Volgens Blok-Besier (1925), Het Nederlandsch strafproces, p. 351, is de wetgever bij het beperken van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen ‘uitgegaan van het denkbeeld, dat een verdachte, die van de geheele telastlegging is vrijgesproken, bij hooger beroep geen belang heeft’.
HR, 14-12-2010, nr. 09/00646
ECLI:NL:HR:2010:BM9420
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14-12-2010
- Zaaknummer
09/00646
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BM9420
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BM9420, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑12‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM9420
ECLI:NL:PHR:2010:BM9420, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑06‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BM9420
- Vindplaatsen
Uitspraak 14‑12‑2010
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid. Conversie. Pr heeft verdachte vrijgesproken en onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen opgelegd. Tegen dat vonnis staat cassatieberoep open. HR doet middelen af met 81 RO.
14 december 2010
Strafkamer
nr. 09/00646
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Maastricht van 30 november 2007, nummer 03/630183-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.J.J.A. van Zeijl, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1.1. Bij inleidende dagvaarding is aan de verdachte, kort samengevat, schuldheling van drie auto's tenlastegelegd. De Politierechter in de Rechtbank te Maastricht heeft de verdachte bij vonnis van 30 november 2007 vrijgesproken van het tenlastegelegde en de onttrekking aan het verkeer van onder meer de drie auto's opgelegd. De verdachte heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld omdat hij blijkens het aan de appelakte gehechte formulier "niet eens [is] met de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen".
2.1.2. Het arrest van het Gerechtshof houdt in:
"(i) Blijkens het bepaalde bij artikel 404, eerste lid, Wetboek van Strafvordering, staat voor de verdachte, die van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken, geen hoger beroep open.
(ii) Met betrekking tot het door de verdachte ingestelde hoger beroep overweegt het hof het volgende.
Degene die tegen een vonnis een rechtsmiddel instelt moet in het algemeen geacht worden het conform de wet openstaande rechtsmiddel te hebben willen aanwenden.
(iii) In het onderhavige geval, dat zich daardoor kenmerkt dat de verdachte van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken met onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen, stond voor de verdachte beroep in cassatie open.
(iv) Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan de hierboven onder ii weergegeven regel uitzondering zou moeten lijden.
Het hof zal daarom het hoger beroep verstaan als cassatie en bevelen dat de stukken ter behandeling zullen worden gezonden aan de Hoge Raad."
2.1.3. Een en ander roept de vraag op of in geval van een vrijspraak in eerste aanleg met oplegging van de maatregel van onttrekking aan het verkeer enig rechtsmiddel openstaat.
2.2.1. De huidige rechtsmiddelenregeling houdt onder meer het volgende in.
- Art. 78 RO:
"1. De Hoge Raad neemt kennis van het beroep in cassatie tegen de handelingen, arresten, vonnissen en beschikkingen van de gerechtshoven en de rechtbanken, ingesteld hetzij door een partij, hetzij "in het belang der wet" door de procureur-generaal bij de Hoge Raad.
(...)
5. Een partij kan geen beroep in cassatie instellen indien voor haar een ander gewoon rechtsmiddel openstaat of heeft opengestaan."
- Art. 404 Sv:
"1. Tegen de vonnissen betreffende misdrijven, door de rechtbank als einduitspraak of in de loop van het onderzoek ter terechtzitting gegeven, staat hoger beroep open voor de officier van justitie bij het gerecht dat het vonnis heeft gewezen, en voor de verdachte die niet van de gehele telastlegging is vrijgesproken.
2. Tegen de vonnissen betreffende overtredingen, door de rechtbank als einduitspraak of in de loop van het onderzoek gegeven, staat hoger beroep open voor de officier van justitie bij het gerecht dat het vonnis heeft gewezen, en voor de verdachte die niet van de gehele telastlegging is vrijgesproken, tenzij terzake in de einduitspraak:
a. met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel werd opgelegd, of
b. geen andere straf of maatregel werd opgelegd dan een geldboete tot een maximum - of, wanneer bij het vonnis twee of meer geldboetes werden opgelegd, geldboetes tot een gezamenlijk maximum - van € 50,-.
(...)"
- Art. 427 Sv:
"1. Tegen de arresten van de gerechtshoven, als uitspraak gegeven, betreffende misdrijven staat beroep in cassatie open voor het openbaar ministerie bij het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, en de verdachte.
2. Tegen arresten van de gerechtshoven, als uitspraak gegeven, betreffende overtredingen staat beroep in cassatie open voor het openbaar ministerie bij het gerecht dat het arrest heeft gewezen, en de verdachte, tenzij terzake in de einduitspraak:
a. met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel werd opgelegd, of
b. geen andere straf of maatregel werd opgelegd dan een geldboete tot een maximum - of, wanneer bij het arrest twee of meer geldboetes werden opgelegd, geldboetes tot een gezamenlijk maximum - van EUR 250."
