Voor meer informatie over de functie en reikwijdte van dit strafrechtelijk beginsel zie: J.H.B. Bemelmans, Totdat het tegendeel is bewezen. De onschuldpresumptie in rechtshistorisch, theoretisch, internationaalrechtelijk en Nederlands strafprocesrechtelijk perspectief (diss. Nijmegen), Deventer: Wolters Kluwer 2018.
HR, 06-07-2021, nr. 20/00291
ECLI:NL:HR:2021:964
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
06-07-2021
- Zaaknummer
20/00291
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:964, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑07‑2021; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2020:1165
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:371
ECLI:NL:PHR:2021:371, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑04‑2021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:964
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑09‑2020
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2021-0231
Uitspraak 06‑07‑2021
Inhoudsindicatie
Medeplegen oplichting door bij koop van tweedehands horloge gebruik te maken van valse betalingsapp, art. 326.1 Sr. Bewijsklacht medeplegen. Onschuldpresumptie, art. 6.2 EVRM. Heeft hof door bij bewezenverklaring van medeplegen oplichting f&o te betrekken van 4 andere oplichtingen waarvoor verdachte in e.a. is vrijgesproken gehandeld in strijd met onschuldpresumptie? HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2020:1526 m.b.t. uitleg onschuldpresumptie door EHRM. Hof heeft bij oordeel dat sprake is van medeplegen van oplichting van A in aanmerking genomen dat verdachte 1 van de 2 mannen was met wie A aan de deur van het huis van diens moeder heeft gesproken. Uit in dat verband gebruikte bewijsmiddelen blijkt echter niet op welke manier verdachte (afgezien van zijn aanwezigheid) aan die bewezenverklaarde oplichting heeft bijgedragen. Ook als in aanmerking wordt genomen hoe oplichting heeft plaatsgevonden in 4 andere (soortgelijke) gevallen die in bewijsvoering aan de orde komen, is ’s hofs oordeel op dit punt niet toereikend gemotiveerd, omdat ook uit de werkwijze in die gevallen (ten aanzien waarvan verdachte is vrijgesproken en waarvan ook niet kan worden aangenomen dat verdachte daarbij toch betrokken was) niet valt af te leiden wat gewicht was van intellectuele of materiële bijdrage van verdachte aan bewezenverklaarde oplichting. Volgt vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 20/00336.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/00291
Datum 6 juli 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 januari 2020, nummer 20-002048-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest en terugwijzing naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring ten aanzien van het medeplegen ontoereikend is gemotiveerd. Het voert daartoe aan dat, mede in het licht van de onschuldspresumptie, de door het hof bij de bewijsvoering betrokken feiten waarvan de verdachte onherroepelijk is vrijgesproken niet redengevend (kunnen) zijn voor de bewezenverklaring.
2.2.1
De politierechter heeft in eerste aanleg de verdachte - kort gezegd - vrijgesproken van de tenlastegelegde oplichtingen van [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] en is tot een bewezenverklaring gekomen van de aan de verdachte tenlastegelegde oplichting van [betrokkene 1].
2.2.2
Naar aanleiding van het daartegen onbeperkt ingestelde hoger beroep van de verdachte, heeft het hof het volgende overwogen:
“Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de politierechter van - kort gezegd - de ten laste gelegde oplichtingen van de navolgende personen: [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5]. Het hof is van oordeel dat dit beschermde vrijspraken zijn.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.”
2.2.3
Verder heeft het hof het vonnis van de rechtbank voor het overige vernietigd en ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer (onbekend gebleven) anderen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen,
[betrokkene 1] heeft bewogen tot de afgifte van een horloge (Rolex Deep Sea Blue Black 116660, serienummer [001]),
door zich voor te doen als bonafide koper van dat horloge, waarbij hij, verdachte en zijn mededader(s),
- onder een valse naam contact heeft/hebben opgenomen met die voornoemde persoon en,
- een nep/valse betalingsapp heeft/hebben geïnstalleerd op zijn/hun telefoon en,
- een valse, althans een andere dan de naam van verdachte en zijn mededader(s), te weten [betrokkene 6] en [betrokkene 7] heeft/hebben gebruikt ten tijde van de koop en in die betalingsapp en,
- een vals of niet bestaand rekeningnummer heeft/hebben gebruikt in die app en,
- (vervolgens) die nep/valse betalingsapp heeft/hebben getoond aan die voornoemde persoon en,
- (vervolgens) in die nep/valse betalingsapp het verschuldigde bedrag (11.750,00 euro) heeft/hebben ingevoerd en,
- (vervolgens) die genoemde persoon heeft/hebben getoond dat het verschuldigde bedrag werd afgeschreven van de valse of niet bestaande rekening,
waardoor voornoemde [betrokkene 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.”
2.2.4
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het proces-verbaal relaas d.d. 25 juli 2017 (pg. 07-13 politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6]:
AANLEIDING ONDERZOEK
In de periode 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 heeft in Nederland op vijf locaties een oplichting plaats gevonden met een soortgelijke modus operandi. De aangevers hadden allen een duur horloge van het merk Cartier of Rolex aangeboden via handelsites op internet en werden vervolgens benaderd door een man die dit horloge van hen wilde kopen. Bij de afspraak is er betaald voor het horloge middels een valse ING-app op een smartphone. Tussen de vijf aangiftes zijn meerdere overeenkomsten. Het betreft meerdere daders.
INBESLAGNAME
Bij de aanhouding van verdachte [betrokkene 8] is onder verdachte inbeslaggenomen ter waarheidsvinding:
- rijbewijs nummer [002] op naam van [betrokkene 9], [geboortedatum]-1997 - 1574781
- telefoon Samsung S5 - 1574779
RIJBEWIJS [betrokkene 9]
Tijdens de fouillering bleek de verdachte [betrokkene 8] een rijbewijs op naam van [betrokkene 9] bij zich te hebben. Hetzelfde rijbewijs dat eerder getoond was aan aangever [betrokkene 3] op 29 juni 2016.
SAMSUNG TELEFOON
Op 1 augustus 2016 werd de inbeslaggenomen telefoon van het merk Samsung (1574779) aan de digitale recherche aangeboden voor onderzoek. Op de telefoon werd een betaalapp aangetroffen die een op de ING-betaal gelijkende omgeving toont. Men kan in de app een overschrijving doen waarna het lijkt dat de overschrijving van de rekening wordt afgeschreven. Dit gebeurt niet in werkelijkheid, omdat de gegevens in de app onveranderbaar zijn. De app maakt geen daadwerkelijke verbinding en toont geen actuele gegevens. De app is zodanig ingericht dat deze bij een derde partij de indruk kan wekken dat er een legitieme overschrijving plaats gevonden heeft.
De gegevens op de inbeslaggenomen telefoon van het merk Samsung (1574779) zijn onderzocht. De gegevens stonden op de telefoon zelf en niet op de simkaart. Vermoedelijk zijn er meerdere simkaarten gebruikt in de telefoon. Op de telefoon stond geen betaalapplicatie waarmee daadwerkelijk geld overgemaakt kon worden. Uit de gegevens bleek dat er door de gebruiker van de telefoon op 23 juni 2016 contact is gelegd met [telefoonnummer 3], aangever [betrokkene 4].
Op 28 juni 2016 wordt er door de gebruiker van de telefoon contact gelegd met [telefoonnummer 1], aangever [betrokkene 5]. Op 29 juni 2016 wordt er door de gebruiker van de telefoon contact gelegd met [telefoonnummer 2], aangever [betrokkene 3]. Op 1 juli 2016 is er door de gebruiker van de telefoon een email gestuurd naar [betrokkene 10], moeder van aangever [betrokkene 1] met een screenshot van een overschrijving.
2. Het proces-verbaal van verdenking d.d. 3 juni 2017 (pg. 31-35 politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6]:
Opsporingsonderzoek contra de verdachte:
Achternaam: [betrokkene 8]
Voornamen: [betrokkene 8]
Geboren: [geboortedatum] 1991
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
De verdenking blijkt uit het volgende:
In de periode 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 heeft in Nederland op vijf locaties een oplichting plaats gevonden met een soortgelijke modus operandi. De aangevers hadden allen een duur horloge van het merk Cartier of Rolex aangeboden via handelsites op internet en werden vervolgens benaderd door een man die dit horloge van hen wilde kopen. Bij de afspraak is er betaald voor het horloge middels een valse ING-app op een smartphone. Tussen de vijf aangiftes zijn meerdere overeenkomsten. Het betreft meerdere daders. Hierop is een onderzoek ingesteld.
3. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 30 september 2016 (pg. 80-82 politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Op 30 juni 2016 te 13:40 uur, is door mij de middels internet gedane aangifte, in het politiebureau, Nationale Politie, Hoofdstraat Driebergen-Rijsenburg, verwerkt tot een proces-verbaal.
De aangever gaf op te zijn:
Achternaam: [betrokkene 4]
Voornamen: [betrokkene 4]
Geboren: [geboortedatum] 1979
Adres: [a-straat 1]
Postcode plaats: [postcode] [plaats]
Hij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de [a-straat 1] te [plaats], op vrijdag 24 juni 2016 te 15:03 uur:
Heb contact met iemand die mijn Rolex wou kopen, na wat bellen en appen kwam hij op de afgesproken plaats.
Ik wou een foto van de overschrijving maken (was gebeurd met mobiel bankieren). En deze mocht ik na wat stribbelingen maken, en de betaling ging via ING en bij bij&af stond netjes ‑ €5.050,-. Dus ik heb hem laten gaan in goed vertrouwen en nu ben ik dus mijn Rolex en mijn geld kwijt, en naar mijn inziens heeft hij de ING app nagemaakt om zo mensen op te lichten. Hij kwam aan in een BMW X. met het kenteken [kenteken].
Wederpartij:
Betalingsaccountgegevens:
Type account: BANK
Naam rekeninghouder: [betrokkene 6]
Rekeningnummer: [003]
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
4. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 september 2016 (pg. 83 politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5]:
Naar aanleiding van het onderzoek naar de daders van de oplichting BVH nummer P120002016169716 ben ik, verbalisant, via de aangever [betrokkene 3] in contact gekomen met betrokkene [betrokkene 4] (geboren [geboortedatum] 1979).
Ik ontving van [betrokkene 4] deze e-mail met bijbehorende foto's:
Ik ben via marktplaats in contact met deze oplichters gekomen, na een telefoongesprek en wat whatsappjes hebben we afgesproken. De afspraak vond plaats op 24 Juni (hof: 2016). Ze kwamen met een BMW X (zie foto 1) Na wat controle heeft de dikke blonde man mij betaald met waarschijnlijk een nep app van de ING (zie foto 2) de getinte jongen aan tafel met korte broek was de chauffeur (zie foto 3). Na inspectie stond er bij Bij & Af netjes € 75.050,- afgeschreven (zie foto 4 en 5).
Dus heb het horloge meegeven, maar maandag stond er nog niks op mijn rekening en het nummer waarmee ze belden was niet meer in gebruik. Ik heb toen meteen aangifte gedaan.
Ik stuur hierbij ook een foto toe van mijn gestolen Rolex Explorer 11 die mee is genomen door de oplichters (foto 6).
5. Bijgaande als bijlage bij het hiervoor genoemde proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 september 2016 (pg. 83 politiedossier), gevoegde foto’s (pg. 84-88):
(pg. 84 politiedossier)
[003] (het hof begrijpt een deel van een rekeningnummer) 139.073,4
[betrokkene 4] - 5.050,00
(het hof begrijpt: het bedrag dat aangever [betrokkene 4] overmaakt via de ING-betalingsapp)
chrijvng/mededeling (het hof begrijpt: Omschrijving/medeling)
[betrokkene 4]
0378910124 (het hof begrijpt: te zien is een gedeelte van het rekeningnummer van aangever [betrokkene 4])
Rolex
(pg. 85 politiedossier)
Te zien is een gedeelte van een mobiele telefoon met bovenaan het opschrift “MSUNG” (het hof begrijpt: voluit SAMSUNG).
