Einde inhoudsopgave
Regeling vrijstellingen Wet Bpf 2000
Artikel 4 Rekenregels verzekeringstechnisch nadeel
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
19-06-2023, Stcrt. 2023, 17727 (uitgifte: 30-06-2023, regelingnummer: 2022-0000127186)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-06-2023, Stcrt. 2023, 17727 (uitgifte: 30-06-2023, regelingnummer: 2022-0000127186)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Pensioen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
De hoogte van de compensatie ter vergoeding van het verzekeringstechnisch nadeel bij vrijstelling wordt berekend met inachtneming van dit artikel.
2.
De solidariteitsbijdrage als gevolg van het uittreden uit het bedrijfstakpensioenfonds voor de risicopremie wordt berekend vanuit het renterisico, het arbeidsongeschiktheidsrisico en het micro- en macro-langlevenrisico met de volgende berekeningen:
- a.
de risicopremie per leeftijdscohort waarbij rekening wordt gehouden met de leeftijdsopbouw van het bedrijfstakpensioenfonds met en zonder uittreden van de werkgever;
- b.
het verschil in weging van de leeftijdscohorten rekening houdend met de leeftijdsopbouw van het bedrijfstakpensioenfonds met en zonder uittreden van de werkgever vermenigvuldigd met de risicopremie per leeftijdscohort;
- c.
het verschil in weging van de leeftijdscohorten rekening houdend met de leeftijdsopbouw van het bedrijfstakpensioenfonds met en zonder uittreden van de werkgever vermenigvuldigd met het verschil tussen beide berekeningen in onderdeel a;
- d.
het verzekeringstechnisch nadeel uit risicopremies is het verschil tussen beide berekeningen in onderdeel a vermeerderd met de uitkomst van onderdeel b en de uitkomst van onderdeel c, vermenigvuldigd met het vermogen van het bedrijfstakpensioenfonds.
3.
De solidariteitsbijdragen als gevolg van het uittreden uit het bedrijfstakpensioenfonds voor de premie voor nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen wordt berekend als volgt:
- a.
bereken de volgende bedragen met als referentieperiode het volledige boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin de vrijstelling ingaat:
- 1°
PaT: het bedrag van de actuarieel vastgestelde last van een eenjarige pensioeninkoop en dekking van het sterfterisico voor het deelnemersbestand van het gehele bedrijfstakpensioenfonds en uitgaande van de fictie dat de pensioenen tijdsevenredig worden gefinancierd en verworven;
- 2°
PaU: dezelfde berekening als bij 1°, nu echter vastgesteld voor het bestand van de uittredende werkgever;
- 3°
PdT: het bedrag dat het bedrijfstakpensioenfonds voor het totale actievenbestand van de aangesloten werkgevers ontvangt aan doorsneejaarpremie voor de reguliere pensioenopbouw en risicodekking;
- 4°
PdU: dezelfde berekening als bij 3°, nu echter vastgesteld als de ontvangst aan premie van de uittredende werkgever;
- b.
de jaarlijkse solidariteitsbijdrage is gelijk aan de uitkomst van de berekening: [PdU/PdT]* PaT-PaU, waarbij een uitkomst kleiner dan nul op nul wordt gesteld;
- c.
indien gedurende de referentieperiode een deel van de doorsneejaarpremie PdU betrekking heeft op de inkoop van aanspraken voor niet-actieven, dient dit deel, verhoogd met voorzienbare toekomstige stijgingen hiervan, eveneens gecompenseerd te worden;
- d.
het verzekeringstechnisch nadeel vanwege de te missen solidariteitsbijdragen wordt gevonden door de bedragen onder b en c op te tellen en te vermenigvuldigen met de factor van de contante waarde van een continue annuïteit met een looptijd van vijf jaar waarbij deze looptijd wordt verlengd met het aantal volle jaren dat de gemiddelde leeftijd van het bestand van de uittredende werkgever meer dan vijf jaar lager is dan de gemiddelde leeftijd van het totale bestand van het bedrijfstakpensioenfonds en waarbij de rentevoet wordt afgeleid uit de rentetermijnstructuur, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen.