Beide aktes zijn opgemaakt door dezelfde persoon. Dat komt doordat de rechtbank Gelderland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (locatie Arnhem) zijn gevestigd in hetzelfde pand en bij de balie waar appel kan worden ingesteld medewerkers zitten die bevoegd zijn voor beide gerechten griffierswerkzaamheden te verrichten.
HR, 14-02-2023, nr. 21/02610
ECLI:NL:HR:2023:225
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-02-2023
- Zaaknummer
21/02610
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:225, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑02‑2023; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:1218
ECLI:NL:PHR:2022:1218, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑12‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:225
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑09‑2021
- Vindplaatsen
JIN 2023/35 met annotatie van mr. C. van Oort
Uitspraak 14‑02‑2023
Inhoudsindicatie
Onttrekking aan het verkeer van auto met ‘verborgen ruimte’ door politierechter, niettegenstaande vrijspraak (art. 36b.1.3 Sr) van opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van 996 gram cocaïne (art. 2.B en 2.C Opiumwet). Is auto vatbaar voor onttrekking aan het verkeer? HR herhaalt relevante overweging uit HR:2005:AR7626 over vereiste dat ongecontroleerd bezit, juist i.v.m. aard van voorwerp, in strijd is met wet of algemeen belang. Pr heeft overwogen dat zich in auto ‘verborgen ruimte’ bevond, dat auto is gebruikt voor vervoeren cocaïne in die ruimte en dat wanneer auto zou worden teruggegeven deze opnieuw kan worden gebruikt om strafbare feiten te plegen. In aanmerking genomen dat Pr geen nadere vaststellingen heeft gedaan over bedoelde verborgen ruimte, is kennelijk oordeel dat auto van zodanige aard is dat ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met algemeen belang en wet niet toereikend gemotiveerd. Volgt vernietiging t.a.v. onttrekking aan het verkeer en terugwijzing. CAG (strekking): vernietiging zonder terugwijzing.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/02610
Datum 14 februari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 4 juni 2021, nummer 05-056555-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D. Bektesevic, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis maar uitsluitend voor wat betreft de opgelegde maatregel van onttrekking aan het verkeer.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van de politierechter dat de inbeslaggenomen personenauto vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer.
2.2
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij opzettelijk ongeveer 996 gram cocaïne heeft vervoerd dan wel aanwezig heeft gehad. De politierechter heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Het vonnis van de politierechter houdt onder meer in:
“De politierechter zal beslissen dat het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK personenauto, wordt onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet. Wanneer de auto zou worden teruggegeven, zou deze eventueel opnieuw kunnen worden gebruikt om strafbare feiten mee te plegen. In de auto zat namelijk een verborgen ruimte waar de cocaïne in was verborgen.
Daarnaast was er een onbekende dader die een misdrijf heeft gepleegd door met de auto cocaïne te vervoeren.”
2.3.1
Artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht luidt:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle voorwerpen:1°. die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen;2°. met betrekking tot welke het feit is begaan;3°. met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;4°. met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd;5°. die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd;een en ander voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.”
2.3.2
Uit de voorwaarde voor onttrekking aan het verkeer dat de betreffende voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang volgt dat het moet gaan om een voorwerp waarvan de aard relevant is in die zin dat het ongecontroleerde bezit, al dan niet in samenhang met het redelijkerwijs te verwachten gebruik daarvan, juist in verband met die aard, in strijd is met de wet of het algemeen belang. (Vgl. HR 8 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7626.)
2.4
De politierechter heeft overwogen dat zich in de personenauto een ‘verborgen ruimte’ bevond, dat de auto is gebruikt voor het vervoeren van cocaïne in die ruimte en dat wanneer de auto zou worden teruggegeven deze opnieuw kan worden gebruikt om strafbare feiten te plegen. Gelet op wat onder 2.3 is overwogen en in aanmerking genomen dat de politierechter geen nadere vaststellingen heeft gedaan over de bedoelde verborgen ruimte is het kennelijke oordeel van de politierechter dat de auto van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet niet toereikend gemotiveerd.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van de politierechter in de rechtbank Gelderland, maar uitsluitend wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen personenauto;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Gelderland, opdat de zaak wat betreft dat inbeslaggenomen voorwerp opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari 2023.