6. Een Afschrift van aangifte (pg. 89-91 politiedossier), voor zover inhoudende dat [betrokkene 2] op 29 juni 2016 aangifte heeft gedaan van fraude met online handel, welke fraude heeft plaatsgevonden te [plaats] in Nederland op 26 juni 2016:
Achternaam: [betrokkene 2]
Voornamen: [betrokkene 2]
Woonadres: [b-straat 1], [plaats]
Omschrijving voorval:
Afgelopen 26 juni 2016 om 19.00 uur waren de kopers (2 mannen) bij mij thuis naar mijn horloge komen kijken. (Een van hen noemde zichzelf [betrokkene 11]) hij heeft naast mij op zijn mobiele tlf (het hof begrijpt: telefoon) de INGBank app geopend en het bedrag overgemaakt. Ik heb 2 x het rekeningnummer goed gecontroleerd en ook gezien dat het bedrag van zijn saldo is gehaald en dat het er ook daadwerkelijk af bij stond. Ik heb een foto van zijn auto en kenteken gemaakt. Op de foto is te zien dat er met de kenteken is gesjoemeld. Het geld is nooit bij mij aangekomen.
HORLOGE: Merk ROLEX Type SUBMARINE G834382
Het kenteken is [kenteken] op de foto lijkt het net [kenteken].
Ik doe aangifte van oplichting. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
7. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 8 juli 2016 (pg. 97-99 politiedossier), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 5]:
Ik doe aangifte van oplichting op Marktplaats.nl. Ik bood mijn Cartier-dameshorloge te koop aan voor 7000 euro. Ik kreeg een reactie van een jongen die zichzelf [betrokkene 12] noemde. Ik vertelde hem dat ik beschikbaar was op 30 juni 2016. Ik nodigde hem thuis uit. We kwamen uit op een bedrag voor 6750 euro. Hij wilde bij ons thuis direct het geld via internet overmaken, waar we bij waren. Hij wilde dit op zijn telefoon doen, via zijn ING-app. Ik keek met hem mee dat hij dit deze overschrijving deed. Ik heb zelfs nog zijn telefoon in mijn handen gehad om alles te checken. Ik heb alles nog geverifieerd, kon zelfs meekijken hoeveel saldo hij had. Ik zag zijn saldo in mindering komen op zijn ING-app. Mijn man bekeek meteen bij ons of het bedrag was bijgeschreven op onze rekening, maar dit was niet zo. Ik heb hem daarna het horloge meegegeven en ben met hem meegelopen naar zijn auto, een zwarte BMW X5. Het geld kwam alleen maar niet op onze rekening.
Ik kan het horloge als volgt omschrijven:
dameshorloge, merk Cartier, type 18K 1660, registratienummer [005], witgoud, witgoude band, diamanten bretzel, briljante in knop, Panthere/Santos uitvoering.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
8. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 2 juli 2016 (pg. 101-110 politiedossier), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 3]:
Ik heb via marktplaats een Rolex horloge aangeboden. 29 juni 2016 omstreeks 16:00 uur is er via de telefoon contact met mij opgenomen door een man die zich [betrokkene 9] noemde. Er werd een afspraak gemaakt voor die avond. We spraken rond 21:00 uur. Ik vroeg 2.500,00 euro voor het horloge. Hij vroeg of ik er mee akkoord ging dat zij ter plaatse via de bank het geldbedrag zouden overmaken. Ik ging akkoord met deze betalingswijze. Op 29 juni omstreeks 21:30 uur kwam die man, [betrokkene 9], langs samen met nog een man die zich [betrokkene 6] noemde. Ze kwamen aangereden in een zwarte BMW X5 met het kenteken [kenteken]. Later zag ik op een foto van nog een gedupeerde dat het kenteken gemanipuleerd was. De laatste letter was eigenlijk een […], er was een […] van gemaakt. Het juiste kenteken moet dus [kenteken] zijn.
Ik heb een kopie van het rijbewijs van [betrokkene 9] gemaakt. Daarop stonden de volgende gegevens: [betrokkene 9], geboortedatum [geboortedatum]-1997, rijbewijsnummer: [002].
De andere persoon die erbij was, [betrokkene 6], heeft betaald via de telefoon. Hij liet mij zijn bankrekening zien via zijn telefoon. Ik zag dat er een bedrag van 138.000,00 euro op de rekening stond. Ik zag dat hij een overboeking deed naar mijn bankrekeningnummer van de ING Bank.
De heren, [betrokkene 9] en [betrokkene 6] hebben het horloge meegenomen. Omdat het geld niet meer op mijn bankrekening is bij geschreven heb ik met de ING bank contact opgenomen. Zij vertelden aan mij dat het bankrekeningnummer en de naam niet overeen kwamen.
Het gaat om de volgende horloge:
Merk Rolex, type Date Just.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
9. Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 17 juli 2016 (pg. 134-137 politiedossier), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 3]:
De andere persoon, [betrokkene 6], wilde het bedrag van 2.500 euro overmaken via een app op zijn telefoon. Hij liet mij de bankrekening op zijn telefoon zien. Ik zag dat er 138.000 euro op zijn rekening stond. Ik zag dat hij het bedrag van 2.500 euro overmaakte, het was toen net iets na 22.00 uur. Omstreeks 22.15 uur zijn beide personen in hun BMW weer vertrokken. De volgende dag keek ik op mijn rekening en zag ik dat het geld niet was overgemaakt. Ik heb contact opgenomen met de bank. Het rekeningnummer en naam kwamen niet met elkaar overeen. Ik kwam er achter dat ik was opgelicht.
10. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 18 juli 2016 (pg. 111-114 politiedossier), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 1]:
Ik wilde mijn Rolex horloge verkopen. Het horloge betrof een Rolex Deep Sea Blue Black. Om het horloge te verkopen heb ik het horloge aangeboden op Marktplaats. Op 30 juni 2016 werd ik gebeld dat er iemand interesse had. Via de telefoon hebben we over de prijs onderhandeld en we waren 11.750 euro overeen gekomen. Ik heb op een gegeven moment een bericht gestuurd naar het nummer met het adres waar we de transactie konden doen. Dit is op het adres van mijn moeder, [e-straat 1] te [plaats]. Hier hangen namelijk beveiligingscamera's.
Op 1 juli 2016 kwamen er twee heren aan de deur van het huis van mijn moeder. Een van de heren heeft de Rolex goed bekeken en de nummers gecontroleerd. Hij gaf aan dat alles goed was en dat hij het horloge wilde hebben. Ik heb hem hierop verzocht het geld over te maken voor het horloge. Ik zag dat de man een telefoon te voorschijn haalde met daarop een app van de ING.
Ik zag dat de man de gegevens invoerde en het geld over maakte.
Ik heb hierop het horloge meegegeven.
Op 1 juli 2016 omstreeks 22.00 uur stond het geld nog niet op de rekening. Kennelijk hebben de mannen mij middels een valse ING app belazerd. Ik denk dat de mannen nooit voornemens zijn geweest om te betalen.
Ik zag dat de mannen met een BMW X5, zwart van kleur aan kwamen rijden. Ik zag dat het kenteken [kenteken] was.
Man 1 verklaarde dat hij [betrokkene 7] heette en dat hij van Turkse afkomst was.
Ik heb goede camerabeelden van de beide heren, die zal ik op een later tijdstip langs brengen zodat u die bij het dossier kan voegen. De screenshots die ik gemaakt heb mag u wel al vast bijvoegen. Ze zijn alleen niet van al te beste kwaliteit.
Categorie omschrijving : Horloges/Klokken
Object : horloge
Aantal/eenheid : 1 St
Merk/type : Rolex 116660
Serienummer : [001]
Bijzonderheden : Deep Sea Blue Black
11. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juli 2016 (pg. 115-117 politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] en de als bijlagen bij het hiervoor genoemde proces-verbaal gevoegde foto's (pg. 118-122):
(pg. 118 politiedossier)
[betrokkene 6]
[003] 112.858,44
1 juli
[betrokkene 10] -11.750,00
Naam/Omschrijving/Mededeling
Naam: [betrokkene 10]
IBAN:[006]
Omschrijving:
Datum
1 juli 2016
Tegenrekening
[006]
Mutatiesoort
Internetbankieren
12. Een overeenkomst huurauto d.d. 17 juni 2016 (pg. 68 politiedossier):
Overeenkomst Huurauto
Bedrijf:
[betrokkene 13]
[c-straat 1]
[plaats]
(hierna te noemen gebruiker)
En
[A]
[d-straat 1]
[plaats]
(hierna te noemen autobedrijf)
Komen het volgende overeen:
Het autobedrijf draagt aan de gebruiker over het voertuig:
Model: X5
Kenteken: [kenteken]
Van: 17-06-2016 Tot: 03-07-2016
Datum/handtekening (klant): 17-06-2016 [handtekening]
Datum/handtekening (bedrijf): 17-06-2016 [handtekening]
13. Het proces-verbaal Herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 15 november 2016 (pg. 42-45 politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3]:
Op 9 november 2016 zag ik een aandachtvestiging van Opsporing Verzocht, waarin videobeelden werden getoond van personen en de volgende informatie werd gegeven: (...) “Signalement
In [plaats] werden de mannen vastgelegd. De eerste heeft een flinke baard, de tweede een wat kortere.”
De persoon op de linker foto herken ik als:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1998
Ik, verbalisant, ken de bovengenoemde persoon ambtshalve.
Deze man woont in mijn wijk. Als wijkagent heb ik met enige regelmaat contact met deze man wanneer ik hem spreek op straat.
Ik herken de man aan zijn smaller postuur, zijn hoofd, haardracht en kleur, baardje en zijn houding.
Ik herkende de persoon onmiddellijk toen ik de videobeelden zag. Over zijn identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt.
14. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2016 (pg. 123 politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4]:
In verband met de aangifte met betrekking tot oplichting heb ik verbalisant de bij de aangifte afgegeven USB stick uitgelezen en een aantal prints gemaakt die bij dit proces-verbaal worden gevoegd. De pleegdatum is vrijdag 1 juli 2016.
Een tweetal mannen heeft, na een afspraak gemaakt te hebben met aangever, [betrokkene 1], een afspraak gemaakt in verband met de koop van een door [betrokkene 1] op Marktplaats aangeboden Rolex Deep Sea Blue Black horloge.
Nadat een van de mannen aangaf het horloge te willen kopen heeft hij via een ING app het afgesproken bedrag van 11.750,00 euro overgemaakt naar de bankrekening van de moeder van aangever [betrokkene 1], [006] t.n.v. [betrokkene 10]. Het geld is echter niet bij geschreven op eerdergenoemd bankrekeningnummer.
De bewakingscamera staat gericht op de oprit en de voordeur van de woning van de moeder van aangever [betrokkene 1] op het adres [e-straat 1], [plaats].”
2.2.5
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring onder meer het volgende overwogen:
“Het hof is met de politierechter van oordeel dat de verdachte samen met een of meer onbekend gebleven personen betrokken is geweest bij de oplichting van aangever [betrokkene 1]. (...) Uit de beelden blijkt ook dat er bij de oplichting ten minste twee mannen, waaronder verdachte, betrokken waren. Dit volgt ook uit de aangifte. De politierechter acht om die reden medeplegen van oplichting met onbekend gebleven medeverdachte(n) wettig en overtuigend bewezen. Het hof neemt deze overweging van de politierechter over en maakt die tot de zijne.
