Hof 's-Hertogenbosch, 29-01-2020, nr. 20-002048-18
ECLI:NL:GHSHE:2020:1165
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
29-01-2020
- Zaaknummer
20-002048-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2020:1165, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 29‑01‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:964
Uitspraak 29‑01‑2020
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep. Medeplegen van oplichting. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van oplichting van slachtoffer – die te goeder trouw via Marktplaats zijn Rolex-horloge wilde verkopen – door zich voor te doen als bonafide koper. De verdachte heeft voor de koop van de Rolex gebruik gemaakt van een valse naam en een valse ING-betalingsapp.
Parketnummer : 20-002048-18
Uitspraak : 29 januari 2020
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 18 juni 2018 in de strafzaak met parketnummer 02-260418-17 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en te dien aanzien, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken en heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] betoogd dat diens vordering onvoldoende is onderbouwd en kritisch zal worden bekeken.
De benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] hebben allen hun vordering in hoger beroep gehandhaafd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de politierechter van – kort gezegd – de ten laste gelegde oplichtingen van de navolgende personen: [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] . Het hof is van oordeel dat dit beschermde vrijspraken zijn.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 te Amsterdam en/of te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer (onbekend gebleven) anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van een horloge (Rolex Deep Sea Blue Black 116660, serienummer [serienummer] ),
althans voornoemde persoon heeft bewogen tot afgifte van enig(e) goed(eren),
door zich voor te doen als bonafide koper van dat/die horloge('s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- onder een valse naam contact heeft/hebben opgenomen met die voornoemde persoon en/of,
- een nep/valse betalingsapp heeft/hebben opgemaakt en/of,
- die nep/valse betalingsapp heeft/hebben geïnstalleerd op zijn/hun telefoon en/of,
- een valse, althans een andere dan de naam van verdachte en/of zijn mededader(s), te weten [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] heeft/hebben gebruikt ten tijde van de koop en/of in die betalingsapp en/of,
- een vals en/of niet bestaand rekeningnummer heeft/hebben gebruikt in die app en/of,
- ( vervolgens) die nep/valse betalingsapp heeft/hebben getoond aan die voornoemde persoon en/of,
- ( vervolgens) in die nep/ valse betalingsapp het verschuldigde bedrag (11.750,00 euro) heeft/hebben ingevoerd en/of,
- ( vervolgens) die genoemde persoon heeft/hebben getoond dat het verschuldigde bedrag werd afgeschreven van de valse en/of niet bestaande rekening
waardoor voornoemde [benadeelde 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer (onbekend gebleven) anderen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen,
[benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van een horloge (Rolex Deep Sea Blue Black 116660, serienummer [serienummer] ),
door zich voor te doen als bonafide koper van dat horloge, waarbij hij, verdachte en zijn mededader(s),
- onder een valse naam contact heeft/hebben opgenomen met die voornoemde persoon en,
- een nep/valse betalingsapp heeft/hebben geïnstalleerd op zijn/hun telefoon en,
- een valse, althans een andere dan de naam van verdachte en zijn mededader(s), te weten [naam 1] en [naam 5] heeft/hebben gebruikt ten tijde van de koop en in die betalingsapp en,
- een vals of niet bestaand rekeningnummer heeft/hebben gebruikt in die app en,
- ( vervolgens) die nep/valse betalingsapp heeft/hebben getoond aan die voornoemde persoon en,
- ( vervolgens) in die nep/ valse betalingsapp het verschuldigde bedrag (11.750,00 euro) heeft/hebben ingevoerd en,
- ( vervolgens) die genoemde persoon heeft/hebben getoond dat het verschuldigde bedrag werd afgeschreven van de valse of niet bestaande rekening
waardoor voornoemde [benadeelde 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
I.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bepleit dat de verdachte van het hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij – zakelijk weergegeven – primair bepleit dat er geen betrouwbare herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant A] heeft plaatsgevonden en subsidiair bepleit dat er geen sprake is van medeplegen van oplichting door de verdachte. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft hij aangevoerd dat de verdachte enkel aanwezig was bij de oplichting van [benadeelde 1] , maar dat dit onvoldoende is voor enige strafbare betrokkenheid aan oplichting.
Met de politierechter overweegt het hof als volgt.
