In HR 12 juli 20011, ECLI:NL:HR:2011:BQ2488 ging het om de gezamenlijkheid van voorwerpen waaronder foto’s en gegevensdragers. Deze waren echter niet onschuldig, omdat ze onder kinderporno vielen onderscheidenlijk kinderporno bevatten.
HR, 13-10-2015, nr. 14/02603
ECLI:NL:HR:2015:3060
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-10-2015
- Zaaknummer
14/02603
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:3060, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑10‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1756, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:1756, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑06‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:3060, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0445
Uitspraak 13‑10‑2015
Inhoudsindicatie
Onttrekking aan het verkeer (oav), artt. 36c, 36d Sr. Zonder nadere motivering die ontbreekt is het oordeel van het Hof dat de als een gezamenlijkheid van voorwerpen opgevatte goederen en de andere in de beslissing van het Hof vermelde goederen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. HR vernietigt de bestreden uitspraak wat betreft de beslissing tot oav en vermindert de opgelegde straf ivm de overschrijding van de redelijke termijn in cassatie.
Partij(en)
13 oktober 2015
Strafkamer
nr. S 14/02603
EC/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 13 februari 2014, nummer 22/001757-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.W.E. Luiten, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch alleen voor zover het Hof daarin de onttrekking aan het verkeer heeft bevolen van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen en wat betreft de strafoplegging, te dien aanzien tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het tweede en het derde middel
2.1.
De middelen komen op tegen 's Hofs beslissing tot onttrekking aan het verkeer. Zij lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
2.2.
Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 10-605005-08 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 01 december 2007 tot en met 01 september 2008 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie die gevormd werd door hem, verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten meermalen:
- opzettelijk valselijk opmaken en/of vervalsen van betaalpassen, en
- opzettelijk gebruikmaken en/of voorhanden hebben van valse betaalpassen, en
- voorhanden hebben van een voorwerp, wetende dat dit voorwerp bestemd is tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid, omschreven misdrijf, en
- medeplegen van diefstal door middel van een valse sleutel,
terwijl hij, verdachte, van deze organisatie leider was."
2.3.
De bestreden uitspraak houdt het volgende in:
"Beslag
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals deze vermeld zijn op de in het dossier gevoegde beslaglijst van 24 januari 2012, beslist het hof als volgt.
De voorwerpen zoals genoemd onder de nummers 3, 4 en 6 op de beslaglijst, een kaartlezer aangetroffen in de woning aan de [a-straat 1] , randapparatuur aangetroffen in de woning aan de [a-straat 1] , en randapparatuur aangetroffen in de woning in Tilburg, kunnen worden gezien als een gezamenlijkheid van goederen die tezamen geschikt zijn om te kunnen dienen tot het begaan van feiten soortgelijk aan het onder parketnummer 10-605005-08 bewezen verklaarde feit. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met het algemeen belang. Deze voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer.
(...)
Beslissing
(...)
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- kaartlezer
- randapparatuur Sitecom MD-205
- papier met hoeveelheden getankt
- randapparatuur, zwart
- randapparatuur, Sitecom MD-205 vi 002."
2.4.
Zonder nadere motivering, die in de bestreden uitspraak ontbreekt, is niet begrijpelijk het oordeel van het Hof dat de als een gezamenlijkheid van voorwerpen opgevatte goederen en de andere in de beslissing van het Hof vermelde goederen, waarvan het Hof de onttrekking aan het verkeer heeft bevolen, van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. De middelen klagen daarover terecht.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarbij de onttrekking aan het verkeer is bevolen van inbeslaggenomen voorwerpen en wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert de duur van de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze negenentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2015.
Conclusie 30‑06‑2015
Inhoudsindicatie
Onttrekking aan het verkeer (oav), artt. 36c, 36d Sr. Zonder nadere motivering die ontbreekt is het oordeel van het Hof dat de als een gezamenlijkheid van voorwerpen opgevatte goederen en de andere in de beslissing van het Hof vermelde goederen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. HR vernietigt de bestreden uitspraak wat betreft de beslissing tot oav en vermindert de opgelegde straf ivm de overschrijding van de redelijke termijn in cassatie.
