HR 8 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7626, NJ 2007/437.
HR, 04-10-2016, nr. 15/01017
ECLI:NL:HR:2016:2238
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
04-10-2016
- Zaaknummer
15/01017
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:2238, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑10‑2016; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:943, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:943, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑08‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:2238, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0387
Uitspraak 04‑10‑2016
Inhoudsindicatie
O.a.h.v. inbeslaggenomen auto, art. 36c Sr. Verdachte is vrijgesproken van de hem tlgd. feiten. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is niet begrijpelijk het oordeel van het Hof dat de personenauto, waarvan het Hof de o.a.h.v. heeft bevolen, van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Partij(en)
4 oktober 2016
Strafkamer
nr. S 15/01017
IF/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 12 februari 2015, nummer 22/002831-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor zover het betreft de beslissing met betrekking tot de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven Volkswagen Polo en te dien aanzien tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel komt op tegen 's Hofs beslissing tot onttrekking aan het verkeer van een inbeslaggenomen Volkswagen Polo.
2.2.1.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"1. hij op of omstreeks 20 september 2013 te Nieuwegein, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 22 kilogram, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. hij op of omstreeks 20 september 2013 te Nieuwegein, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 19,85 kilogram, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet."
2.2.2.
Het Hof heeft de verdachte van de hem tenlastegelegde feiten vrijgesproken en voorts de onttrekking aan het verkeer bevolen van de inbeslaggenomen Volkswagen Polo.
2.2.3.
De bestreden uitspraak houdt het volgende in:
"Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat er jegens verdachte ernstige verdenkingen bestaan ten aanzien van de hem tenlastegelegde strafbare feiten. Echter om tot bewezenverklaring te komen van deze hem verweten feiten dient het openbaar ministerie voldoende wettig en overtuigend bewijs aan te dragen. Naar 's hofs oordeel is, gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, onvoldoende wettig en overtuigend naar voren gekomen dat bij de verdachte de wetenschap heeft bestaan dat zich verborgen in de gangkast van de woning aan [adres] in Nieuwegein, waar hij tijdelijk verbleef, cocaïne bevond. Evenmin is voldoende wettig en overtuigend naar voren gekomen dat bij de verdachte de wetenschap heeft bestaan dat zich verborgen in de Volkswagen Polo, cocaïne bevond.
(...)
Het hof zal, niettegenstaande de bij dit arrest te geven vrijspraak van het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde, de VW Polo onttrekken aan het verkeer.
Het hof stelt op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep vast dat een strafbaar feit, te weten het vervoeren, althans het aanwezig hebben van de cocaïne, met behulp van deze auto is gepleegd en dat in zoverre het algemeen belang is geschonden.
De VW polo is dan ook op grond van artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht voor onttrekking aan het verkeer vatbaar."
2.3.
Art. 36c Sr luidt als volgt:
"Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle voorwerpen:
1° die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen;
2° met betrekking tot welke het feit is begaan;
3° met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
4° met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd;
5° die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd;
een en ander voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang."
2.4.
Zonder nadere motivering, die in de bestreden uitspraak ontbreekt, is niet begrijpelijk het oordeel van het Hof dat de personenauto, waarvan het Hof de onttrekking aan het verkeer heeft bevolen, van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Het middel klaagt daarover terecht.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarbij de onttrekking aan het verkeer is bevolen van de inbeslaggenomen Volkswagen Polo;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2016.
Conclusie 23‑08‑2016
Inhoudsindicatie
O.a.h.v. inbeslaggenomen auto, art. 36c Sr. Verdachte is vrijgesproken van de hem tlgd. feiten. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is niet begrijpelijk het oordeel van het Hof dat de personenauto, waarvan het Hof de o.a.h.v. heeft bevolen, van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Nr. 15/01017 Zitting: 23 augustus 2016 | Mr. D.J.C. Aben Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 12 februari 2015 door het gerechtshof Den Haag vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde overtredingen van de Opiumwet. Voorts heeft het hof de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven, personenauto Volkswagen Polo bevolen.