Conclusie 20‑12‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Onttrekking aan het verkeer van auto (art. 36c Sr). Verborgen ruimte? AG meent dat het oordeel dat het voertuig van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met wet of algemeen belang niet zonder meer begrijpelijk is. Conclusie strekt tot vernietiging, maar uitsluitend wat betreft o.a.h.v.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/02610
Zitting 20 december 2022
CONCLUSIE
P.M. Frielink
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de verdachte.
1. Het cassatieberoep
1.1.
De verdachte is bij vonnis van 4 juni 2021 door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde overtreding van de Opiumwet. Daarnaast heeft de rechtbank de onttrekking aan het verkeer van een inbeslaggenomen personenauto bevolen.
1.2.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en is beperkt tot de opgelegde maatregel. D. Bektesevic, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
1.3.
In het dossier bevindt zich een cassatieakte die is opgesteld door de griffier van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Uit de schriftelijke volmacht blijkt dat de tot het instellen van cassatie gemachtigd raadsman dat niet heeft beoogd. De raadsman heeft – zoals het in dit geval hoort – een medewerker van de griffie van de rechtbank Gelderland gemachtigd tot het instellen van cassatie. Met een wat ongelukkig geformuleerde aanvullende akte heeft de griffier van de rechtbank Gelderland getracht deze misslag te herstellen.1.Een en ander doet niet af aan de ontvankelijkheid van het cassatieberoep.
2. Procesgang en oordeel rechtbank
2.1.
Blijkens de stukken van het geding gaat het in de onderhavige zaak om het volgende.
(i) Op 27 februari 2021 is aan de bestuurder van een personenauto van het merk Seat Leon een stopteken gegeven vanwege een ANPR hit en instabiel rijgedrag. Bij de controle van het voertuig worden hennepresten gevonden. Ook worden krassen gezien op de randen van de multimedia unit. Om die reden wordt de multimedia unit verwijderd. Achter de unit worden twee blokken cocaïne aangetroffen.
(iii) Door de eigenaar van de auto, de broer van de verdachte, is bij de rechtbank een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv ingediend strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave van de auto. Dat klaagschrift is op 26 april 2021 ongegrond verklaard.
2.2.
De politierechter in de rechtbank Gelderland heeft de verdachte vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde overtreding van de Opiumwet. In de aantekening van het mondelinge vonnis is te lezen:
“2. Beslissing
De politierechter spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde. Er moet van een wetenschap worden gesproken en de politierechter kan niet vaststellen of verdachte de wetenschap had van het voorhanden hebben van de drugs in de auto.
3. Overige beslissingen
De politierechter zal beslissen dat het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK personenauto, wordt onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet. Wanneer de auto zou worden teruggegeven, zou deze eventueel opnieuw kunnen worden gebruikt om strafbare feiten mee te plegen. In de auto zat namelijk een verborgen ruimte waar de cocaïne in was verborgen.
Daarnaast was er een onbekende dader die een misdrijf heeft gepleegd door met de auto cocaïne te vervoeren.”
3. Het middel
3.1.
De steller van het middel klaagt dat “de beslissing van de Rechtbank tot onttrokkenverklaring van een personenauto aan het verkeer onbegrijpelijk, althans ontoereikend gemotiveerd is”.
3.2.
De volgende wettelijke bepalingen zijn van belang:
- Art. 36b lid 1 aanhef en onder 3° Sr:
“1. Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden opgelegd:
(…)
3°. bij de rechterlijke uitspraak waarbij, niettegenstaande vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan;”
- Art. 36c Sr:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle voorwerpen:
1°. die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen;
2°. met betrekking tot welke het feit is begaan;
3°. met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
4°. met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd;
5°. die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd;
een en ander voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.”
3.3.
