 2 BW.2 Zij blijkt daarnaast uit verschillende verbijzonderingen van de redelijkheid en billijkheid. Toepassing van art. 6:109 BW leidt bijvoorbeeld tot de matiging, of beperking, van een verplichting tot schadevergoeding.3
De redelijkheid en billijkheid kan iedere regel, en dus ook een regel van dwingend recht,4 beperken. Zij beperkt een regel echter slechts voor zover de toepassing van deze regel in het concrete geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Ik geef opnieuw slechts enkele voorbeelden.5 De beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid kan leiden tot de gehele6 of gedeeltelijke7 beperking van (de uitoefening van) een vordering. Zij kan daarnaast een beroep op een recht,8 een beding,9 gerechtvaardigd vertrouwen10 of nietigheid11 beperken. De rechter kan op grond van de redelijkheid en billijkheid een zakelijk recht beperken of opheffen12 en een overeenkomst wijzigen of ontbinden.13