Namens de verdachte heeft mr. M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel behelst de klacht dat het hof bij de onttrekking aan het verkeer van de Volkswagen Polo het criterium van art. 36c Sr niet of onjuist heeft toegepast, althans die maatregel ontoereikend en/of onbegrijpelijk heeft gemotiveerd.
Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten en hiertoe overwogen:
“Vrijspraak
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat er jegens verdachte ernstige verdenkingen bestaan ten aanzien van de hem tenlastegelegde strafbare feiten. Echter om tot bewezenverklaring te komen van deze hem verweten feiten dient het openbaar ministerie voldoende wettig en overtuigend bewijs aan te dragen. Naar 's hofs oordeel is, gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, onvoldoende wettig en overtuigend naar voren gekomen dat bij de verdachte de wetenschap heeft bestaan dat zich verborgen in de gangkast van de woning aan [adres] in Nieuwegein, waar hij tijdelijk verbleef, cocaïne bevond. Evenmin is voldoende wettig en overtuigend naar voren gekomen dat bij de verdachte de wetenschap heeft bestaan dat zich verborgen in de Volkswagen Polo, cocaïne bevond.
De slotsom kan dan ook niet anders zijn dat de verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
5. De bestreden uitspraak houdt voorts, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Beslag
Het hof zal, niettegenstaande de bij dit arrest te geven vrijspraak van het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde, de VW Polo onttrekken aan het verkeer.
Het hof stelt op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep vast dat een strafbaar feit, te weten het vervoeren, althans het aanwezig hebben van de cocaïne, met behulp van deze auto is gepleegd en dat in zoverre het algemeen belang is geschonden.
De VW polo is dan ook op grond van artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht voor onttrekking aan het verkeer vatbaar.”
6. Art. 36c Sr luidt als volgt:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle voorwerpen:
1⁰ die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen;
2⁰ met betrekking tot welke het feit is begaan;
3⁰ met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
4⁰ met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd;
5⁰ die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd;
een en ander voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.”
7. Ingevolge art. 36c Sr is voor de toepassing van de maatregel van onttrekking aan het verkeer een noodzakelijke voorwaarde dat het desbetreffende voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Daaruit volgt dat het bij onttrekking moet gaan om een voorwerp waarvan de aard relevant is in die zin dat het ongecontroleerde bezit, al dan niet in samenhang met het redelijkerwijze te verwachten gebruik daarvan, juist in verband met die aard in strijd is met de wet of het algemeen belang.1.
8. Het hof heeft omtrent de inbeslaggenomen personenauto vastgesteld dat met behulp daarvan een strafbaar feit is gepleegd en overwogen dat in zoverre het algemeen belang is geschonden. Met de enkele bijdrage (“hulp”) van deze personenauto aan het begaan van een strafbaar feit is echter niet gezegd dat deze personenauto van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Het oordeel van het hof dat de personenauto vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer op grond van art. 36c Sr geeft derhalve blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Voorts valt zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet in te zien waarom deze personenauto zou moeten worden onttrokken aan het verkeer. Van een personenauto kan, bij normaal gebruik, niet gezegd worden dat zijn aard zodanig is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd met de wet of het algemeen belang.2.
9. Het middel slaagt.
10. Om redenen van doelmatigheid geef ik uw Raad in overweging om te volstaan met het vernietigen van de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de Volkswagen Polo, zodat de verdachte een afzonderlijke procedure kan entameren ter verkrijging van de inbeslaggenomen nog niet teruggegeven personenauto.3.Ook denkbaar is teruggave van de inbeslaggenomen Volkswagen Polo indien naar uw oordeel aan de voorwaarden daarvoor is voldaan.
11. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
12. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor zover het betreft de beslissing met betrekking tot de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven Volkswagen Polo en te dien aanzien tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑08‑2016
Zie in diezelfde zin HR 8 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7626, NJ 2007/437.
Vgl. HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3060 en HR 1 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR3046.