Het hof is met de politierechter van oordeel dat de verdachte samen met een of meer onbekend gebleven personen betrokken is geweest bij de oplichting van aangever [benadeelde 1] . Naar aanleiding van het zien van een aandachtvestiging van Opsporing Verzocht, waarin videobeelden (afkomstig van een bewakingscamera, welke gericht staat op de oprit en de voordeur van de woning van de moeder van aangever [benadeelde 1] op het adres [adres] in Lijnden ) werden getoond van personen die werden gezocht in verband met oplichting door heel Nederland, is de verdachte onmiddellijk door verbalisant [verbalisant A] herkend als zijnde één van de personen die op de beelden te zien is. Deze heeft als wijkagent met enige regelmaat contact gehad met verdachte wanneer hij hem op straat sprak. Hij herkende de verdachte aan zijn smaller postuur, zijn hoofd, haardracht en kleur, baardje en zijn houding (proces-verbaal van bevindingen, pagina 42 politiedossier).
De raadsman heeft zich ter zitting in eerste aanleg en in hoger beroep op het standpunt gesteld dat voornoemde herkenning onbetrouwbaar is en dat om die reden geen bewezenverklaring kan volgen. De Hoge Raad stelt hoge eisen aan een herkenning. De politierechter heeft geoordeeld dat voornoemde ambtshalve herkenning op specifieke kenmerken, in samenhang bezien met de aangifte van oplichting en de oplichtingshandelingen (het gebruik van een valse naam, valse betalingsapp en het gebruik van steeds dezelfde auto: een BMW X5 met kenteken [kenteken] ), voldoende is om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van oplichting. Voorts zit er een screenshot van de (nep)transactie in het dossier, waaruit de (vermeende) afschrijving van het bedrag waarvoor [benadeelde 1] is opgelicht, blijkt. Uit de beelden blijkt ook dat er bij de oplichting ten minste twee mannen, waaronder verdachte, betrokken waren. Dit volgt ook uit de aangifte. De politierechter acht om die reden medeplegen van oplichting met onbekend gebleven medeverdachte(n) wettig en overtuigend bewezen.
Het hof neemt deze overweging van de politierechter over en maakt die tot de zijne. In aanvulling daarop overweegt het hof dat uit pagina 113 van het politiedossier blijkt dat de bewegende camerabeelden waarop de daders te zien zijn van goede kwaliteit zijn, maar dat de screenshots van een niet al te beste kwaliteit zijn. De beelden die door verbalisant [verbalisant B] zijn bekeken, betreffen bewegende beelden die bij de aangifte door aangever [benadeelde 1] op een USB-stick zijn afgegeven (pagina 123 politiedossier). De herkenning door verbalisant [verbalisant A] (pagina 42 politiedossier) heeft plaatsgevonden aan de hand van bewegende beelden die getoond zijn bij Opsporing Verzocht. De herkenning heeft dus plaatsgevonden aan de hand van bewegende camerabeelden en niet op basis van stills of screenshots, zoals de verdediging heeft betoogd. Het verweer van de verdediging is derhalve in zoverre gebaseerd op een foutieve lezing van het dossier. Het hof ziet op grond van het onderzoek ter terechtzitting overigens geen reden om aan de herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant A] te twijfelen en gebruikt die dan ook voor het bewijs. Het verweer wordt verworpen.
Het hof overweegt ten aanzien van het verweer over medeplegen het volgende.
Uit het voorhanden zijnde dossier volgt dat er in de periode van 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 in totaal vijf personen voor forse bedragen zijn opgelicht bij de verkoop van hun dure horloges via Marktplaats (pagina’s 07, 31-35 politiedossier). Daarbij is door de ‘koper’ telkens gebruik gemaakt van een valse ING-betalingsapp (pagina’s 80-81, 89, 98, 101-102, 111-112 politiedossier). Uit het procesdossier volgt dat er sprake is van een samenwerkingsverband van wisselende personen die tot oogmerk hebben om bezitters van een Rolex of een ander duur horloge op te lichten. Hierbij is gebruik gemaakt van eenzelfde modus operandi: de daders hebben telkens contact gezocht met de verkopers van dure horloges met gebruikmaking van een valse naam en hebben zich gelegitimeerd met een valse legitimatie (pagina’s 31-35, 80-81, 89, 98, 101-102, 111-112 politiedossier). Zij hebben bij de betaling telkens gebruik gemaakt van een valse ING-betalingsapp die geïnstalleerd was op een Samsung S5 (pagina’s 34-35, 85 politiedossier), waarbij met rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [naam 1] geld overgemaakt zou worden naar de verkoper (pagina’s 81, 83-85, 102, 118, 134 politiedossier). Het geld werd echter nooit gestort op de rekening van de verkoper. Ook is telkens door de daders gebruik gemaakt van een gehuurde BMW X5 met kenteken [kenteken] (pagina’s 69-70, 80-81, 90, 98, 101-102, 112 politiedossier). Naar het oordeel van het hof is er sprake van een professionele werkwijze, gelet op de voorbereidingen en de identieke wijze van handelen. Gelet op de voormelde werkwijze staat voor het hof vast dat alle deelnemers aan het samenwerkingsverband op de hoogte waren van deze handelwijze en is de verdachte naar het oordeel van het hof één van de deelnemers aan dit samenwerkingsverband.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de mededaders is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een samenwerkingsverband dat telkens in dezelfde samenstelling opereert, is het hof van oordeel dat de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde, zoals die uit de bewijsmiddelen naar voren komt, van zodanig gewicht is dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht het hof het ten laste gelegde medeplegen bewezen en verwerpt het hof het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