- Art. 429 Sv:
"Het beroep in cassatie kan ook tegen een gedeelte van het vonnis of arrest worden ingesteld."
- Art. 552f Sv:
"1. Bevoegd tot het geven van beschikkingen als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, onder 4°, van het Wetboek van Strafrecht is het gerecht waarvoor de zaak in eerste aanleg zal worden vervolgd, is vervolgd of had kunnen worden vervolgd.
2. De beschikking wordt niet gegeven dan op een met redenen omklede vordering van de officier van justitie.
(...)
6. De officier van justitie kan binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking beroep in cassatie instellen en de belanghebbende binnen veertien dagen na de betekening.
(...)"
- Art. 36b Sr:
"1. Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden opgelegd:
1°. bij de rechterlijke uitspraak waarbij iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld;
2°. bij de rechterlijke uitspraak waarbij overeenkomstig artikel 9a wordt bepaald dat geen straf zal worden opgelegd;
3°. bij de rechterlijke uitspraak waarbij, niettegenstaande vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan;
4°. bij een afzonderlijke rechterlijke beschikking op vordering van het openbaar ministerie;
5°. bij een strafbeschikking."
2.2.2. Ingevolge art. 427 Sv, zoals dat gold voor de inwerkingtreding op 1 januari 2002 van de Wet van 6 december 2001, Stb. 584, stond voor het openbaar ministerie en de verdachte beroep in cassatie open tegen vonnissen of arresten als uitspraak gegeven.
2.2.3. Blijkens de onder vigeur van die bepaling gewezen rechtspraak van de Hoge Raad stond beroep in cassatie ook open tegen een in eerste aanleg gewezen vonnis waarbij de verdachte was vrijgesproken van het tenlastegelegde doch de maatregel van onttrekking aan het verkeer was opgelegd (vgl. bijv. HR 19 december 1967, NJ 1970/82).
2.2.4. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van evengenoemde wet blijkt niet dat de wetgever met deze rechtspraak heeft willen breken. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat ingevolge art. 552f Sv cassatieberoep openstaat tegen een door de rechtbank gegeven beschikking tot onttrekking aan het verkeer, is de Hoge Raad van oordeel dat de verdachte kan worden ontvangen in zijn beroep in cassatie tegen het onder 2.1.1 vermelde vonnis van de Politierechter.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 14 december 2010.
Conclusie 15‑06‑2010
Mr. Knigge
Partij(en)
Conclusie inzake:
[betrokkene = verdachte]
1.
De Politierechter in de Rechtbank te Maastricht heeft bij vonnis van 30 november 2007 betrokkene vrijgesproken van het hem tenlastegelegde en onttrekking aan het verkeer van onder meer drie in beslag genomen personenauto's bevolen.
2.
Namens betrokkene heeft mr. G.J.J.A. van Zeijl, advocaat te Maastricht, een cassatieschriftuur ingezonden.
3.
Gelet op het procesverloop in deze zaak, stel ik alvorens de schriftuur te bespreken, de ontvankelijkheid van het cassatieberoep aan de orde.
4.
Het proces is, voor zover hier van belang, als volgt verlopen:
- —
Aan betrokkene is tenlastegelegd dat hij, kort gezegd, drie auto's heeft verworven, voorhanden gehad of overgedragen, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen auto('s) betrof.
- —
Op 12 april 2006 zijn onder meer deze auto's in beslag genomen. Tegen het beslag is namens verdachte een klaagschrift ex art. 552a Sv ingediend. De enkelvoudige raadkamer in de Rechtbank te Maastricht heeft het klaagschrift bij beschikking van 2 november 2006 ongegrond verklaard.
- —
In de hoofdzaak heeft de Politierechter betrokkene bij voornoemd vonnis van 30 november 2007 vrijgesproken van het tenlastegelegde. Ten aanzien van het beslag heeft de rechter onder meer vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan en kennelijk op grond van art. 36b lid 1 onder 3 Sr onttrekking aan het verkeer van zeven kentekenbewijzen en drie auto's opgelegd.
- —
Op 4 december 2007 is namens verdachte tegen de einduitspraak van 30 november 2007 hoger beroep ingesteld omdat hij, zo blijkt uit het formulier ‘hoger beroep’, het niet eens is met de onttrekking aan het verkeer.
5.
Bij arrest van 9 december 2008 heeft het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch het ingestelde hoger beroep als volgt beoordeeld:
- ‘i.