(...)
Het hof overweegt ten aanzien van het verweer over medeplegen het volgende.
Uit het voorhanden zijnde dossier volgt dat er in de periode van 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 in totaal vijf personen voor forse bedragen zijn opgelicht bij de verkoop van hun dure horloges via Marktplaats (pagina’s 07, 31-35 politiedossier). Daarbij is door de ‘koper’ telkens gebruik gemaakt van een valse ING-betalingsapp (pagina’s 80-81, 89, 98, 101-102, 111-112 politiedossier). Uit het procesdossier volgt dat er sprake is van een samenwerkingsverband van wisselende personen die tot oogmerk hebben om bezitters van een Rolex of een ander duur horloge op te lichten. Hierbij is gebruik gemaakt van eenzelfde modus operandi: de daders hebben telkens contact gezocht met de verkopers van dure horloges met gebruikmaking van een valse naam en hebben zich gelegitimeerd met een valse legitimatie (pagina’s 31-35, 80-81, 89, 98, 101-102, 111-112 politiedossier). Zij hebben bij de betaling telkens gebruik gemaakt van een valse ING-betalingsapp die geïnstalleerd was op een Samsung S5 (pagina’s 34-35, 85 politiedossier), waarbij met rekeningnummer [003] op naam van [betrokkene 6] geld overgemaakt zou worden naar de verkoper (pagina’s 81, 83-85, 102, 118, 134 politiedossier). Het geld werd echter nooit gestort op de rekening van de verkoper. Ook is telkens door de daders gebruik gemaakt van een gehuurde BMW X5 met kenteken [kenteken] (pagina’s 69-70, 80-81, 90, 98, 101-102, 112 politiedossier). Naar het oordeel van het hof is er sprake van een professionele werkwijze, gelet op de voorbereidingen en de identieke wijze van handelen. Gelet op de voormelde werkwijze staat voor het hof vast dat alle deelnemers aan het samenwerkingsverband op de hoogte waren van deze handelwijze en is de verdachte naar het oordeel van het hof één van de deelnemers aan dit samenwerkingsverband.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de mededaders is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een samenwerkingsverband dat telkens in dezelfde samenstelling opereert, is het hof van oordeel dat de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde, zoals die uit de bewijsmiddelen naar voren komt, van zodanig gewicht is dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht het hof het ten laste gelegde medeplegen bewezen en verwerpt het hof het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.”
2.3
Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens volgt dat indien de verdachte onherroepelijk is vrijgesproken, een rechter die een beslissing neemt over de gewezen verdachte zich niet mag baseren op “suspicions regarding an accused’s innocence” en dat de motivering van een rechterlijke beslissing niet “in substance (...) a determination of the guilt of the former accused” mag inhouden (vgl. HR 25 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1526, rechtsoverweging 2.12).
2.4
Blijkens zijn hiervoor onder 2.2.5 weergegeven overwegingen heeft het hof bij zijn oordeel dat sprake is van het medeplegen van - kort gezegd - oplichting van [betrokkene 1] in aanmerking genomen dat de verdachte één van de twee mannen was met wie [betrokkene 1] aan de deur van het huis van diens moeder heeft gesproken. Uit de in dat verband gebruikte bewijsmiddelen blijkt echter niet op welke manier de verdachte - afgezien van zijn aanwezigheid - aan die bewezenverklaarde oplichting heeft bijgedragen. Ook als in aanmerking wordt genomen hoe de oplichting heeft plaatsgevonden in vier andere (soortgelijke) gevallen die in de bewijsvoering aan de orde komen, is het oordeel van het hof op dit punt niet toereikend gemotiveerd, omdat ook uit de werkwijze in die gevallen ‑ ten aanzien waarvan de verdachte is vrijgesproken en waarvan ook in het licht van wat onder 2.3 is overwogen niet kan worden aangenomen dat de verdachte daarbij toch betrokken was - niet valt af te leiden wat het gewicht was van de intellectuele of materiële bijdrage van de verdachte aan de bewezenverklaarde oplichting.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2021.
Conclusie 13‑04‑2021
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Veroordeling medeplegen oplichting, onschuldpresumptie. Art. 6 lid 2 EVRM. Het hof heeft bij de bewezenverklaring van het medeplegen van oplichting feiten en omstandigheden die betrekking hebben op vier andere oplichtingen waarvoor de verdachte is vrijgesproken, betrokken. Dat is volgens de AG in strijd met de onschuldpresumptie. De AG geeft de Hoge Raad het advies het arrest te vernietigen en de zaak terug te wijzen. Samenhang met 20/00336.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/00291
Zitting 13 april 2021
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de verdachte.
1. Het cassatieberoep
1.1.
Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft de verdachte bij arrest van 29 januari 2020 wegens, “medeplegen van oplichting” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van2 maanden met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Daarnaast heeft het hof beslissingen genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen, een en ander zoals nader omschreven in het arrest.
1.2.
Er bestaat samenhang met de zaak 20/00336. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
1.3.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. R.J. Baumgardt, mr. P. van Dongen en mr. S. van den Akker, advocaten te Rotterdam hebben één middel van cassatie voorgesteld. Het middel ziet op de bewezenverklaarde (medeplegen van) oplichting. Voordat ik het middel bespreek geef ik eerst de procesgang weer.
2. De procesgang
2.1.
In eerste aanleg is de verdachte ten laste gelegd dat hij (kort samengevat) tezamen en in vereniging een vijftal personen door oplichting heeft bewogen tot afgifte van horloges, waarbij gebruik werd gemaakt van een valse ING-betalingsapp. De politierechter heeft de verdachte op 18 juni 2018 veroordeeld voor oplichting van [betrokkene 1] en de verdachte vrijgesproken ten aanzien van de (impliciet cumulatief) tenlastegelegde oplichtingen van[betrokkene 2] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en [betrokkene 5] . Ten aanzien van laatstgenoemde vrijspraken heeft de politierechter overwogen dat niet is gebleken van betrokkenheid van verdachte bij deze feiten.
2.2.
Namens de verdachte is op 18 juni 2018 onbeperkt hoger beroep ingesteld. Gelet op het bepaalde in artikel 404 lid 1 Sv heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover dat tegen de vrijspraken is gericht.
2.3.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“hij in de periode van 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer (onbekend gebleven) anderen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen,
[betrokkene 1] heeft bewogen tot de afgifte van een horloge (Rolex Deep Sea Blue Black 116660, serienummer [001] ), door zich voor te doen als bonafide koper van dat horloge, waarbij hij, verdachte en zijn mededader(s),
- onder een valse naam contact heeft/hebben opgenomen met die voornoemde persoon en,- een nep/valse betalingsapp heeft/hebben geïnstalleerd op zijn/hun telefoon en,- een valse, althans een andere dan de naam van verdachte en zijn mededader(s), te weten [betrokkene 6] en [betrokkene 7] heeft/hebben gebruikt ten tijde van de koop en in die betalingsapp en,- een vals of niet bestaand rekeningnummer heeft/hebben gebruikt in die app en,- (vervolgens) die nep/valse betalingsapp heeft/hebben getoond aan die voornoemde persoon- (vervolgens) in die nep/ valse betalingsapp het verschuldigde bedrag (11.750,00 euro) heeft/hebben ingevoerd en,- (vervolgens) die genoemde persoon heeft/hebben getoond dat het verschuldigde bedrag werd afgeschreven van de valse of niet bestaande rekening,
waardoor voornoemde [betrokkene 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.”
2.4.
Het hof heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de volgende bewijsmiddelen (die zijn opgenomen in de bijlage bij het arrest).
“1. Het proces-verbaal relaas d.d. 25 juli 2017 (…):
AANLEIDING ONDERZOEK
In de periode 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 heeft in Nederland op vijf locaties een oplichting plaats gevonden met een soortgelijke modus operandi. De aangevers hadden allen een duur horloge van het merk Cartier of Rolex aangeboden via handelsites op internet en werden vervolgens benaderd door een man die dit horloge van hen wilde kopen. Bij de afspraak is er betaald voor het horloge middels een valse ING-app op een smartphone. Tussen de vijf aangiftes zijn meerdere overeenkomsten. Het betreft meerdere daders.
INBESLAGNAME
Bij de aanhouding van verdachte [betrokkene 8] is onder verdachte inbeslaggenomen ter waarheidsvinding:- rijbewijs nummer [002] op naam van [betrokkene 9] , [geboortedatum] -1997 – 1574781- telefoon Samsung S5 – 1574779
RIJBEWIJS [betrokkene 9]
Tijdens de fouillering bleek de verdachte [betrokkene 8] een rijbewijs op naam van [betrokkene 9] bij zich te hebben. Hetzelfde rijbewijs dat eerder getoond was aan aangever [betrokkene 3] op 29 juni 2016.
SAMSUNG TELEFOON
Op 1 augustus 2016 werd de inbeslaggenomen telefoon van het merk Samsung (1574779) aan de digitale recherche aangeboden voor onderzoek. Op de telefoon werd een betaalapp aangetroffen die een op de ING-betaal gelijkende omgeving toont. Men kan in de app een overschrijving doen waarna het lijkt dat de overschrijving van de rekening wordt afgeschreven. Dit gebeurt niet in werkelijkheid, omdat de gegevens in de app onveranderbaar zijn. De app maakt geen daadwerkelijke verbinding en toont geen actuele gegevens. De app is zodanig ingericht dat deze bij een derde partij de indruk kan wekken dat er een legitieme overschrijving plaats gevonden heeft.
De gegevens op de inbeslaggenomen telefoon van het merk Samsung (1574779) zijn onderzocht. De gegevens stonden op de telefoon zelf en niet op de simkaart. Vermoedelijk zijn er meerdere simkaarten gebruikt in de telefoon. Op de telefoon stond geen betaalapplicatie waarmee daadwerkelijk geld overgemaakt kon worden. Uit de gegevens bleek dat er door de gebruiker van de telefoon op 23 juni 2016 contact is gelegd met [telefoonnummer 3] , aangever [betrokkene 4] .
Op 28 juni 2016 wordt er door de gebruiker van de telefoon contact gelegd met [telefoonnummer 1] , aangever [betrokkene 5] . Op 29 juni 2016 wordt er door de gebruiker van de telefoon contact gelegd met [telefoonnummer 2] , aangever [betrokkene 3] . Op 1 juli 2016 is er door de gebruiker van de telefoon een email gestuurd naar [betrokkene 10] , moeder van aangever [betrokkene 1] met een screenshot van een overschrijving.
2. Het proces-verbaal van verdenking d.d. 3 juni 2017 (…)
Opsporingsonderzoek contra de verdachte:Achternaam: [betrokkene 8]Voornamen: [betrokkene 8]
Geboren: [geboortedatum] 1991Geboorteplaats: [geboorteplaats]
De verdenking blijkt uit het volgende:In de periode 24 juni 2016 tot en met juli 2016 heeft in Nederland op vijf locaties een oplichting plaats gevonden met een soortgelijke modus operandi. De aangevers hadden allen een duur horloge van het merk Cartier of Rolex aangeboden via handelsites op internet en werden vervolgens benaderd door een man die dit horloge van hen wilde kopen. Bij de afspraak is er betaald voor het horloge middels een valse ING-app op een smartphone. Tussen de vijf aangiftes zijn meerdere overeenkomsten. Het betreft meerdere daders. Hierop is een onderzoek ingesteld.
3. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 30 september 2016 (pg. 80-82 politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 30 juni 2016 te 13:40 uur, is door mij de middels internet gedane aangifte, in het politiebureau, Nationale Politie, Hoofdstraat Driebergen-Rijsenburg, verwerkt tot een procesverbaal.
