Einde inhoudsopgave
Regeling vrijstellingen Wet Bpf 2000
Bijlage Wijze van uitvoering performancetoets als bedoeld in artikel 1, eerste lid
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
19-06-2023, Stcrt. 2023, 17727 (uitgifte: 30-06-2023, regelingnummer: 2022-0000127186)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-06-2023, Stcrt. 2023, 17727 (uitgifte: 30-06-2023, regelingnummer: 2022-0000127186)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Pensioen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
De performancetoets wordt als volgt uitgevoerd, waarbij het subscript j steeds het jaar aangeeft:
- 1.
Uitgaande van de normportefeuille worden twee percentages vastgesteld die de samenstelling van de normportefeuille bepalen:
aj%: vastrentende waarden inclusief kasbeleggingen;
bj%: overige (zakelijke) beleggingen;
aj% en bj% zijn samen 100%.
- 2.
Hieruit wordt jaarlijks de voor het bedrijfstakpensioenfonds geldende maat voor de rendementsspreiding bepaald volgens de formule
Ej = [aj% * 0,6% + bj% * 2,6%].
- 3.
Jaarlijks voor 1 april wordt over het daaraan voorafgaande jaar het feitelijke rendement van het bedrijfstakpensioenfonds (Rfj) en het rendement van de gekozen normportefeuille (Rbj) op eenzelfde grondslag vastgesteld en gecontroleerd door een externe accountant die voldoet aan artikel 393, lid 1, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek . Hierbij wordt bij het bepalen van het rendement gebruik gemaakt van daartoe opgestelde richtlijnen van de Vereniging van Beleggingsanalisten.
- 4.
Daarnaast worden de interne beleggingsuitvoeringskosten kj bepaald en uitgedrukt in een percentage van het gemiddelde van het begin- en eindvermogen op actuele basis. Onder interne beleggingsuitvoeringskosten worden tevens begrepen de door het bedrijfstakpensioenfonds te betalen beheerskosten aan externe vermogensbeheerders, met inbegrip van kosten van bewaarneming en administratiekosten voor zover niet reeds tot uitdrukking komend in de rendementsberekening over aangehouden eenheden of tegoeden bij externe vermogensbeheerders.
- 5.
Het verschil in rendement tussen Rfj en Rbj wordt gecorrigeerd voor (i) de beleggingskosten, waarbij het rendement van de normportefeuille wordt gecorrigeerd voor beleggingskosten, die fictief zijn bepaald op basis van de onderstaande staffel en (ii) voor de jaarlijkse maat voor de rendementsspreiding van het fonds Ej.
Staffel voor de normkosten
Percentage zakelijke waarden (p)
normkosten
0 ≤ p < 10
0,10%
10 ≤ p < 20
0,11%
20 ≤ p < 30
0,12%
30 ≤ p < 35
0,13%
35 ≤ p < 40
0,14%
40 ≤ p < 45
0,15%
45 ≤ p < 50
0,16%
50 ≤ p < 55
0,17%
55 ≤ p < 60
0,18%
60 ≤ p < 70
0,19%
70 ≤ p < 80
0,20%
80 ≤ p < 90
0,21%
90 ≤ p <100
0,22%
Daartoe berekent men zj volgens de formule:
- 6.
Op basis hiervan toetst men of over de afgelopen 5 jaar geldt dat:
z(j-5) + z(j-4) + z(j-3) + z(j-2) + z(j-1)≥ – 1,28
√ 5
- 7.
Indien door het bedrijfstakpensioenfonds het beleggingsbeleid en de normportefeuille in de loop van een jaar opnieuw zijn vastgesteld als bedoeld in artikel 1, derde lid , wordt bij de performancetoets over dat jaar naar rato van de periode waarvoor de betreffende normportefeuille van toepassing was, met de betreffende normportefeuille rekening gehouden. Dit betekent:
- a.
voor de toepassing van punt 1:
aperiode 1% plus bperiode 1% zijn samen 100%
Voor periode 2 en 3 geldt dezelfde formule, zij het dat het subscript ‘periode 2 dan wel 3’ wordt genoteerd in plaats van ‘periode 1’;
- b.
voor de toepassing van punt 2:
Eperiode 1 = [aperiode 1 * 0,6 + bperiode 1 * 2,6]
Hierbij is aperiode 1 % het aandeel van de vastrentende waarden in de normportefeuille (en het beleggingsbeleid) en bperiode 1 % het aandeel zakelijke waarden in periode 1.
Voor periode 2 en 3 geldt dezelfde formule, zij het dat het subscript ‘periode 2 dan wel 3’ genoteerd staat in plaats van ‘periode 1’;
- c.
voor de toepassing van punt 5:
voor periode 1, en dezelfde formule voor periode 2 en 3, maar dan met subscript ‘periode 2 dan wel 3’
Vervolgens worden de zperiode 1, zperiode 2 en zperiode 3 teruggebracht naar één periode van een jaar, door de formule
zj = zperiode 1 + zperiode 2 + zperiode 3
De na deze berekening verkregen zj wordt in de formule van punt 6 verwerkt.
- 8.
Indien de fusie van twee of meer oude bedrijfstakpensioenfondsen tot een nieuw bedrijfstakpensioenfonds heeft plaatsgevonden in de loop van een kalenderjaar wordt de performancetoets van het nieuwe bedrijfstakpensioenfonds over het kalenderjaar van de fusie als volgt berekend:
- a.
voor ieder van de oude bedrijfstakpensioenfondsen wordt de performancetoets uitgevoerd over de periode dat het fonds nog heeft bestaan;
- b.
van de scores van de oude bedrijfstakpensioenfondsen wordt één score gemaakt waarbij de verhouding tussen de scores gelijk is aan de verhouding tussen de totale vermogens van de oude bedrijfstakpensioenfondsen voor de fusie;
- c.
voor het nieuwe bedrijfstakpensioenfonds wordt de performancetoets uitgevoerd over de periode vanaf de fusie;
- d.
de scores in de onderdelen b en c worden samengevoegd op de wijze zoals in punt 7 is beschreven.