Blijkens het bepaalde bij artikel 404, eerste lid, Wetboek van Strafvordering, staat voor de verdachte, die van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken, geen hoger beroep open.
- ii.
Met betrekking tot het door de verdachte ingestelde hoger beroep overweegt het hof het volgende.
Degene die tegen een vonnis een rechtsmiddel instelt moet in het algemeen geacht worden het conform de wet openstaande rechtsmiddel te hebben willen aanwenden.
- iii.
In het onderhavige geval, dat zich daardoor kenmerkt dat de verdachte van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken met onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen, stond voor de verdachte beroep in cassatie open.
- iv.
Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan de hierboven onder ii weergegeven regel uitzondering zou moeten lijden. (…)’
6.
Op grond van deze beoordeling heeft het Hof het ingestelde hoger beroep verstaan als cassatie en bevolen dat de stukken zullen worden gezonden aan de griffier aan de Hoge Raad, zoals is geschied.
7.
Het Hof heeft mijns inziens terecht geoordeeld dat, nu betrokkene in eerste aanleg van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken, art. 404 lid 1 Sv aan het ingestelde hoger beroep in de weg staat.1. Ook zijn oordeel dat tegen het vonnis beroep in cassatie openstaat, komt mij juist voor. Ingevolge de leden 1 en 5 van art. 78 RO kan een partij immers beroep in cassatie instellen tegen onder meer arresten en vonnissen van hoven en rechtbanken, tenzij voor haar een ander gewoon rechtsmiddel openstaat of heeft opengestaan, quod non in de onderhavige zaak. De uitzonderingen die op deze regel met betrekking tot vonnissen zijn gemaakt in de leden 2 en 3 van art. 78 RO en in art. 404 lid 4 Sv zijn in casu niet van toepassing. Het Hof heeft het hoger beroep dus terecht verstaan als beroep in cassatie.2.
8.
Afgaande op de Akte rechtsmiddel van 4 december 2007 is het cassatieberoep onbeperkt ingesteld en richt het zich dus ook tegen de gegeven vrijspraak. Een reden voor een partiële niet-ontvankelijkheid levert dat sinds de schrapping van art. 430 Sv niet meer op. Sinds die wetswijziging pleegt de Hoge Raad een onbeperkt cassatieberoep dat zich mede tegen een vrijspraak richt, niet meer beperkt op te vatten als de in de schriftuur geformuleerde klachten zich niet tegen de vrijspraak richten.3. Veel maakt dat voor de verdachte niet uit omdat, als de middelen slagen, de vernietiging zich niet tot de gegeven vrijspraak pleegt uit te strekken. Gelet daarop is er mijns inziens geen reden om het onbeperkt ingestelde hoger beroep alleen te converteren in cassatieberoep voor zover dat hoger beroep zich richt tegen de beslissingen tot onttrekking aan het verkeer. Dat heeft het Hof ook niet gedaan.
9.
Dan kom ik nu toe aan de schriftuur. Die bestaat deels uit een feitelijk betoog dat de aard van de cassatieprocedure miskent.4. Als middelen worden voorgesteld ‘schending van het recht en/of verzuim van vormen op straffe van nietigheid voorgeschreven, alsmede voorts schending van de rechterlijke onderzoeksplicht en onvoldoende en/of onbegrijpelijke motiveren, mede gelet op de door de verdediging voorgedragen verweren’. Uit de toelichting op deze formule destilleer ik de drie volgende klachten.
10.
Ten eerste klaagt de steller van het middel dat de Jaguar E-type V12 Road5. en de Porsche 356b 1600, beide oldtimers voorzien van een vals voertuigidentificatienummer (VIN), aan het verkeer worden onttrokken vanwege de relatie met een ander strafbaar feit dan het tenlastegelegde feit.
11.
Betrokkene is vrijgesproken van de tenlastegelegde schuldheling. Ten aanzien van het beslag heeft de Politierechter in zijn vonnis overwogen dat er door de valselijk ingeslagen VINs sprake is van een situatie die kan worden aangeduid als het aanbrengen dan wel gebruiken van een merk als bedoeld in respectievelijk art. 219 en art. 220 Sr. Hierin heeft de Politierechter een (strafbaar) feit in de zin van art. 36b lid 1 onder 3 en art. 36c Sr gezien.
12.
De klacht dat dit ongeoorloofd is, omdat het feit als bedoeld in art. 36b Sr in relatie zou moeten staan met hetgeen is tenlastegelegd, berust op een onjuiste rechtsopvatting. Voor onttrekking aan het verkeer op grond van art. 36b lid onder 3 Sr is niet meer vereist dan dat bij de rechterlijke uitspraak waarbij de maatregel wordt opgelegd is vastgesteld dat er enig strafbaar feit is begaan,6. tussen welk feit en het inbeslaggenomen voorwerp uiteraard wel een verband moet bestaan als bedoeld art. 36c Sr. Derhalve faalt het middel.