Op grond van art. 36c Sr is voor de toepassing van de maatregel van onttrekking aan het verkeer vereist dat het desbetreffende voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. “Het moet gaan om een voorwerp waarvan de aard relevant is in die zin dat het ongecontroleerde bezit, al dan niet in samenhang met het redelijkerwijze te verwachten gebruik daarvan, juist in verband met die aard in strijd is met de wet of het algemeen belang.”2.Uit de wetsgeschiedenis volgt dat onttrekking aan het verkeer is beperkt tot voorwerpen die niet slechts in handen van de dader, maar in handen van het publiek in het algemeen gevaarlijk zijn.3.
3.4.
Voorop moet dus worden gesteld dat alledaagse voorwerpen, ook wanneer met die voorwerpen een strafbaar feit is gepleegd, in de regel niet aan het verkeer kunnen worden onttrokken omdat deze naar hun aard niet gevaarlijk zijn.4.Het enkele feit dat in een personenauto drugs zijn vervoerd, is onvoldoende om aan te nemen dat de auto van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.5.Dit kan anders liggen indien de auto is aangepast en is voorzien van een verborgen ruimte. In de feitenrechtspraak wordt een verborgen ruimte omschreven als een ruimte die niet standaard in een auto is voorzien, maar achteraf (professioneel) is ingebouwd.6.In de conceptmemorie van toelichting bij het conceptwetsvoorstel “Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met verdere versterking van de aanpak van ondermijnende criminaliteit” wordt het begrip ‘verborgen ruimte’ als volgt gedefinieerd:7.
“Een verborgen ruimte betreft veelal een professioneel aangebrachte niet fabriekseigen en kunstmatig aangelegde ruimte die op zodanige wijze is aangebracht dat deze niet eenvoudig is waar te nemen. Door de terminologie ‘niet fabriekseigen’ en ‘kunstmatig aangebracht’ wordt tot uitdrukking gebracht dat een verborgen ruimte zich onderscheidt van een door een fabrikant in een vervoermiddel aangebrachte (opslag)ruimte, met het oog op – anders dan een verborgen ruimte – een legale toepassing.”
3.5.
Met de steller van het middel meen ik dat van een verborgen ruimte, die kan maken dat het ongecontroleerde bezit van de auto in strijd komt met de wet of het algemeen belang, slechts sprake is, indien de aangetroffen ruimte of de toegang daartoe niet standaard in de auto is voorzien en dus achteraf (al dan niet professioneel) is ingebouwd. Een in die zin geprepareerde auto kan worden onttrokken aan het verkeer, mits er een relatie is tussen die verborgen ruimte en een strafbaar feit.8.Een vergelijking met de Algemene Douanewet (ADW) dringt zich op. In art. 1:37 ADW is namelijk bepaald dat het bij een verborgen ruimte moet gaan om een ruimte die “kennelijk (is) ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken”. De ADW biedt met die formulering aanknopingspunten voor het maken van onderscheid tussen achteraf aangebrachte verborgen ruimten voor legaal gebruik en voor illegaal gebruik.9.
3.6.
In de onderhavige zaak blijkt uit de gedingstukken dat er twee blokken cocaïne zijn aangetroffen achter de multimedia unit in de auto. Uit de stukken volgt niet dat de originele staat van de auto is gewijzigd: niet blijkt dat achteraf een verborgen ruimte is ingebouwd of dat achteraf een speciale voorziening is getroffen waarmee toegang kan worden verkregen tot een in de auto (standaard) aanwezige verborgen ruimte.
3.7.
Voor zover de rechtbank met haar oordeel tot onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen Seat Leon tot uitdrukking heeft willen brengen dat het enkele feit dat de auto is gebruikt om drugs mee te vervoeren, betekent dat de auto van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang, geeft dat oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Voor zover de rechtbank die opvatting niet huldigt, is het oordeel van de rechtbank niet zonder meer begrijpelijk. De rechtbank had haar beslissing tot onttrekking aan het verkeer nader moeten motiveren, in de eerste plaats omdat het enkele feit dat er twee blokken cocaïne zijn verborgen in een auto niet maakt dat het ongecontroleerde bezit van die auto zonder meer in strijd is met de wet of het algemeen belang en in de tweede plaats omdat niet is vastgesteld of er sprake is van een geprepareerde auto. Het middel klaagt hierover terecht.