Nr. 14/02603 Zitting: 30 juni 2015 | Mr. Hofstee Conclusie inzake: [verzoeker=verdachte] |
1. Verzoeker is bij arrest van 13 februari 2014 door het Gerechtshof Den Haag wegens “Als leider deelnemen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven” (parketnummer 10-605005-08), “In het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet, dat het vervalst is” (parketnummer 10-965107-10) en “Opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor het gebruik als ware het echt en onvervalst” (parketnummer 10-965107-10), veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft het Hof de volgende voorwerpen aan het verkeer onttrokken: “kaartlezer, randapparatuur Sitecom MD-205, papier met hoeveelheden getankt, randapparatuur, zwart en randapparatuur, Sitecom MD-205 vi 002”.
2. Er bestaat samenhang tussen de zaken met de rolnummers 14/06345, 14/01092, 14/02603 en 14/06344. In al deze zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens verzoeker heeft mr. J.W.E. Luijten, advocaat te Maastricht, drie middelen van cassatie voorgesteld.
4. Ik begin met het tweede en het derde middel, die zich beide keren tegen ’s Hofs beslissing tot onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen voorwerpen.
5. Het Hof heeft de onttrekking aan het verkeer als volgt gemotiveerd:
“Beslag
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals deze vermeld zijn op de in het dossier gevoegde beslaglijst van 24 januari 2012, beslist het hof als volgt.
De voorwerpen zoals genoemd onder de nummers 3, 4 en 6 op de beslaglijst, een kaartlezer aangetroffen in de woning aan de [a-straat 1], randapparatuur aangetroffen in de woning aan de [a-straat 1], en randapparatuur aangetroffen in de woning in Tilburg, kunnen worden gezien als een gezamenlijkheid van goederen die tezamen geschikt zijn om te kunnen dienen tot het begaan van feiten soortgelijk aan het onder parketnummer 10-605005-08 bewezen verklaarde feit. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met het algemeen belang. Deze voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer.
(…)
Beslissing
(…)
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- kaartlezer
- randapparatuur Sitecom MD-205
- papier met hoeveelheden getankt
- randapparatuur, zwart
- randapparatuur, Sitecom MD-205 vi 002.”
6. Het tweede middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de voorwerpen 3, 4 en 6 op de beslaglijst – te weten de kaartlezer, de randapparatuur Sitecom MD-205 en de randapparatuur zwart - in hun gezamenlijkheid geschikt zijn om de door het Hof bedoelde feiten te begaan en dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
7. Het middel treft doel. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom de hiervoor opgesomde, algemeen verkrijgbare dan wel op het oog onschuldige voorwerpen zouden moeten worden onttrokken aan het verkeer. Geen van de goederen is op zich zelf of in samenhang met de andere voorwerpen gevaarlijk, noch is het ongecontroleerde bezit daarvan op zichzelf of in gezamenlijkheid met de andere voorwerpen in strijd met het algemeen belang (of de wet).1.
8. Het derde middel klaagt terecht dat het arrest wat de motivering van de beslissing tot onttrekking aan het verkeer betreft geen overwegingen bevat waarom de voorwerpen “randapparatuur Sitecom MD-205 vi002” en “papier met hoeveelheden getankt" moeten worden onttrokken aan het verkeer, terwijl niet zonder meer uit de aard van deze voorwerpen voortvloeit dat ze voor onttrekking aan het verkeer in aanmerking komen.
9. Ik geef Uw Raad primair in overweging om te volstaan met het vernietigen van de beslissing tot onttrekken aan het verkeer van de voorwerpen, zodat verzoeker, als hij daadwerkelijk zoveel waarde hecht aan de inbeslaggenomen, nog niet teruggeven, voorwerpen, daarvoor een aparte procedure kan opstarten.2.Ook andere, op overwegingen van doelmatigheid berustende beslissingen zijn evenwel denkbaar: teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan verzoeker dan wel verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen indien naar Uw oordeel aan de voorwaarden daarvoor is voldaan.3.
10. Het eerste middel klaagt over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. Dit middel slaagt omdat er tussen het instellen van cassatie op 17 februari 2014 en het binnenkomen van het dossier ter griffie van de Hoge Raad op 30 januari 2015 meer dan acht maanden zijn verlopen. Dit moet leiden tot vermindering van het aan verzoeker opgelegde onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf.4.Indien Uw Raad de zaak om doelmatigheidsredenen zelf afdoet, kunt U de opgelegde gevangenisstraf verminderen aan de hand van de gebruikelijke maatstaf.
11. De middelen zijn terecht voorgesteld.
12. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
13. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch alleen (i) voor zover het Hof daarin de onttrekking aan het verkeer heeft bevolen van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen en (ii) wat betreft de strafoplegging, te dien aanzien tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 30‑06‑2015