De aangever gaf op te zijn:Achternaam: [betrokkene 4]Voornamen: [betrokkene 4]Geboren: [geboortedatum] 1979Adres: [a-straat 1]Postcode plaats: [postcode] [plaats]
Hij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de [a-straat 1] te [plaats] , op vrijdag 24 juni 2016 te 15:03 uur:
Heb contact met iemand die mijn Rolex wou kopen, na wat bellen en appen kwam hij op de afgesproken plaats.
Ik wou een foto van de overschrijving maken (was gebeurd met mobiel bankieren). En deze mocht ik na wat stribbelingen maken, en de betaling ging via ING en bij bij&af stond netjes €5.050,-. Dus ik heb hem laten gaan in goed vertrouwen en nu ben ik dus mijn Rolex en mijn geld kwijt, en naar mijn inziens heeft hij de ING app nagemaakt om zo mensen op te lichten. Hij kwam aan in een BMW X met het kenteken [kenteken] .
Wederpartij:Betalingsaccountgegevens:Type account: BANKNaam rekeninghouder: [betrokkene 6]Rekeningnummer: [003]
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
4. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 september 2016 (…):
Naar aanleiding van het onderzoek naar de daders van de oplichting BVH nummer PI 2000- 2016169716 ben ik, verbalisant, via de aangever [betrokkene 3] in contact gekomen met betrokkene [betrokkene 4] (geboren [geboortedatum] 1979).
Ik ontving van [betrokkene 4] deze e-mail met bijbehorende foto's:Ik ben via marktplaats in contact met deze oplichters gekomen, na een telefoongesprek en wat whatsappjes hebben we afgesproken. De afspraak vond plaats op 24 Juni (hof: 2016). Ze kwamen met een BMW X (zie foto 1) Na wat controle heeft de dikke blonde man mij betaald met waarschijnlijk een nep app van de ING (zie foto 2) de getinte jongen aan tafel met korte broek was de chauffeur (zie foto 3). Na inspectie stond er bij Bij & Af netjes € 75.050,- afgeschreven (zie foto 4 en 5).Dus heb het horloge meegeven, maar maandag stond er nog niks op mijn rekening en het nummer waarmee ze belden was niet meer in gebruik. Ik heb toen meteen aangifte gedaan.
Ik stuur hierbij ook een foto toe van mijn gestolen Rolex Explorer 11 die mee is genomen door de oplichters (foto 6).
5. Bijgaande als bijlage bij het hiervoor genoemde proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 september 2016 (…)
[003] (het hof begrijpt een deel van een rekeningnummer) 139.073,4
[betrokkene 4] - 5.050,00 (het hof begrijpt: het bedrag dat aangever [betrokkene 4] overmaakt via de ING-betalingsapp)
chrijvng/mededeling (het hof begrijpt: Omschrijving/medeling) [betrokkene 4][004] (het hof begrijpt: te zien is een gedeelte van het rekeningnummer van aangever [betrokkene 4] )Rolex
(…)
Te zien is een gedeelte van een mobiele telefoon met bovenaan het opschrift “MSUNG” (het hof begrijpt: voluit SAMSUNG).
6. Een Afschrift van aangifte (….), voor zover inhoudende dat [betrokkene 2] op 29 juni 2016 aangifte heeft gedaan van fraude met online handel, welke fraude heeft plaatsgevonden te [plaats] in Nederland op 26 juni 2016:
Achternaam: [betrokkene 2]
Voornamen: [betrokkene 2]Woonadres: [b-straat 1] , [postcode] [plaats] , Nederland
Omschrijving voorval:Afgelopen 26 juni 2016 om 19.00 uur waren de kopers (2 mannen) bij mij thuis naar mijn horloge komen kijken. (Een van hen noemde zichzelf [betrokkene 11] ) hij heeft naast mij op zijn mobiele tlf (het hof begrijpt: telefoon) de INGBank app geopend en het bedrag overgemaakt. Ik heb 2 x het rekeningnummer goed gecontroleerd en ook gezien dat het bedrag van zijn saldo is gehaald en dat het er ook daadwerkelijk af bij stond. Ik heb een foto van zijn auto en kenteken gemaakt. Op de foto is te zien dat er met de kenteken is gesjoemeld. Het geld is nooit bij mij aangekomen.
HORLOGE: Merk ROLEX Type SUBMARINE G834382
Het kenteken is [kenteken] op de foto lijkt het net [kenteken] .
Ik doe aangifte van oplichting. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
7. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 8 juli 2016 (pg. 97-99 politiedossier), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 5] :
Ik doe aangifte van oplichting op Marktplaats.nl. Ik bood mijn Cartier-dameshorloge te koop aan voor 7000 euro. Ik kreeg een reactie van een jongen die zichzelf [betrokkene 12] noemde. Ik vertelde hem dat ik beschikbaar was op 30 juni 2016. Ik nodigde hem thuis uit. We kwamen uit op een bedrag voor 6750 euro. Hij wilde bij ons thuis direct het geld via internet overmaken, waar we bij waren. Hij wilde dit op zijn telefoon doen, via zijn ING-app. Ik keek met hem mee dat hij deze overschrijving deed. Ik heb zelfs nog zijn telefoon in mijn handen gehad om alles te checken. Ik heb alles nog geverifieerd, kon zelfs meekijken hoeveel saldo hij had. Ik zag zijn saldo in mindering komen op zijn ING-app. Mijn man bekeek meteen bij ons of het bedrag was bijgeschreven op onze rekening, maar dit was niet zo. Ik heb hem daarna het horloge meegegeven en ben met hem meegelopen naar zijn auto, een zwarte BMW X5. Het geld kwam alleen maar niet op onze rekening.
Ik kan het horloge als volgt omschrijven:dameshorloge, merk Cartier, type 18K 1660, registratienummer [005] , witgoud, witgoude band, diamanten bretzel, briljante in knop, Panthere/Santos uitvoering.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
8. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 2 juli 2016 (pg. 101-110 politiedossier), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 3] :
Ik heb via marktplaats een Rolex horloge aangeboden. 29 juni 2016 omstreeks 16:00 uur is er via de telefoon contact met mij opgenomen door een man die zich [betrokkene 9] noemde. Er werd een afspraak gemaakt voor die avond. We spraken rond 21:00 uur. Ik vroeg 2.500,00 euro voor het horloge. Hij vroeg of ik er mee akkoord ging dat zij ter plaatse via de bank het geldbedrag zouden overmaken. Ik ging akkoord met deze betalingswijze. Op 29 juni omstreeks 21:30 uur kwam die man, [betrokkene 9] , langs samen met nog een man die zich [betrokkene 6] noemde. Ze kwamen aangereden in een zwarte BMW X5 met het kenteken [kenteken] . Later zag ik op een foto van nog een gedupeerde dat het kenteken gemanipuleerd was. De laatste letter was eigenlijk een [...] , er was een [...] van gemaakt. Het juiste kenteken moet dus [kenteken] zijn.
Ik heb een kopie van het rijbewijs van [betrokkene 9] gemaakt. Daarop stonden de volgende gegevens: [betrokkene 9] , geboortedatum [geboortedatum] -1997, rijbewijsnummer: [002] .
De andere persoon die erbij was, [betrokkene 6] , heeft betaald via de telefoon. Hij liet mij zijn bankrekening zien via zijn telefoon. Ik zag dat er een bedrag van 138.000,00 euro op de rekening stond. Ik zag dat hij een overboeking deed naar mijn bankrekeningnummer van de ING Bank.
De heren, [betrokkene 9] en [betrokkene 6] hebben het horloge meegenomen. Omdat het geld niet meer op mijn bankrekening is bij geschreven heb ik met de ING bank contact opgenomen. Zij vertelden aan mij dat het bankrekeningnummer en de naam niet overeen kwamen.
Het gaat om de volgende horloge:
Merk Rolex, type Date Just.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
9. Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 17 juli 2016 (pg. 134-137 politiedossier), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 3] :
De andere persoon, [betrokkene 6] , wilde het bedrag van 2.500 euro overmaken via een app op zijn telefoon. Hij liet mij de bankrekening op zijn telefoon zien. Ik zag dat er 138.000 euro op zijn rekening stond. Ik zag dat hij het bedrag van 2.500 euro overmaakte, het was toen net iets na 22.00 uur. Omstreeks 22.15 uur zijn beide personen in hun BMW weer vertrokken. De volgende dag keek ik op mijn rekening en zag ik dat het geld niet was overgemaakt. Ik heb contact opgenomen met de bank. Het rekeningnummer en naam kwamen niet met elkaar overeen. Ik kwam er achter dat ik was opgelicht.
10. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 18 juli 2016 (pg. 1 1 1-114 politiedossier), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 1] :
Ik wilde mijn Rolex horloge verkopen. Het horloge betrof een Rolex Deep Sea Blue Black. Om het horloge te verkopen heb ik het horloge aangeboden op Marktplaats. Op 30 juni 2016 werd ik gebeld dat er iemand interesse had. Via de telefoon hebben we over de prijs onderhandeld en we waren 11.750 euro overeen gekomen. Ik heb op een gegeven moment een bericht gestuurd naar het nummer met het adres waar we de transactie konden doen. Dit is op beveiligingscamera's.
Op 1 juli 2016 kwamen er twee heren aan de deur van het huis van mijn moeder. Een van de heren heeft de Rolex goed bekeken en de nummers gecontroleerd. Hij gaf aan dat alles goed was en dat hij het horloge wilde hebben. Ik heb hem hierop verzocht het geld over te maken voor het horloge. Ik zag dat de man een telefoon te voorschijn haalde met daarop een app van de ING.
Ik zag dat de man de gegevens invoerde en het geld over maakte.Ik heb hierop het horloge meegegeven.
Op 1 juli 2016 omstreeks 22.00 uur stond het geld nog niet op de rekening. Kennelijk hebben de mannen mij middels een valse ING app belazerd. Ik denk dat de mannen nooit voornemens zijn geweest om te betalen.Ik zag dat de mannen met een BMW X5, zwart van kleur aan kwamen rijden. Ik zag dat het kenteken [kenteken] was.
Man 1 verklaarde dat hij [betrokkene 7] heette en dat hij van Turkse afkomst was.
Ik heb goede camerabeelden van de beide heren, die zal ik op een later tijdstip langs brengen zodat u die bij het dossier kan voegen. De screenshots die ik gemaakt heb mag u wel al vast bijvoegen. Ze zijn alleen niet van al te beste kwaliteit.
Categorie omschrijving : Horloges/KlokkenObject : horlogeAantal/eenheid : 1 St Merk/type : Rolex 116660Serienummer : [001]Bijzonderheden : Deep Sea Blue Black
11. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juli 2016 (pg. 115-117 politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] en deals bijlagen bij het hiervoor genoemde proces-verbaal gevoegde foto's (pg. 118-122):
[betrokkene 6][003] 25 112.858,44
1 Juli[betrokkene 10] -11.750,00
Naam/Omschrijving/MededelingNaam: [betrokkene 10] IBAN: [006]
Omschrijving:Datum 1 juli 2016
Tegenrekening[006]
MutatiesoortInternetbankieren
12. Een overeenkomst huurauto d.d. 17 juni 2016 (pg: 68 politiedossier):
Overeenkomst HuurautoBedrijf:[betrokkene 13] [c-straat 1] [plaats] (hierna te noemen gebruiker)En[A] [d-straat 1] [plaats] (hierna te noemen autobedrijf)
Komen het volgende overeen:
Het autobedrijf draagt aan de gebruiker over het voertuig:Model: X5Kenteken: [kenteken]Van: 17-06-2016Tot: 03-07-2016
Datum/handtekening (klant): 17-06-2016 [handtekening]Datum/handtekening (bedrijf): 17-06-2016 [handtekening]
13. Het proces-verbaal Herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 15 november 2016 (pg. 42-45 politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 9 november 2016 zag ik een aandachtvestiging van Opsporing Verzocht, waarin videobeelden werden getoond van personen en de volgende informatie werd gegeven:
(...)