13.
De tweede klacht luidt dat de Politierechter heeft miskend dat de bovengenoemde Jaguar ‘gelegaliseerd’ kan worden, waarmee de steller van het middel bedoelt dat de RDW de auto weer kan voorzien van het originele VIN, dat bekend is, zodat de auto aan het verkeer zou kunnen deelnemen zonder de opsporing van fraude en bedrog met auto's te belemmeren.
14.
Uit de aan het proces-verbaal van de terechtzitting van de Politierechter op 16 november 2007 gehechte pleitnotities blijkt dat de raadsman van betrokkene hieromtrent slechts heeft aangevoerd dat van ongecontroleerd bezit geen sprake is ‘nu de RDW er aan te pas is gekomen of nog kan komen’ en dat ‘desnoods een nieuw chassisnummer wordt toegewezen’. Dat is wat anders dan het opnieuw voorzien van de auto van het originele VIN. Aan dat voor het eerst in cassatie gevoerde, met ‘nieuwe feiten’ onderbouwde verweer, zal in cassatie voorbijgegaan moeten worden.
15.
Voor zover de steller van het middel stelt dat het oordeel van de Politierechter, dat een auto met een vals VIN kan dienen tot belemmering van de opsporing van fraude en bedrog ten aanzien van auto's, onbegrijpelijk is, geldt het volgende. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het ongecontroleerde bezit van voortuigen voorzien van een vals nummer afbreuk doet aan een effectieve voorkoming en bestrijding van de handel in gestolen auto's.7. Derhalve faalt de tweede klacht in beide onderdelen.
16.
De laatste klacht die ik in de schriftuur ontwaar, houdt in dat het oordeel van de Politierechter, dat het ongecontroleerd bezit van de vals genummerde voertuigen vanwege belemmering van de fraudebestrijding in strijd is met het algemeen belang, onbegrijpelijk en onvoldoende gemotiveerd is, omdat het geen rekening houdt met het feit dat het in casu om zeldzame auto's gaat, waarvoor geen circuit van gestolen exemplaren zou bestaan.
17.
Ook de stelling dat er geen circuit van gestolen oldtimers neemt de verdediging voor het eerst in cassatie in, terwijl de Politierechter hieromtrent niets heeft vastgesteld. Uit de pleitnotities blijkt dat de raadsman op dit punt slechts heeft aangegeven dat het zogenaamde speciuszaken betreft, die niet met personenauto's van recente datum of met sloopauto's kunnen worden vergeleken, en dat bij liefhebbers de maag begint te draaien bij de gedachte dat de desbetreffende oldtimers aan het verkeer kunnen worden onttrokken. Niettegenstaande de grote voorliefde van sommigen voor oldtimers,8. is het oordeel van de Politierechter dat aan dit gegeven voorbij moet worden gegaan, niet onbegrijpelijk en behoefde het, gezien hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht, geen nadere motivering.
18.
Terzijde merk ik op dat ook — en misschien wel juist — ten aanzien van zeldzame objecten met een zekere cultuurhistorische waarde fraude en bedrog worden gepleegd, getuige de handel in gestolen kunstschatten.
19.
Ook de derde klacht is vergeefs voorgesteld.
20.
Alle middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering.
21.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden beschikking ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
22.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 15‑06‑2010
Vgl. HR 6 juni 1995, LJN ZD0058, ongepubliceerd, waarin de Hoge Raad het (door het Hof niet ontvankelijk verklaarde) hoger beroep gericht tegen (onder meer) de aan een vrijspraak gekoppelde onttrekking aan het verkeer alsnog converteerde in beroep in cassatie.
Vgl. Van Dorst, Cassatie in strafzaken, zesde druk, p. 57.
Onder meer doordat de steller een beroep doet op nieuwe feiten, zoals de verwijzing naar een brief van de RDW van 25 maart 2009 en de brief van een Porsche specialist van 23 december 2008.
Jaguar E-type V12 Roadster, volgens de steller van het middel en de RDW.
Zie voor deze uitleg bijvoorbeeld HR 3 april 2007, LJN AZ8349 en 20 maart 2007, LJN AZ3596, in welke zaken niet aan de voorwaarde was voldaan.
Zie onder meer HR 12 november 2002, LJN AE7636 en HR 11 november 2003, NbSr 2003, 427.
Uit de pleitnota blijkt dat betrokkene deze passie met zijn raadsman deelt.