3.8.
Volledigheidshalve merk ik nog op dat uit informatie van het openbaar ministerie, opgevraagd en ontvangen via de rolraadsheer, volgt dat de auto na de beslissing tot onttrekking aan het verkeer voor “trainingsdoeleinden” is uitgeleend. Afhankelijk van de staat waarin het voertuig verkeert, kan de auto zich lenen voor teruggave aan de verdachte dan wel tot vergoeding van schade op grond van art. 119 lid 2 Sv.
4. Slotsom
4.1.
Het middel slaagt. Om redenen van doelmatigheid geef ik de Hoge Raad in overweging om te volstaan met de vernietiging van de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de auto.
5. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis maar uitsluitend voor wat betreft de opgelegde maatregel van onttrekking aan het verkeer.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 20‑12‑2022
HR 8 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7626, NJ 2007/437, rov. 3.5.1.
Zie bijvoorbeeld HR 11 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1298, waarin de Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het hof dat een knipmes met foedraal en broodmes van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang zonder nadere motivering niet begrijpelijk is. Vgl. ook HR 17 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2644 (in verband met een zaktelefoon en papieren), HR 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:526 en HR 6 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1815 (beide laatste uitspraken hebben betrekking op een computer).
HR 4 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2238.
Vgl. bijvoorbeeld Gerechtshof Amsterdam 21 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:4393, Gerechtshof Den Haag 19 maart 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:494 en Gerechtshof Amsterdam 2 september 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2639.
Conceptwetsvoorstel “Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met verdere versterking van de aanpak van ondermijnende criminaliteit”, concepttoelichting, p. 3.
Zie de conclusie van mijn ambtgenoot Spronken, randnr. 2.17 tot en met 2.23, voor HR 25 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:39, NJ 2022/58.
In het commentaar van de NVvR van 30 september 2022 op het in de vorige noot genoemde conceptwetsvoorstel wordt aandacht gevraagd voor eigenaren van kampeerauto’s en motorboten die het vervoermiddel (laten) uitrusten met een verborgen ruimte voor het opbergen van waardevolle goederen tijdens de reis.
Beroepschrift 06‑09‑2021
Hoge Raad der Nederlanden
Cassatieschriftuur houdende één middel van cassatie
Zaak [verdachte] / cassatie
Nummer 21/02610 B
[verdachte], geboren [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats], in deze zaak woonplaats kiezende te Amsterdam aan de Keizersgracht 332, 1016 EZ, ten kantore van zijn advocaat Dino Bektesevic, die als zijn gemachtigde deze cassatieschriftuur namens hem indient, draagt het volgende middel van cassatie voor tegen het vonnis van de Rechtbank Gelderland van 4 juni 2021 gewezen onder parketnummer 05/056555-21.
Opmerking vooraf over de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De politierechter heeft verzoeker op 4 juni 2021 vrijgesproken van het ten laste gelegde en daarnaast een personenauto onttrokken aan het verkeer. Uit HR 14 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9420 (zie ook HR 16 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:216) volgt dat in een dergelijk geval tegen het vonnis het rechtsmiddel van cassatie openstaat. Verzoeker heeft tijdig, op 14 juni 2021, beperkt beroep in cassatie (want: niet gericht tegen de gegeven vrijspraak) doen instellen tegen dit vonnis.1. Verzoeker is daarom ontvankelijk in zijn beroep in cassatie.
Middel I
Schending en/of onjuiste toepassing van het recht in het bijzonder van de artikelen 36d Sr en/of verzuim van vormen die op straffe van nietigheid moeten worden nageleefd,
doordat de beslissing van de Rechtbank tot onttrokkenverklaring van een personenauto aan het verkeer onbegrijpelijk, althans ontoereikend gemotiveerd is, aangezien het feitelijk oordeel dat in de personenauto ‘een verborgen ruimte [zat] waar de cocaïne in was verborgen’ onbegrijpelijk is. Hierdoor is het oordeel dat het ongecontroleerde bezit van de personenauto in strijd is met het algemeen belang en de wet, niet toereikend gemotiveerd. Ook als voornoemd feitelijk oordeel niet onbegrijpelijk is, behoefde de onttrokkenverklaring aan het verkeer nadere motivering.