“SignalementIn [plaats] werden de mannen vastgelegd. De eerste heeft een flinke baard, de tweede een wat kortere.”
De persoon op de linker foto herken ik als:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]Geboren: [geboortedatum] 1998
Ik, verbalisant, ken de bovengenoemde persoon ambtshalve.Deze man woont in mijn wijk. Als wijkagent heb ik met enige regelmaat contact met deze man wanneer ik hem spreek op straat.Ik herken de man aan zijn smaller postuur, zijn hoofd, haardracht en kleur, baardje en zijn houding.Ik herkende de persoon onmiddellijk toen ik de videobeelden zag. Over zijn identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt.
14. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2016 (pg. 123 politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
In verband met de aangifte met betrekking tot oplichting heb ik verbalisant de bij de aangifte afgegeven USB stick uitgelezen en een aantal prints gemaakt die bij dit proces-verbaal worden gevoegd. De pleegdatum is vrijdag 1 juli 2016.Een tweetal mannen heeft, na een afspraak gemaakt te hebben met aangever, [betrokkene 1] , een afspraak gemaakt in verband met de koop van een door [betrokkene 1] op Marktplaats aangeboden Rolex Deep Sea Blue Black horloge.Nadat een van de mannen aangaf het horloge te willen kopen heeft hij via een ING app het afgesproken bedrag van 11.750,00 euro overgemaakt naar de bankrekening van de moeder van aangever [betrokkene 1] , [006] t.n.v. [betrokkene 10] . Het geld is echter niet bij geschreven op eerdergenoemd bankrekeningnummer.
De bewakingscamera staat gericht op de oprit en de voordeur van de woning van de moeder van aangever [betrokkene 1] op het adres [e-straat 1] , [plaats] .
2.5.
De raadsman van de verdachte heeft blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 29 januari 2020 (deels) het woord gevoerd overeenkomstig zijn overgelegde pleitnotitie. Het hof heeft hetgeen is aangevoerd ten aanzien van het medeplegen als volgt samengevat en verworpen:
“Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bepleit dat de verdachte van het hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij - zakelijk weergegeven - primair bepleit dat er geen betrouwbare herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant 3] heeft plaatsgevonden en subsidiair bepleit dat er geen sprake is van medeplegen van oplichting door de verdachte. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft hij aangevoerd dat de verdachte enkel aanwezig was bij de oplichting van [betrokkene 1] , maar dat dit onvoldoende is voor enige strafbare betrokkenheid aan oplichting.
Met de politierechter overweegt het hof als volgt.
Het hof is met de politierechter van oordeel dat de verdachte samen met een of meer onbekend gebleven personen betrokken is geweest bij de oplichting van aangever [betrokkene 1] . Naar aanleiding van het zien van een aandachtvestiging van Opsporing Verzocht, waarin videobeelden (afkomstig van een bewakingscamera, welke gericht staat op de oprit en de voordeur van de woning van de moeder van aangever [betrokkene 1] op het adres [e-straat 1] in [plaats] ) werden getoond van personen die werden gezocht in verband met oplichting door heel Nederland, is de verdachte onmiddellijk door verbalisant [verbalisant 3] herkend als zijnde één van de personen die op de beelden te zien is. Deze heeft als wijkagent met enige regelmaat contact gehad met verdachte wanneer hij hem op straat sprak. Hij herkende de verdachte aan zijn smaller postuur, zijn hoofd, haardracht en kleur, baardje en zijn houding (proces-verbaal van bevindingen, pagina 42 politiedossier).
De raadsman heeft zich ter zitting in eerste aanleg en in hoger beroep op het standpunt gesteld dat voornoemde herkenning onbetrouwbaar is en dat om die reden geen bewezenverklaring kan volgen. De Hoge Raad stelt hoge eisen aan een herkenning. De politierechter heeft geoordeeld dat voomoemde ambtshalve herkenning op specifieke kenmerken, in samenhang bezien met de aangifte van oplichting en de oplichtingshandelingen (het gebruik van een valse naam, valse betalingsapp en het gebruik van steeds dezelfde auto: een BMW X5 met kenteken [kenteken] ), voldoende is om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van oplichting. Voorts zit er een screenshot van de (nep)transactie in het dossier, waaruit de (vermeende) afschrijving van het bedrag waarvoor [betrokkene 1] is opgelicht, blijkt. Uit de beelden blijkt ook dat er bij de oplichting ten minste twee mannen, waaronder verdachte, betrokken waren. Dit volgt ook uit de aangifte. De politierechter acht om die reden medeplegen van oplichting met onbekend gebleven medeverdachte(n) wettig en overtuigend bewezen.
Het hof neemt deze overweging van de politierechter over en maakt die tot de zijne. In aanvulling daarop overweegt het hof dat uit pagina 113 van het politiedossier blijkt dat de bewegende camerabeelden waarop de daders te zien zijn van goede kwaliteit zijn, maar dat de screenshots van een niet al te beste kwaliteit zijn. De beelden die door verbalisant [verbalisant 4] zijn bekeken, betreffen bewegende beelden die bij de aangifte door aangever [betrokkene 1] op een USB-stick zijn afgegeven (pagina 123 politiedossier). De herkenning door verbalisant [verbalisant 3] (pagina 42 politiedossier) heeft plaatsgevonden aan de hand van bewegende beelden die getoond zijn bij Opsporing Verzocht. De herkenning heeft dus plaatsgevonden aan de hand van bewegende camerabeelden en niet op basis van stills of screenshots, zoals de verdediging heeft betoogd. Het verweer van de verdediging is derhalve in zoverre gebaseerd op een foutieve lezing van het dossier. Het hof ziet op grond van het onderzoek ter terechtzitting overigens geen reden om aan de herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant 3] te twijfelen en gebruikt die dan ook voor het bewijs. Het verweer wordt verworpen.
Het hof overweegt ten aanzien van het verweer over medeplegen het volgende.
Uit het voorhanden zijnde dossier volgt dat er in de periode van 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 in totaal vijf personen voor forse bedragen zijn opgelicht bij de verkoop van hun dure horloges via Marktplaats (pagina’s 07, 31-35 politiedossier). Daarbij is door de ‘koper’ telkens gebruik gemaakt van een valse ING-betalingsapp (pagina’s 80-81, 89, 98, 101-102, 111-112 politiedossier). Uit het procesdossier volgt dat er sprake is van een samenwerkingsverband van wisselende, personen die tot oogmerk hebben om bezitters van een Rolex of een ander duur horloge op te lichten. Hierbij is gebruik gemaakt van eenzelfde modus operandi: de daders hebben telkens contact gezocht met de verkopers van dure horloges met gebruikmaking van een valse naam en hebben zich gelegitimeerd met een valse legitimatie (pagina’s 31-35, 80-81, 89, 98, 101-102, 111-112 politiedossier). Zij hebben bij de betaling telkens gebruik gemaakt van een valse ING-betalingsapp die geïnstalleerd was op een Samsung S5 (pagina’s 34-35, 85 politiedossier), waarbij met rekeningnummer [003] op naam van [betrokkene 6] geld overgemaakt zou worden naar de verkoper (pagina’s 81, 83-85, 102, 118, 134 politiedossier). Het geld werd echter nooit gestort op de rekening van de verkoper. Ook is telkens door de daders gebruik gemaakt van een gehuurde BMW X5 met kenteken [kenteken] (pagina’s 69-70, 80-81, 90, 98, 101-102, 112 politiedossier). Naar het oordeel van het hof is er sprake van een professionele werkwijze, gelet op de voorbereidingen en de identieke wijze van handelen. Gelet op de voormelde werkwijze staat voor het hof vast dat alle deelnemers aan het samenwerkingsverband op de hoogte waren van deze handelwijze en is de verdachte naar het oordeel van het hof één van de deelnemers aan dit samenwerkingsverband.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de mededaders is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een samenwerkingsverband dat telkens in dezelfde samenstelling opereert, is het hof van oordeel dat de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde, zoals die uit de bewijsmiddelen naar voren komt, van zodanig gewicht is dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht het hof het ten laste gelegde medeplegen bewezen en verwerpt het hof het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.”
3. Het middel
3.1.
Het middel bevat de klacht dat de veroordeling door het hof in strijd is met de presumptie van onschuld doordat het hof de bewezenverklaring heeft gebaseerd op feiten waarvan de verdachte is vrijgesproken. Het bezwaar van de stellers van het middel is tweeledig. Indien het hof van oordeel is dat de verdachte deelnemer is geweest aan het samenwerkingsverband die de feiten heeft gepleegd waarvan verdachte onherroepelijk is vrijgesproken heeft het hof gehandeld in strijd met de (onder meer) aan art. 6 lid 2 EVRM ten grondslag liggende onschuldpresumptie, zodat in dat geval het arrest, althans de bewezenverklaring niet in stand kan blijven. Als het hof niet heeft beoogd aan te geven dat de verdachte deel heeft uitgemaakt van het samenwerkingsverband dat de feiten heeft gepleegd waarvan de verdachte is vrijgesproken, is het oordeel van het hof, dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de werkwijze en handelswijze van het samenwerkingsverband onbegrijpelijk, zodat in dat geval de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed.
3.2.
De overweging van de politierechter met betrekking tot de vrijspraak van de (impliciet ten laste gelegde) vier oplichtingen is kort maar duidelijk: niet is gebleken van betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten. Het hof heeft geoordeeld dat dit beschermde vrijspraken zijn en de verdachte – even als de politierechter – veroordeeld voor de (overblijvende) oplichting van één persoon.
3.3.
Kernvraag is vervolgens of het hof de feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de vier oplichtingen waarvoor de verdachte is vrijgesproken, bij zijn oordeel over een ander strafbaar feit, de vijfde oplichting, mag betrekken, zonder de presumptie van onschuld te schenden.
3.4.
Volgens de onschuldpresumptie1.behoort eenieder tegen wie een strafvervolging is ingesteld voor onschuldig te worden gehouden, totdat zijn of haar schuld op wettige wijze is vastgesteld. Dit universele adagium is opgenomen in vrijwel alle multilaterale mensenrechtenverdragen, waaronder ook het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR), het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (Hv). Ook de 'Richtlijn EU 2016/343 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij het proces aanwezig te zijn' waar de stellers van het middel aan refereren beoogt het hierboven genoemde beginsel te beschermen.
3.5.
Daarnaast strekt de presumptie van onschuld ertoe dat degene die onherroepelijk is vrijgesproken van een strafbaar feit, daarna niet op enige wijze mag worden behandeld als ware hij toch schuldig aan dat feit. In de uitspraak van de Grote Kamer van het EHRM, Allen t. Verenigd Koninkrijk van 12 juli 2013, wordt dit in § 94 als volgt omschreven:2.
“However, in keeping with the need to ensure that the right guaranteed by Article 6 § 2 is practical and effective, the presumption of innocence also has another aspect. Its general aim, in this second aspect, is to protect individuals who have been acquitted of a criminal charge, or in respect of whom criminal proceedings have been discontinued, from being treated by public officials and authorities as though they are in fact guilty of the offence charged.”
3.6.