II.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van oplichting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van oplichting van [benadeelde 1] – die te goeder trouw via Marktplaats zijn Rolex-horloge wilde verkopen – door zich voor te doen als bonafide koper. De verdachte heeft voor de koop van de Rolex gebruik gemaakt van een valse naam en een valse ING-betalingsapp. Het feit is door de verdachte en zijn mededader(s) goed voorbereid en zij zijn hierbij zeer professioneel te werk gegaan, gelet op het gebruik van de valse betalingsapp en het huren van een BMW X5. Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof gelet op de mate waarin het vertrouwen van consumenten in verkoop via internet op bijvoorbeeld Marktplaats geschaad wordt door de bewezen verklaarde gedraging als die van de verdachte, de mate waarin door het bewezen verklaarde aan [benadeelde 1] financieel nadeel is toegebracht en de omstandigheid dat de verdachte kennelijk slechts heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 19 november 2019 en de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Bij het bepalen van de duur van de straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met het onderhavige worden opgelegd. Alles overziende is het hof van oordeel dat, in verband met de ernst van het feit geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden is. Een straf als door de advocaat-generaal gevorderd, doet naar het oordeel van het hof geen recht aan de ernst van het bewezen verklaarde.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 11.750,00, ter zake van geleden materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep hoofdelijk toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2016. De vordering is daarom van rechtswege in hoger beroep in volle omvang aan de orde. De benadeelde partij heeft daarnaast de vordering schriftelijk in hoger beroep gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 11.750,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 juli 2016, zijnde de datum van het delict.
De verdachte en zijn mededader(s) zijn naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Het hof bepaalt dat indien en voor zover een mededader van verdachte de benadeelde partij schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 11.750,00. De verdachte en zijn mededader(s) zijn daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Het hof zal daarbij bevelen dat gijzeling voor na te melden duur zal worden toegepast als de verdachte in gebreke blijft bij betaling en geen verhaal biedt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de op te leggen verplichting tot schadevergoeding niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.250,00, bestaande uit een bedrag van€ 5.200,00 ter zake van geleden materiële schade en € 50,00 aan geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de politierechter de verdachte heeft vrijgesproken. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu de verdachte door de eerste rechter is vrijgesproken en de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep ten aanzien van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, komt het hof niet toe aan het beoordelen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] en kan de benadeelde partij in haar vordering niet worden ontvangen. Het hof zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.900,00, bestaande uit een bedrag van
€ 2.400,00 ter zake van geleden materiële schade en € 500,00 aan geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de politierechter de verdachte heeft vrijgesproken. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu de verdachte door de eerste rechter is vrijgesproken en de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep ten aanzien van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, komt het hof niet toe aan het beoordelen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] en kan de benadeelde partij in haar vordering niet worden ontvangen. Het hof zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.200,00, bestaande uit een bedrag van
€ 5.050,00 ter zake van geleden materiële schade en € 150,00 aan geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de politierechter de verdachte heeft vrijgesproken. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu de verdachte door de eerste rechter is vrijgesproken en de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep ten aanzien van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, komt het hof niet toe aan het beoordelen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] en kan de benadeelde partij in haar vordering niet worden ontvangen. Het hof zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.750,00, ter zake van geleden materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de politierechter de verdachte heeft vrijgesproken. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu de verdachte door de eerste rechter is vrijgesproken en de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep ten aanzien van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, komt het hof niet toe aan het beoordelen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] en kan de benadeelde partij in haar vordering niet worden ontvangen. Het hof zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 47, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing tot vrijspraak ter zake van oplichting van de navolgende personen: [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 11.750,00 (elfduizend zevenhonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van€ 11.750,00 (elfduizend zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 93 (drieënnegentig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 1 juli 2016.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door:
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. J.J. van der Kaaden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 29 januari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Kaaden is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.