Toelichting
1.
De politierechter heeft een personenauto onttrokken aan het verkeer en daartoe het volgende overwogen in de aantekening van het mondeling vonnis:
‘3. Overige beslissingen
De politierechter zal beslissen dat het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK personenauto, wordt onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet. Wanneer de auto zou worden teruggegeven, zou deze eventueel opnieuw kunnen worden gebruikt om strafbare feiten mee te plegen. In de auto zat namelijk een verborgen ruimte waar de cocaïne in was verbogen.
Daarnaast was er een onbekende dader die een misdrijf heeft gepleegd door met de auto cocaïne te vervoeren.’
2.
De politierechter heeft met deze overweging kennelijk vastgesteld dat, niettegenstaande de gegeven vrijspraak, een strafbaar feit is begaan (art. 36b, eerste lid aanhef en onder 3 Sr) en eveneens dat het strafbare feit — het aanwezig hebben en/of vervoeren van cocaïne — met betrekking tot dan wel met behulp van dit feit is begaan (art. 36c, aanhef en onder 2 of 3 Sr). Verzoeker bestrijdt niet dat in zoverre de voorwaarden voor onttrekking aan het verkeer zijn vervuld.
3.
In de overweging van de politierechter ligt voorts als dragend argument besloten dat het ongecontroleerde bezit van de personenauto in strijd is met het algemeen belang en de wet, omdat ‘in de auto (…) een verborgen ruimte [zat]’.
4.
In dat verband dient te worden voorop gesteld dat onttrekking aan het verkeer een maatregel is die bedoeld is om gemeengevaarlijke voorwerpen aan het maatschappelijk verkeer te onttrekken. Het moet dus gaan om voorwerpen, die niet slechts in handen van de verdachten, doch in die van het publiek in het algemeen gevaarlijk zijn.2.
5.
Het oordeel dat zich in de aan het verkeer onttrokken personenauto een verborgen ruimte bevond, is onbegrijpelijk. Om dit feitelijke oordeel te toetsen is een blik achter de papieren muur noodzakelijk.
6.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], vermeldden zij het volgende:
‘Ik zag dat bij het middenconsole van de multimedia unit dat er krassen zaten op de chromekleurige randen van de unit.
Deze krassen kwamen op mij over alsof de unit meermaals eerder geopend was geweest. Mij is ambtshalve bekend dat er achter de middenconsole, bij het multimedia unit, vaak goederen verborgen worden.
Het gaat hier dan veel om Opium gerelateerde goederen en goederen die verhuld worden en gebruikt worden voor criminele doeleinden.
In verband met al deze zaken ging ik, [verbalisant 2], het voertuig doorzoeken.
Ik, [verbalisant 2], haalde de multimedia unit naar voren. Bij het naar voren halen van de multimedia unit zag ik, [verbalisant 2], direct dat er 2 grote witte blokken met witte substantie achter de unit waren weggestopt.
Ik zag dat het ging om vierkantige blokken met geperste witte substantie, die in keukenfolie waren geseald.
Ik herken deze gevormde en gesealde blokken ambtshalve als blokken met vermoedelijk cocaine.’
7.
Bij de stukken bevindt zich onder meer het standpunt van het openbaar ministerie in een separate beklagprocedure (reactie op klaagschrift):
‘Na ANPR-hit voertuig staande gehouden, bestuurder was [verdachte], 21 jaar. Werden hennepresten gevonden. Voertuig stond in ANPR ivm handel drugs. Op de middenconsole achter de media-unit waarvan bekend is dat er drugs achter wordt verstopt, zaten meerdere krassen op het chroom waardoor het leek dat deze meerdere keren open gemaakt was. Achter deze verbogen ruimte in het voertuig zat 996,58 gram coke verstopt verdeeld over twee blokken.’