Door te overwegen dat de verdachte deel uit maakt van het samenwerkingsverband in wisselende samenstellingen dat verantwoordelijk is voor de vijf (impliciet cumulatief) tenlastegelegde oplichtingen, heeft het hof mijns inziens enige vorm van schuld aangenomen ten aanzien van de (vier) oplichtingen waarvoor de verdachte is vrijgesproken. Hoewel het hof in de strafmotivering alleen rekening houdt met de bewezenverklaarde oplichting, neemt dit niet weg dat het hof in zijn bewijsoverweging als het ware via de achterdeur aanneemt dat de verdachte iets te maken heeft met de andere oplichtingen waarvoor hij niet is veroordeeld.3.Gelet hierop ben ik het met de stellers van het middel eens dat het hof de feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de vier oplichtingen waarvoor de verdachte is vrijgesproken niet had mogen meenemen bij de bewezenverklaring van het medeplegen van oplichting (zie naast de bewijsoverwegingen ook de door het hof gebruikte bewijsmiddelen). Daarbij neem ik in aanmerking dat uit de bewijsmiddelen – als ik de bewijsmiddelen die betrekking hebben op het samenwerkingsverband en de oplichtingen waarvan de verdachte is vrijgesproken buiten beschouwing laat – slechts naar voren komt, dat hij aanwezig is geweest bij de voordeur van de moeder van de aangever [betrokkene 1] . Dat is onvoldoende om tot medeplegen de komen. Wat de verdachte verder zou hebben gedaan komt niet uit de bewijsmiddelen naar voren, zodat het oordeel van het hof hierover uitsluitend is opgehangen aan de door het hof, in strijd met de presumptie van onschuld, geconstrueerde deelname aan het samenwerkingsverband.
3.7.
Ik ben dan ook van mening dat het hof in zijn arrest de onschuldpresumptie zoals bedoeld in art. 6, tweede lid, EVRM heeft geschonden.
3.8.
Het middel is terecht voorgesteld.
4. De conclusie
4.1.
Het middel slaagt.
4.2.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
4.3.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het arrest en terugwijzing naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 13‑04‑2021
EHRM Grote Kamer, 12 juli 2013, nr. 25424/09, Allen v. Verenigd Koninkrijk, EHRC 2013, 219, m.nt. Bemelmans, par. 94. De stellers van de middel noemen in dit verband ook EHRM, 23 oktober 2014, nr. 27785/10, par 60, Melo Tadeu/Portugal. Vgl. J.H.B. Bemelmans, Totdat het tegendeel is bewezen. De onschuldpresumptie in rechtshistorisch, theoretisch, internationaalrechtelijk en Nederlands strafprocesrechtelijk perspectief (diss. Nijmegen), Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 322.
Daarbij merk ik op dat het niet ging om een technische vrijspraak maar om een zuivere vrijspraak waarbij is overwogen dat niet is komen vast te staan dat de verdachte hierbij betrokken was. In het algemeen maakt het EHRM echter geen onderscheid als het gaat om de reden van de vrijspraak. Vgl. J.H.B. Bemelmans, Totdat het tegendeel is bewezen. De onschuldpresumptie in rechtshistorisch, theoretisch, internationaalrechtelijk en Nederlands strafprocesrechtelijk perspectief (diss. Nijmegen), Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 430 (met onder meer een verwijzing naar de conclusie van mijn ambtgenoot Knigge vóór HR 27 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA6579.
Beroepschrift 29‑09‑2020
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
te Den Haag
Griffienummer: S 20/00291
Betekening aanzegging: 4 augustus 2020
Cassatieschriftuur
Inzake:
[verdachte]
wonende te [woonplaats],
verdachte,
advocaten: R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker
dossiernummer: D20200043
Edelhoogachtbare Heren, Vrouwen:
Inleiding
Ondergetekenden, als daartoe door de verdachte bijzonder gevolmachtigd, R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, advocaten te Rotterdam, hebben hierbij de eer aan u Edelhoogachtbaar College te doen toekomen een schriftuur van cassatie ten vervolge op het door [verdachte], ingestelde beroep in cassatie tegen het arrest van het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch d.d. 29 januari 2020, en alle beslissingen die door het hof ter terechtzitting(en) zijn genomen.
In genoemd arrest heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden. Daarnaast heeft het hof beslissingen genomen op de vorderingen benadeelde partij.
Middelen van cassatie
Als gronden van cassatie hebben ondergetekenden de eer voor te dragen:
Middel I
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid wordt bedreigd, althans zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in het bijzonder de art. 6 lid 2 EVRM, 48 Handvest, Richtlijn EU 2016/343, art. 47 jo. 326 Sr alsmede 359 en 415 Sv, en wel om het navolgende:
In eerste aanleg is verdachte ten laste gelegd dat hij (verkort zakelijk weergegeven) tezamen en in vereniging een aantal personen door oplichting heeft bewogen tot afgifte van horloges. In eerste aanleg is (slechts) bewezen verklaard dat verdachte tezamen en in vereniging één persoon door oplichting heeft bewogen tot afgifte van een horloge; van de andere feiten is verdachte vrijgesproken.
In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat sprake is van beschermde vrijspraken, zodat in hoger beroep slechts de bewezenverklaarde oplichting aan de orde was.
Door de verdediging is aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen, omdat niet gesproken kan worden ven een gezamenlijke uitvoering, nu verdachte slechts aanwezig was op de plaats delict ten tijde van het tenlastegelegde feit.
Het hof heeft in het arrest het medeplegen bewezenverklaard en daartoe (onder meer) geoordeeld dat er een samenwerkingsverband is geweest van wisselende personen, die tot oogmerk hadden om bezitters van een Rolex of ander duur horloge op te lichten; hierbij gebruik is gemaakt van telkens eenzelfde modus operandi; er sprake is van een professionele werkwijze, gelet op de voorbereidingen en de identieke wijze van handelen en het gelet op die werkwijze alle deelnemers van het samenwerkingsverband op de hoogte waren van de handelswijze en de verdachte een van deze deelnemers is. Het hof heeft op grond daarvan geoordeeld dat de verdachte voor dit feit als medepleger kan worden bestempeld.
Indien het hof van oordeel is geweest dat verdachte deelnemer is geweest van het samenwerkingsverband die de feiten heeft gepleegd waarvan verdachte onherroepelijk is vrijgesproken heeft het hof gehandeld in strijd met het (onder meer) in art. 6 lid 2 EVRM ten grondslag liggende onschuldpresumptie, zodat in dat geval het arrest, althans de bewezenverklaring niet in stand kan blijven.
Indien het hof niet heeft beoogd aan te geven dat verdachte deel heeft uitgemaakt van het samenwerkingsverband dat de feiten heeft gepleegd waarvan verdachte is vrijgesproken, is het oordeel van het hof, dat verdachte wetenschap heeft gehad van de werkwijze en handelswijze van het samenwerkingsverband onbegrijpelijk, zodat in dat geval de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed.
Toelichting
1.1
In eerste aanleg was aan verdachte tenlastegelegd dat:
‘hij (telkens) in of omstreeks de periode van 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 te Ommen en/of te Kampen en/of te Hierden en/of te Breda en/of te Amsterdam en/of te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer (onbekend gebleven) anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- —
[betrokkene 1] bewogen tot de afgifte van een horloge (Rolex Explorer II 216570, serienummer [001]) en/of
- —
[betrokkene 2] bewogen tot de afgifte van een horloge (Rolex Submarine g834382) en/of,
- —
[betrokkene 3] bewogen tot de afgifte van een horloge (Cartier 18K 1660) en/of
- —
[betrokkene 4] bewogen tot de afgifte van een horloge (Rolex Date Just [004]) en/of
- —
[betrokkene 5] bewogen tot de afgifte van een horloge (Rolex Deep Blue Sea Black 116660, serienummer [002])
Althans (telkens) voornoemde perso(o)nen heeft bewogen tot afgifte van enig(e) goed(eren),
door zich voor te doen als bonafide koper van dat/die horloge('s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- —
onder een valse naam contact heeft/hebben opgenomen met die voornoemde persoon en/of,
- —
een nep/valse betalingsapp heeft/hebben opgemaakt en/of,
- —
die nep/valse betalingsapp heeft/hebben geïnstalleerd op zijn/hun telefoon en/of,
- —
een valse, althans een andere dan de naam van verdachte en/of zijn mededader(s), te weten [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] heeft/hebben gebruikt ten tijde van de koop en/of in die betalingsapp en/of,
- —
een vals en/of niet bestaand rekeningnummer heeft/hebben gebruikt in die app en/of,
- —
(vervolgens) die nep/valse betalingsapp heeft/hebben getoond aan die voornoemde persoon en/of,
- —
(vervolgens) in die nep/ valse betalingsapp het verschuldigde bedrag (11.750,00 euro) heeft/hebben ingevoerd en/of,
- —
(vervolgens) die genoemde persoon heeft/hebben getoond dat het verschuldigde bedrag werd afgeschreven van de valse en/of niet bestaande rekening,
waardoor voornoemde [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte’
1.2
In het vonnis heeft de rechtbank bewezen verklaard, dat:
‘hij in de periode van 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer (onbekend gebleven) anderen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen,
[betrokkene 5] heeft bewogen tot de afgifte van een horloge (Rolex Deep Sea Blue Black 116660, serienummer [002]),
door zich voor te doen als bonafide koper van dat horloge, waarbij hij, verdachte en zijn mededader(s),
- —
onder een valse naam contact heeft/hebben opgenomen met die voornoemde persoon en,
- —
een nep/valse betalingsapp heeft/hebben geïnstalleerd op zijn/hun telefoon en,
- —
een valse, althans een andere dan de naam van verdachte en zijn mededader(s), te weten [betrokkene 6] en [betrokkene 10] heeft/hebben gebruikt ten tijde van de koop en in die betalingsapp en,
- —
een vals of niet bestaand rekeningnummer heeft/hebben gebruikt in die app en,
- —
(vervolgens) die nep/valse betalingsapp heeft/hebben getoond aan die voornoemde persoon en,
- —
(vervolgens) in die nep/valse betalingsapp het verschuldigde bedrag (11.750,00 euro) heeft/hebben ingevoerd en,
- —
(vervolgens) die genoemde persoon heeft/hebben getoond dat het verschuldigde bedrag werd afgeschreven van de valse of niet bestaande rekening
waardoor voornoemde [betrokkene 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De politierechter acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.’
1.3
In het vonnis heeft de rechtbank onder meer overwogen:
‘De politierechter is van oordeel dat voornoemde ambtshalve herkenning op specifieke kenmerken, in samenhang bezien met de aangifte van oplichting en de oplichtingshandelingen (het gebruik van een valse naam, valse betalingsapp en het gebruik van steeds dezelfde auto: een BMW X5 met kenteken [kenteken 1]), voldoende is om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van oplichting. Voorts zit er een screenshot van de (nep)transactie in het dossier, waaruit de (vermeende) afschrijving van het bedrag waarvoor [betrokkene 5] is opgelicht, blijkt.
Uit de beelden blijkt ook dat er bij de oplichting ten minste twee mannen, waaronder verdachte, betrokken waren. Dit volgt ook uit.de aangifte. De politierechter acht om die reden medeplegen van oplichting met onbekend gebleven medeverdachte(n) wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de overige tenlastegelegde oplichtingen is de politierechter met de officier
van justitie en de verdediging van oordeel dat niet is gebleken van betrokkenheid van verdachte bij deze feiten, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.’
1.4
Ter terechtzitting in hoger beroep van 15 januari 2020 is de verdachte — hoewel behoorlijk gedagvaard — niet verschenen. Zijn raadsman, mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat te Amsterdam, heeft op diezelfde terechtzitting onder meer als volgt verweer gevoerd:
‘Ik wil reageren op de advocaat-generaal, die noemt de MMA-melding van een ander persoon in het dossier. Het moet een andere dader zijn.
