Einde inhoudsopgave
Regeling vrijstellingen Wet Bpf 2000
Artikel 1 Performancetoets
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
19-06-2023, Stcrt. 2023, 17727 (uitgifte: 30-06-2023, regelingnummer: 2022-0000127186)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-06-2023, Stcrt. 2023, 17727 (uitgifte: 30-06-2023, regelingnummer: 2022-0000127186)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Pensioen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
Ten behoeve van de performancetoets, uit te voeren op de wijze beschreven in de bijlage bij deze regeling, stelt het bedrijfstakpensioenfonds jaarlijks het beleggingsbeleid voor het daarop volgende kalenderjaar vast waarbij een adequate verdeling van de beleggingen is gemaakt in vastrentende en zakelijke waarden. Van een adequate verdeling tussen vastrentende en zakelijke waarden is sprake indien aannemelijk gemaakt kan worden dat die verdeling:
- a.
is bepaald in samenhang met het financieringsbeleid en is afgestemd op de pensioenverplichtingen, daarbij inbegrepen de reglementaire verplichtingen tot toeslagverlening, rekening houdend met het tot dan toe ter zake gevoerde beleid, zodanig dat dit over een lange termijn leidt tot een lage premie en een stabiel premieverloop;
- b.
is gekozen op basis van projecties die gebaseerd zijn op realistische en onderling consistente veronderstellingen; en
- c.
de toets op toereikendheid ten aanzien van de continue dekking van de verworven aanspraken, uitgaande van prudente veronderstellingen, heeft doorstaan.
2.
Als benchmark als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 stelt het bedrijfstakpensioenfonds een normportefeuille vast. De normportefeuille wordt jaarlijks voor het daarop volgende kalenderjaar vastgesteld en is gebaseerd op de in het eerste lid bedoelde verdeling van beleggingen in vastrentende waarden en zakelijke waarden, waarbij deze verdeling verder onderverdeeld wordt naar beleggingscategorieën en landen of sectoren waarin belegd wordt en waarbij deze onderverdeling voorzien wordt van herbeleggingsindices voor het daarop volgende jaar die breed samengesteld, belegbaar en objectief meetbaar zijn. Indien geen representatieve openbare herbeleggingsindex bestaat of van toepassing is, kan een representatieve lokale rentemarktindex vermeerderd met 1 procentpunt of een representatieve niet-openbare herbeleggingsindex worden gebruikt. Bij de vaststelling van de normportefeuille geeft het bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds aan welk beleid wordt gehanteerd voor de periodieke herschikking van de in de normportefeuille vastgelegde verdeling in vastrentende en zakelijke waarden.
3.
In afwijking van het eerste en tweede lid kan het bedrijfstakpensioenfonds een eenmaal vastgesteld beleggingsbeleid respectievelijk vastgestelde normportefeuille in de loop van een jaar voor het op dat moment nog resterende deel van dat jaar maximaal twee maal opnieuw vaststellen indien door een onvoorziene substantiële wijziging in de verplichtingenstructuur of door een substantiële wijziging in de waarde van de beleggingen niet langer sprake is van een adequate verdeling tussen vastrentende en zakelijke waarden als bedoeld in het eerste en tweede lid. Aan het besluit tot hernieuwde vaststelling ligt een risico-analyse ten grondslag waarbij ook de verplichtingen van het bedrijfstakpensioenfonds zijn betrokken.
4.
Het bedrijfstakpensioenfonds:
- a.
deelt op verzoek vanaf 1 april van het desbetreffende jaar schriftelijk mee welk beleggingsbeleid als bedoeld in het eerste lid het heeft gekozen waarbij de gemaakte keuzen met een toelichting zijn onderbouwd;
- b.
overlegt op verzoek vanaf 1 april van het desbetreffende jaar een verklaring van een externe accountant die voldoet aan artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat een normportefeuille als bedoeld in het tweede lid is vastgesteld en voorzien is van een toelichting waarbij de gemaakte keuzen zijn onderbouwd;
- c.
deelt op verzoek vanaf 1 januari schriftelijk mee welke normportefeuille als bedoeld in het tweede lid het over het daaraan voorafgaande jaar had gekozen waarbij de gemaakte keuzen met een toelichting zijn onderbouwd;
- d.
stelt op verzoek vanaf 1 april de over het voorafgaande jaar gehanteerde niet-openbare herbeleggingsindices, bedoeld in het tweede lid, ter beschikking zonder hiervoor op enigerlei wijze kosten in rekening te brengen;
- e.
deelt op verzoek vanaf 1 april schriftelijk het feitelijk rendement van het bedrijfstakpensioenfonds en het rendement van de gekozen normportefeuille als bedoeld in punt 3 van de bijlage bij deze regeling mee; en
- f.
doet, in het geval het beleggingsbeleid en de normportefeuille opnieuw zijn vastgesteld als bedoeld in het derde lid:
- 1°
de mededeling, bedoeld in onderdeel a, vanaf de 15e dag na totstandkoming van het nieuwe beleggingsbeleid;
- 2°
de verklaring, bedoeld in onderdeel b, vanaf de 15e dag na totstandkoming van de nieuwe normportefeuille;
- 3°
een mededeling van het opnieuw vaststellen van het beleggingsbeleid en de normportefeuille in de Staatscourant uiterlijk de 15e dag na de vaststelling; en
- 4°
de aan het bedrijfspensioenfonds deelnemende werkgevers binnen twee maanden na het opnieuw vaststellen van het beleggingsbeleid en de normportefeuille een schriftelijke mededeling toekomen.