Einde inhoudsopgave
De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief (FM nr. 123) 2007/4.2.1.1.2
4.2.1.1.2 Speciale verdragsbepaling voor aanmerkelijkbelangdividend
Mr. dr. F.G.F. Peters, datum 01-03-2007
- Datum
01-03-2007
- Auteur
Mr. dr. F.G.F. Peters
- JCDI
JCDI:ADS363837:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Buitenlands belastingplichtige
Inkomstenbelasting (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Heffingsbevoegdheid
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
Vennootschapsbelasting / Belastingplichtige
Voetnoten
Voetnoten
Het verdrag met de feitelijkeleidingstaat B zal heffing door Nederland in het algemeen echter verbieden; zie paragraaf 4.2.1.2.
In het verdrag Nederland-België 2001 komt de speciale dividendbepaling niet voor, omdat België er niet aan wilde. Het verdrag bevat wél een speciale bepaling voor aanmerkelijkbelanginterest. Die bepaling luidt overeenkomstig het aanmerkelijkbelangvoorbehoud van artikel 13, § 5, en biedt Nederland ook in triangular cases de mogelijkheid – indien de vestigingsplaatsfictie van toepassing is – aanmerkelijkbelanginterest te belasten. Mijns inziens is dat echter krachtens het nationale recht niet mogelijk, aangezien bij gebreke van een feitelijke vestigingsplaats van de vennootschap in Nederland geen sprake is van een werkzaamheid in Nederland. Zie over een en ander nader paragraaf 3.2.2, onder ‘Nieuw verdragsbeleid’.
Zoals reeds besproken in paragraaf 3.2.2, onder ‘Nieuw verdragsbeleid’, wordt in de Notitie verdragsbeleid 1998 de mogelijkheid geopperd onder belastingverdragen een tarief van 25% voor aanmerkelijkbelangdividend op te nemen. Een dergelijke bepaling komt voor (overigens zonder beperking voor wat betreft het toe te passen tarief) in de verdragen met Albanië 2004 (artikel 10, lid 8, jo. XVI protocol), Jordanië 2006 (artikel 10, lid 9; nog niet in werking), Mongolië 2002 (artikel VIII protocol), Oeganda 2004 (artikel 10, lid 9) en Slovenië 2004 (artikel 10, lid 8). De bepaling stelt dezelfde voorwaarden als het aanmerkelijkbelangvoorbehoud; zo geldt het heffingsrecht – indien bij emigratie van de aanmerkelijkbelanghouder een conserverende aanslag is opgelegd – slechts voor zover er van deze aanslag nog een bedrag openstaat. De vennootschap dient volgens de Nederlandse wetgeving in Nederland te zijn gevestigd. Hieraan is op grond van de vestigingsplaatsfictie van artikel 7.5, lid 6, Wet IB 2001 in het onderhavige geval voldaan, zodat Nederland het aanmerkelijkbelangdividend in beginsel1 ook in triangular cases kan belasten.2