()
Verder is er sprake van meerdere verdachten waar de politie niet echt de moeite voor neemt om ze na te lopen.()
()
Subsidiair, indien uw hof meent dat er wel sprake is van een betrouwbare herkenning, stel ik mij op het standpunt dat het vonnis niet goed in elkaar zit. Het medeplegen is niet goed gemotiveerd. Waaruit blijkt de nauwe en bewuste samenwerking? Waaruit blijkt de wetenschap van beide personen dat er op dat moment helemaal geen geld werd overgemaakt? Waaruit blijkt de samenwerking en de wetenschap? De enkele aanwezigheid bij een oplichting, terwijl je er niet van weet, is onvoldoende voor enige strafbare betrokkenheid. Niet gebleken dat er in aanwezigheid van beide personen een valse naam is genoemd of dat beiden weet hadden van de oplichting. De aangever zegt kennelijk te zijn belazerd, ik begrijp het gevoel, ze komen samen. Er is een persoon die contact had, het horloge onderzoekt en een truc uithaalt met zijn telefoon. Die telefoon is niet aangetroffen bij mijn cliënt, maar bij de medeverdachte hier ter zitting aanwezig. Het blijft speculeren. Ik verzoek u te kijken naar de jurisprudentie aangaande medeplegen, zoals de uitspraak van de rechtbank Rotterdam ECLI:NL:RBROT:2018:3661, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat de enkele aanwezigheid van de verdachte niet genoeg is om wetenschap van het ten laste gelegde vast te stellen.’
1.5
In het arrest heeft het hof bewezen verklaard, dat:
‘hij in de periode van 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer (onbekend gebleven) anderen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen,
[betrokkene 5] heeft bewogen tot de afgifte van een horloge (Rolex Deep Sea Blue Black 116660, serienummer [002]),
door zich voor te doen als bonafide koper van dat horloge, waarbij hij, verdachte en zijn mededader(s),
- —
onder een valse naam contact heeft/hebben opgenomen met die voornoemde persoon en,
- —
een nep/valse betalingsapp heeft/hebben geïnstalleerd op zijn/hun telefoon en,
- —
een valse, althans een andere dan de naam van verdachte en zijn mededader(s), te weten [betrokkene 6] en [betrokkene 10] heeft/hebben gebruikt ten tijde van de koop en in die betalingsapp en,
- —
een vals of niet bestaand rekeningnummer heeft/hebben gebruikt in die app en,
- —
(vervolgens) die nep/valse betalingsapp heeft/hebben getoond aan die voornoemde persoon en,
- —
(vervolgens) in die nep/valse betalingsapp het verschuldigde bedrag (11.750,00 euro) heeft/hebben ingevoerd en,
- —
(vervolgens) die genoemde persoon heeft/hebben getoond dat het verschuldigde bedrag werd afgeschreven van de valse of niet bestaande rekening
waardoor voornoemde [betrokkene 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.’
1.6
In het arrest heeft het hof overwogen/geoordeeld:
‘Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de politierechter van — kort gezegd — de ten laste gelegde oplichtingen van de navolgende personen: [betrokkene 2], [betrokkene 4], [betrokkene 1]ch en [betrokkene 3]. Het hof is van oordeel dat dit beschermde vrijspraken zijn.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
()
I.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bepleit dat de verdachte van het hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij — zakelijk weergegeven — primair bepleit dat er geen betrouwbare herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant 1] heeft plaatsgevonden en subsidiair bepleit dat er geen sprake is van medeplegen van oplichting door de verdachte. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft hij aangevoerd dat de verdachte enkel aanwezig was bij de oplichting van [betrokkene 5], maar dat dit onvoldoende is voor enige strafbare betrokkenheid aan oplichting.
Met de politierechter overweegt het hof als volgt.
Het hof is met de politierechter van oordeel dat de verdachte samen met een of meer onbekend gebleven personen betrokken is geweest bij de oplichting van aangever [betrokkene 5]. Naar aanleiding van het zien van een aandachtvestiging van Opsporing Verzocht, waarin videobeelden (afkomstig van een bewakingscamera, welke gericht staat op de oprit en de voordeur van de woning van de moeder van aangever [betrokkene 5] op het adres [a-straat 1 in a-plaats]) werden getoond van personen die werden gezocht in verband met oplichting door heel Nederland, is de verdachte onmiddellijk door verbalisant [verbalisant 1] herkend als zijnde één van de personen die op de beelden te zien is. Deze heeft als wijkagent met enige regelmaat contact gehad met verdachte wanneer hij hem op straat sprak. Hij herkende de verdachte aan zijn smaller postuur, zijn hoofd, haardracht en kleur, baardje en zijn houding (proces-verbaal van bevindingen, pagina 42 politiedossier).
De raadsman heeft zich ter zitting in eerste aanleg en in hoger beroep op het standpunt gesteld dat voornoemde herkenning onbetrouwbaar is en dat om die reden geen bewezenverklaring kan volgen. De Hoge Raad stelt hoge eisen aan een herkenning. Dé politierechter heeft geoordeeld dat voornoemde ambtshalve herkenning op specifieke 1 kenmerken, in samenhang bezien met de aangifte van oplichting en de oplichtingshandelingen (het gebruik van een valse naam, valse betalingsapp en het gebruik van steeds dezelfde auto: een BMW X5 met kenteken [kenteken 1]), voldoende is om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van oplichting. Voorts zit er een screenshot van de (nep)transactie in het dossier, waaruit de (vermeende) afschrijving van het bedrag waarvoor [betrokkene 5] is opgelicht, blijkt. Uit de beelden blijkt ook dat er bij de oplichting ten minste twee mannen, waaronder verdachte, betrokken waren. Dit volgt ook uit de aangifte. De politierechter acht om die reden medeplegen van oplichting met onbekend gebleven medeverdachte(n) wettig en overtuigend bewezen.
Het hof neemt deze overweging van de politierechter over en maakt die tot de zijne. In aanvulling daarop overweegt het hof dat uit pagina 113 van het politiedossier blijkt dat de bewegende camerabeelden waarop de daders te zien zijn van goede kwaliteit zijn, maar dat de screenshots van een niet al te beste kwaliteit zijn. De beelden die door verbalisant [verbalisant 2] zijn bekeken, betreffen bewegende beelden die bij de aangifte door aangever [betrokkene 5] op een USB-stick zijn afgegeven (pagina 123 politiedossier). De herkenning door verbalisant [verbalisant 1] (pagina 42 politiedossier) heeft plaatsgevonden aan de hand van bewegende beelden die getoond zijn bij Opsporing Verzocht. De herkenning heeft dus plaatsgevonden aan de hand van bewegende camerabeelden en niet op basis van stills of screenshots, zoals de verdediging heeft betoogd. Het verweer van de verdediging is derhalve in zoverre gebaseerd op een foutieve lezing van het dossier. Het hof ziet op grond van het onderzoek ter terechtzitting overigens geen reden om aan de herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant 1] te twijfelen en gebruikt die dan ook voor het bewijs. Het verweer wordt verworpen.
Het hof overweegt ten aanzien van het verweer over medeplegen het volgende.
Uit het voorhanden zijnde dossier volgt dat er in de periode van 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 in totaal vijf personen voor forse bedragen zijn opgelicht bij de verkoop van hun dure horloges via Marktplaats (pagina s 07, 31–35 politiedossier). Daarbij is door de ‘koper’ telkens gebruik gemaakt van een valse ING-betalingsapp (pagina's 80–81, 89, 98, 101–102, 111–112 politiedossier). Uit het procesdossier volgt dat er sprake is van een samenwerkingsverband van wisselende, personen die tot oogmerk hebben om bezitters van een Rolex of een ander duur horloge op te lichten. Hierbij is gebruik gemaakt van eenzelfde modus operandi: de daders hebben telkens contact gezocht met de verkopers van dure horloges met gebruikmaking van een valse naam en hebben zich gelegitimeerd met een valse legitimatie (pagina's 31–35, 80–81, 89, 98, 101–102, 111–112 politiedossier). Zij hebben bij de betaling telkens gebruik gemaakt van een valse ING-betalingsapp die geïnstalleerd was op een Samsung S5 (pagina's 34–35, 85 politiedossier), waarbij met rekeningnummer [003] op naam van [betrokkene 6] geld overgemaakt zou worden naar de verkoper (pagina's 81, 83–85, 102, 118, 134 politiedossier). Het geld werd echter nooit gestort op de rekening van de verkoper. Ook is telkens door de daders gebruik gemaakt van een gehuurde BMW X5 met kenteken [kenteken 1] (pagina's 69–70, 80–81, 90, 98, 101–102, 112 politiedossier). Naar het oordeel van het hof is er sprake van een professionele werkwijze, gelet op de voorbereidingen en de identieke wijze van handelen. Gelet op de voormelde werkwijze staat voor het hof vast dat alle deelnemers aan het samenwerkingsverband op de hoogte waren van deze handelwijze en is de verdachte naar het oordeel van het hof één van de deelnemers aan dit samenwerkingsverband.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dàt de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de mededaders is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een samenwerkingsverband dat telkens in dezelfde samenstelling opereert, is het hof van oordeel dat de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde, zoals die uit de bewijsmiddelen naar voren komt, van zodanig gewicht is dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht het hof het ten laste gelegde medeplegen bewezen en verwerpt het hof het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
II.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.’
1.7
Met betrekking tot het (bewijs van) medeplegen van misdrijven is het volgende van belang. De Hoge Raad heeft onder meer in zijn arrest van 16 december 2014 enige overwegingen besteed aan de vraag wanneer er sprake is van medeplegen.1. De kwalificatie medeplegen is immers slechts gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde — intellectuele en/of materiële — bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Dit is mede van belang omdat het in dit verband vaak gaat om de vraag: medeplegen dan wel medeplichtigheid aan een strafbaar feit, waarbij medeplichtigheid een beduidend lager strafmaximum kent. Waar het verwijt bij medeplegen zich concentreert op het gewicht van de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict, is het kernverwijt bij medeplichtigheid ‘het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan delict’. Een en ander brengt mee dat indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering — dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging — dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan onder meer rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict, het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten. In de regel zal de bijdrage van de medepleger worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit.
1.8
In 2016 heeft de Hoge Raad eveneens nog enige algemene overwegingen aan het medeplegen gewijd. Daarbij is aangegeven dat het een belangrijke en moeilijke vraag is wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken. De kwalificatie medeplegen vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Dat vergt dat de bewezen verklaarde — intellectuele en/of materiële — bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De vraag of aan deze eis is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval, zoals ook in bovengenoemde arresten is benadrukt. De Hoge Raad kan hieromtrent geen algemene regels geven, maar slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het formuleren van aandachtspunten zoals in bovengenoemde arresten is gebeurd alsook door het beslissen in concrete gevallen, waarbij de toetsing in cassatie overigens sterk wordt gekleurd door de precieze bewijsvoering van de feitenrechter, waaronder begrepen een eventuele op het medeplegen toegesneden nadere motivering. Het beslissingskader zoals dat is neergelegd in de hierboven bedoelde arresten kan, met begrippen die niet steeds precies van elkaar af te grenzen zijn, niet anders dan globaal zijn. Dat hangt enerzijds samen met de variëteit van concrete omstandigheden in afzonderlijke gevallen, waarbij ook de aard van het delict een rol kan spelen.2. Anderzijds is van belang de variëteit in de mate waarin die concrete omstandigheden kunnen worden vastgesteld, in welk verband de procesopstelling van de verdachte een rol kan spelen.3. De enkele omstandigheid dat een verdachte geen verklaring wenst af te leggen, kan op zichzelf niet tot het bewijs bijdragen. Indien de verdachte betreffende een omstandigheid die redengevend kan zijn voor het tenlastegelegde geen aannemelijke verklaring kan afleggen, kan de rechter dit echter wel bij zijn bewijsoverweging betrekken, evenals de omstandigheid van het ‘zenuwachtige’ gedrag van verdachte en diens medeverdachten na het geven van een stopteken.