8.
In het bijzonder uit het proces-verbaal van bevindingen kan niet een andere conclusie volgen dan dat hier sprake is van een personenauto waarin zich een holle ruimte bevindt waar voorwerpen in verstopt kunnen worden, maar dat niet sprake is van een auto waarin een verborgen ruimte is aangebracht. Eenvoudig gezegd is dit dus een ‘gewone’ auto waarin ‘toevallig’ drugs zijn verstopt op een plek die zich in die auto altijd al bevond. In zoverre verschilt deze situatie niet van het verstoppen van voorwerpen op de plek waar de reserveband zich pleegt te bevinden.
9.
Het bovenstaande maakt het feitelijke oordeel van de politierechter dat die verborgen ruimte er was, onbegrijpelijk. Daardoor is het oordeel dat het ongecontroleerde bezit van deze personenauto in strijd is met het algemeen belang en de wet, ontoereikend gemotiveerd.
10.
Verzoeker is zich ervan bewust dat dit oordeel in cassatie slechts op zijn begrijpelijkheid wordt getoetst. Ook met een dergelijke, marginale toets dient de slotsom te luiden dat cassatie is aangewezen. Daarbij verdient opmerking dat in het onderhavige geval de onttrekking aan het verkeer niet aan de orde is gekomen tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg, terwijl door de vrijspraak van het ten laste gelegde ten aanzien van het beslag van de personenauto slechts één feitelijke instantie een beslissing heeft kunnen nemen.
11.
Voor zover de politierechter heeft geoordeeld dat het enkele gegeven dat in de personenauto drugs zijn aangetroffen, maakt dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang, is dit oordeel niet zonder meer begrijpelijk, gelet op HR 4 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2238.3. Deze klacht veronderstelt dus dat de politierechter bij zijn oordeel ervan uit is gegaan dat de auto is ingericht of toegerust om voorwerpen aan het zicht te onttrekken en de vondst ervan te bemoeilijken (vgl. het in de praktijk vaak voorkomende beslag op de voet van art. 1:37, eerste lid, Adw).
12.
Ook (of: zelfs) als het feitelijk oordeel dat in de personenauto een verborgen ruimte zatt als niet onbegrijpelijk zou worden bestempeld, behoefde het oordeel tot onttrekking aan het verkeer nadere motivering. Het Hof heeft onvoldoende uitgelegd waarom deze personenauto een gemeengevaarlijk voorwerp is. De motivering, voor zover inhoudende dat ermee een strafbaar feit is gepleegd en dat dit opnieuw zou kunnen gebeuren, komt verzoeker niet redengevend voor. Dat argument kan immers bij elke personenauto opgaan (en ook bij geld), terwijl personenauto's in beginsel niet in aanmerking komen voor onttrekking aan het verkeer. De in dat geval resterende omstandigheid dat er in de auto een verborgen ruimte, kan het oordeel tot onttrekking aan het verkeer niet (zelfstandig) dragen. Dit oordeel is daarom niet naar de eis der met wet redenen omkleed.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door Dino Bektesevic, advocaat te Amsterdam, die verklaart tot ondertekening en indiening van deze schriftuur bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door verzoeker tot cassatie.
Dino Bektesevic
Advocaat
Amsterdam, 6 september 2021
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 06‑09‑2021
Zie in dit verband de akte en aanvullende akte die zich als stukken in het cassatiedossier bevinden.
NLR, commentaar bij art. 36c, aant. 1.
AG Aben merkte in zijn conclusie voor dat arrest het volgende op: ‘Het hof heeft omtrent de inbeslaggenomen personenauto vastgesteld dat met behulp daarvan een strafbaar feit is gepleegd en overwogen dat in zoverre het algemeen belang is geschonden. Met de enkele bijdrage (‘hulp’) van deze personenauto aan het begaan van een strafbaar feit is echter niet gezegd dat deze personenauto van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.’ Vgl. ook F.W. Bleichrodt en P.C. Vegter, Sanctierecht, Deventer: Kluwer 2021, p. 396.