Einde inhoudsopgave
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 4.10.3 Hoogte subsidie
Geldend
Geldend van 31-05-2024 tot 01-01-2028
- Bronpublicatie:
28-05-2024, Stcrt. 2024, 17344 (uitgifte: 30-05-2024, regelingnummer: WJZ/ 58809777)
- Inwerkingtreding
31-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-05-2024, Stcrt. 2024, 17344 (uitgifte: 30-05-2024, regelingnummer: WJZ/ 58809777)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De subsidie bedraagt ten hoogste € 30.000.000,– per warmtenet als bedoeld in artikel 4.10.2, waarbij het bedrag van de steun voor de aanleg of uitbreiding van het warmtenet niet hoger is dan het verschil tussen de subsidiabele kosten en de exploitatiewinst met dien verstande dat:
- a.
de subsidiebijdrage ten hoogste 45% van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 4.10.4, eerste lid, bedraagt; of
- b.
de subsidiebijdrage per kleinverbruikersaansluiting bedraagt maximaal € 6.000,– voor een huurwoning en maximaal € 7.000,– voor overige kleinverbruikersaansluitingen.
2.
Het verschil tussen de subsidiabele kosten en de exploitatiewinst wordt berekend met gebruikmaking van de formule en de waarden opgenomen in onderdeel 1, van bijlage 4.10.1.
3.
Bij de berekening van het verschil, bedoeld in het tweede lid, wordt gebruik gemaakt van het model exploitatieberekening dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.
4.
Indien zich na de subsidieverlening wijzigingen voordoen in de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, geldt in ieder geval dat de subsidie:
- a.
nooit meer kan bedragen dan het bedrag dat in de beschikking tot subsidieverlening is toegekend;
- b.
ten nadele van de subsidieontvanger wordt gewijzigd, als de wijziging tot gevolg heeft dat het bedrag van de steun hoger zou worden dan het verschil tussen de subsidiabele kosten en de exploitatiewinst, zoals bedoeld in de aanhef van het eerste lid;
- c.
opnieuw kan worden bepaald met toepassing van het eerste lid, indien sprake is van een uitbreiding buiten het geografisch afgebakende projectgebied, onverminderd onderdeel a;
- d.
naar evenredigheid ten nadele van de subsidieontvanger wordt gewijzigd als:
- 1°
een activiteit geheel of gedeeltelijk niet wordt uitgevoerd;
- 2°
de werkelijke kosten van een uitgevoerde activiteit lager zijn dan bij de aanvraag is begroot en waarvan in de beschikking tot subsidieverlening is uitgegaan.
5.
Indien sprake is van een wijziging, als bedoeld in onderdeel d van het vierde lid, wordt het in mindering te brengen deel van de subsidie bepaald door het percentage, dat verkregen wordt door het totale subsidiebedrag bij verlening te delen door de totale subsidiabele investeringskosten bij verlening, te vermenigvuldigen met:
- a.
de bij verlening begrote kosten van de niet uitgevoerde activiteit, indien sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste subonderdeel;
- b.
het verschil tussen de werkelijke kosten en de begrote kosten, indien sprake is van een situatie als bedoeld in het tweede subonderdeel.
6.
Bijdragen van gemeenten, provincies, waterschappen en openbare lichamen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen of een ander bestuursorgaan, worden aangemerkt als publieke cofinanciering, en blijven bij de toepassing van artikel 6, eerste lid, van het besluit buiten beschouwing voor zover het de hoogte en de berekening betreft van het maximumbedrag dat krachtens het eerste lid, onderdelen a en b, per warmtenet kan worden verstrekt.