1.9
Art. 6 lid 2 EVRM, 48 Handvest en 14 IVBPR beogen het beginsel van vermoeden van onschuld te beschermen. Volgens standaardjurisprudentie van het EHRM, zoals onder meer tot uitdrukking gebracht in de Asan Rushiti uitspraak4. wordt dit beginsel geschonden indien door het hanteren van een redenering waaruit die een vermoeden van schuld blijkt: ‘even the voicing of suspicions regarding an acused's innocence’ is niet toegelaten. Dit is onder meer verwoord is in het Geerings-arrest.5. Silvis wijst in zijn noot op een belangrijk aspect waarin de zaak Geerings verschilde ten opzichte van eerder aanhangig zijnde zaken, te weten de omstandigheid dat Geerings in de onderhavige zaak was vrijgesproken, welke vrijspraak onherroepelijk was geworden. In de Geeringsuitspraak heeft het EHRM onder meer overwogen:
- ‘45.
The present case has additional features which distinguish it from Philips and Van Offeren.
- 46.
Firstly, the Court of Appeal found that the applicant had obtained unlawful benefits from the crimes in question although the applicant in the present case was never shown to hold any assets for whose provenance he could not give an adequate explanation. The Court of Appeal reached this finding by accepting a conjectural extrapolation based on a mixture of fact and estimate contained in a police report.
- 47.
The Court considers that ‘confiscation’ following on from a conviction — or, to use the same expression as the Netherlands Criminal Code, ‘deprivation of illegally obtained advantage’ — is a measure (maatregel) inappropriate to assets which are not known to have been in the possession of the person affected, the more so if the measure concerned relates to a criminal act of which the person affected has not actually been found guilty. If it is not found beyond a reasonable doubt that the person affected had actually committed the crime, and if it cannot be established as fact that any advantage, illegal or otherwise, was actually obtained, such a measure can only be based on a presumption of guilt. This can hardly be considered compatible with Article 6 § 2 (compare, mutatis mutandis, Salabiaku v. France, judgment of 7 October 1988, Series A no. 141-A, pp. 15–16, § 28).
- 48.
Secondly, unlike in the Phillips and Van Offeren cases, the impugned order related to the very crimes of which the applicant had in fact been acquitted.
- 49.
In the Asan Rushiti judgment (cited above, § 31), the Court emphasised that Article 6 § 2 embodies a general rule that, following a final acquittal, even the voicing of suspicions regarding an accused's innocence is no longer admissible.
- 50.
The Court of Appeal's finding, however, goes further than the voicing of mere suspicions, it amounts to a determination of the applicant's guild without the applicant having been ‘found guilty according to law’ (compare Baars v. the Netherlands, no. 44320/98, § 31, 28 October 2003).
- 51.
There has accordingly been a violation of Article 6 § 2.
Application of Article 41 of the Convention.’
1.10
Het uitgangspunt, dat het de rechter niet vrijstaat in een uitspraak de suggestie te wekken dat de verdachte/veroordeelde toch strafbaar heeft gehandeld nadat hij eerder in de strafrechtelijke procedure van het betreffende feit is vrijgesproken, is herhaald door het Europese hof in een arrest van 23 oktober 2014:6.
- ‘46.
La Cour rappelle que le champ d'application de l'article 6 § 2 ne se limite pas aux procédures pénales qui sont pendantes mais qu'il peut s'étendre aux décisions de justice prises après l'arrêt des poursuites () ou après un acquittement, des décisions judiciaires postérieures ou des déclarations émanant d'autorités publiques pouvant soulever un problème sous l'angle de l'article 6 § 2, si elles équivalent à un constat de culpabilité qui méconnaît, délibérément, l'acquittement préalable de l'accusé ().
Après l'abandon de poursuites pénales, la présomtion d'innocence exige de tenir compte, dans toute procédure ultérieure, de quelque nature qu 'elle soit, du fait que l'intéressé n'a pas été condamné ().
()
- 57.
L'article 6 § 2 protège le droit de toute personne à être ‘ présumée innocente jusqu'à ce que sa culpabilité ait été légalement établie ’. Considérée comme une garantie procédurale dans le cadre du procès pénal lui-même, la présomption d'innocence revêt aussi un autre aspect. Son but général, dans le cadre de ce second volet, est d'empêcher que des individus qui ont bénéficié d'un acquittement ou d'un abandon des poursuites soient traités par des agents ou autorités publics comme s'ils étaient en fait coupables de l'infraction qui leur avait été imputée. Dans de telles situations, la présomption d'innocence a déjà permis — par l'application lors du procès des diverses exigences inhérentes à la garantie procédurale qu'elle offre — d'empêcher que soit prononcée une condamnation pénale injuste. Sans protection destinée à faire respecter dans toute procédure ultérieure un acquittement ou une décision d'abandon des poursuites, les garanties d'un procès équitable énoncées à l'article 6 § 2 risqueraient de devenir théoriques et illusoires.
()
La question qui se pose dans le cas d'espèce est de savoir si, par leur manière d'agir, par les motifs de leurs décisions ou par le langage utilisé dans leur raisonnement, les juridictions administratives ont jeté des soupçons sur l'innocence de la requérante et ont ainsi porté atteinte au principe de la présomption d'innocence, tel que garanti par l'article 6 § 2 de la Convention ().
- 59.
À ce titre, la Cour rapelle qu'elle a déjà eu l'occasion de souligner que l'expression de soupçons sur l'innocence d'un accusé n'est plus acceptable après un acquittement devenu définitif ().
() Selon la jurisprudence, une fois l'acquittement devenu définitif — même s'il s'agit d'un acquittement au bénéfice du doute selon l'article 6 § 2 — l'expression de soupçons de culpabilité, quand bien même ceux-ci se trouveraient inscrits dans les motifs de l'acquittement, n'est pas compatible avec la présomption d'innocence ().
()
- 60.
En outre, la Cour note qu'en vertu du principe ‘ in dubio pro reo ’, lequel constitue une expression particulière du principe de la présomption d'innocence, aucune différence qualitative ne doit exister entre une relaxe faute de preuves et une relaxe résultant d'une constatation de l'innocence de la personne ne faisant aucun doute. En effet, les jugements d'acquittement ne se différencient pas en fonction des motifs qui sont à chaque fois retenus par le juge pénal. Bien au contraire, dans le cadre de l'article 6 § 2 de la Convention, le dispositif d'un jugement d'acquittement doit être respecté par toute autorité qui se prononce de manière directe ou incidente sur la responsabilité pénale de l'intéressé ().’
1.11
Gelet op de hierboven genoemde Geerings uitspraak heeft de Hoge Raad meermalen geoordeeld dat ontneming van wederechtelijk voordeel, waarbij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd was op ‘andere strafbare feiten’ als bedoeld in art. 36e, tweede lid, Sr, waarvan de veroordeelde evenwel was vrijgesproken, bijvoorbeeld ook niet toegestaan is. Ook de omstandigheid dat het kennelijk zou gaan om een zogenoemde technische vrijspraak, leidt niet tot een ander oordeel.7.
1.12
Ook de ‘Richtlijn EU 2016/343 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij het proces aanwezig te zijn’8. beoogt (onder meer) het hierboven genoemde beginsel te beschermen. Het doel van deze richtlijn is het recht op een eerlijk proces in strafzaken te versterken door gemeenschappelijke minimumvoorschriften te stellen over bepaalde aspecten van onder meer het vermoeden van onschuld. Artikel 3 van deze richtlijn bepaalt dat lidstaten ervoor dienen te zorgen dat verdachten voor onschuldig worden gehouden totdat hun schuld in rechte is komen vast te staan. In artikel 6 is bepaald dat de bewijslast rust op de vervolgende instantie en dat enige twijfel in het voordeel van de verdachte werkt.
1.13
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting ten aanzien van aangever [betrokkene 5]. Door de verdediging is aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen omdat niet gesproken kan worden van een gezamenlijke uitvoering, nu verdachte slechts aanwezig was op de plaats delict ten tijde van het tenlastegelegde feit. Het hof heeft het medeplegen bewezenverklaard — en dus het verweer verworpen — en daartoe overwogen dat er een samenwerkingsverband is geweest van wisselende personen, die tot oogmerk hadden om bezitters van een Rolex of ander duur horloge op te lichten; hierbij gebruik is gemaakt van telkens eenzelfde modus operandi; er sprake is van een professionele werkwijze, gelet op de voorbereidingen en de identieke wijze van handelen en het gelet op die werkwijze alle deelnemers van het samenwerkingsverband op de hoogte waren van de handelswijze en de verdachte een van deze deelnemers is. Het hof heeft op grond daarvan geoordeeld dat de verdachte voor dit feit als medepleger kan worden bestempeld.
1.14
De politierechter heeft bij vonnis van 18 juni 2018 de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van oplichting ten aanzien van [betrokkene 2], [betrokkene 4], [betrokkene 1] en [betrokkene 3]. Het hof is van oordeel geweest dat dit beschermde vrijspraken zijn, zodat het beroep zich daartegen niet richtte. Niettemin heeft het hof kennelijk redengevend voor het bewezenverklaarde (medeplegen) geoordeeld dat in de zaken waarvan verdachte is vrijgesproken sprake is geweest een professionele werkwijze en dat op grond van die werkwijze vaststaat dat alle deelnemers aan het samenwerkingsverband op de hoogte waren van deze handelswijze en verdachte dus ook één van de deelnemers is aan dit samenwerkingsverband. Indien het hof van oordeel is dat verdachte deelnemers is geweest van het samenwerkingsverband die de feiten heeft gepleegd waarvan verdachte onherroepelijk is vrijgesproken heeft het hof gehandeld in strijd met het (onder meer) in art. 6 lid 2 EVRM ten grondslag liggende onschuldpresumptie, zodat in dat geval het arrest, althans de bewezenverklaring niet in stand kan blijven. Indien het hof niet heeft beoogd aan te geven dat verdachte deel heeft uitgemaakt van het samenwerkingsverband dat de feiten heeft gepleegd waarvan verdachte is vrijgesproken is het oordeel van het hof, dat verdachte wetenschap heeft gehad van de werkwijze en handelswijze van het samenwerkingsverband onbegrijpelijk, zodat in dat geval de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed.
Dat
Op vorenstaande gronden het u Edelhoogachtbaar College moge behagen, gemelde uitspraak te vernietigen met een zodanige uitspraak als uw Edelhoogachtbaar College noodzakelijk voorkomt.
Rotterdam, 29 september 2020
Advocaten
R.J. Baumgardt
P. van Dongen
S. van den Akker
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 29‑09‑2020
HR 16 december 2014, NJ 2015/391,m.nt. P.A.M. Mevis.
HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1320 over art. 141 Sr en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1322 over bedreiging met geweld.
HR 5 juli 2016,ECLI:NL:HR:2016:1323; HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1315 en HR 3 april 2018, NJ 2018, 296, m.nt. T. Kooijman,
EHRM 21 maart 2000, nr. 28389/95.
EHRM 1 maart 2007, NJ 2007, 349, m.nt. M.J. Borgers, JIN 2007, 222, m.nt. J. Silvis.
Appl. 27785/10; Melo Tadeu; zie voor samenvatting NJB 2015, pag. 354.
vgl. HR 9 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF0090, NJ 2008/497 alsmede HR 13 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:341.
PbEU, 11 maart 2016.