Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.2.1.2:8.2.1.2 Rol van officier van justitie tijdens voorlopige hechtenistraject
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.2.1.2
8.2.1.2 Rol van officier van justitie tijdens voorlopige hechtenistraject
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Tijdens de interviews wordt door verschillende officieren aangegeven dat zij er in beginsel naar streven om de minderjarige zo snel mogelijk voor te geleiden om de duur van de inverzekeringstelling (lees: het verblijf van de minderjarige in een politiecel) zo kort mogelijk te houden.
Interview officier van justitie J.
Interview officier van justitie E.
Interview officier van justitie J.
Interview officier van justitie C.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Als een vordering tot inbewaringstelling wordt ingediend, wordt de minderjarige binnen drie dagen vanaf het moment van inverzekeringstelling voorgeleid aan de rechter-commissaris om de rechtmatigheid van de aanhouding en inverzekeringstelling te laten toetsen en de vordering tot inbewaringstelling te laten beoordelen.1 De officier van justitie is zelf echter doorgaans niet aanwezig bij de voorgeleiding. Dit kwam duidelijk naar voren tijdens het observatieonderzoek: bij de 70 geobserveerde voorgeleidingen, verspreid over vijf verschillende rechtbanken, was bij geen enkele voorgeleiding een officier aanwezig. Dit beeld wordt bevestigd door de geïnterviewde officieren van justitie en verklaard met verwijzing naar “tijdsgebrek” en “logistieke mankementen”. Een officier van justitie legt dit uit tijdens een interview:
“Het is natuurlijk heel raar dat daar [bij de voorgeleiding, YB] een RC zit en een advocaat en een hulpverlener en dat de vorderende partij iets anders aan het doen is. Dat is echt gek. Maar dat zijn puur logistieke mankementen. Daar moet je zelf echt tijd voor vrijmaken. En kijk, die weekdienst is natuurlijk een enorme hoge drukpan, want die vorderingen moeten voor een bepaald tijdstip eruit. Ik geloof voor 10:00 uur ’s ochtends moeten ze bij het kabinet [RC] zijn. Dus alle telefoontjes van die ochtend tot 10:00 uur, die parkeer je even. Een RC heeft natuurlijk de hele ochtend de tijd om te lezen en die heeft zijn planning: wanneer plan ik wie? Dus het is geen argument, maar je moet echt wel zorgen dat je het agendatechnisch voor elkaar krijgt.”2
Sommige officieren geven tijdens de interviews aan dat zij bij uitzonderlijke (lees: hele ernstige) zaken wel bij de voorgeleiding aanwezig trachten te zijn. In dit verband wordt door een aantal officieren opgemerkt dat het niet aanwezig zijn bij een voorgeleiding wel een risico met zich brengt, omdat de officier dan niet in de gelegenheid is om de vordering nader toe te lichten en weerwoord te bieden jegens de advocaat, die wel aanwezig is.
“Hier loopt het OM natuurlijk wel een risico door er niet bij te gaan zitten, want de advocaat kan dan een heel verhaal houden en wij brengen er dan niks tegenin. (…) Dus ja, bij de hele ernstige zaken, waar de ernstige bezwaren shaky zijn, zou ik er misschien wel bij gaan zitten om het uit te leggen, omdat je het risico voelt dat het niet goed gaat.”3
Voorts geven verschillende geïnterviewde officieren van justitie aan dat zij, in gevallen waarin zij niet aanwezig zijn bij de voorgeleiding, geregeld voorafgaand aan de voorgeleiding telefonisch of via de mail contact opnemen met de rechter-commissaris om de vordering toe te lichten en hun standpunt over een eventuele schorsing kenbaar te maken en te onderbouwen. Omgekeerd komt het ook voor dat de rechter-commissaris voorafgaand aan de voorgeleiding telefonisch contact opneemt met de zaaksofficier om nadere uitleg te vragen over de vordering.
Indien de rechter-commissaris tijdens de voorgeleiding besluit om de vordering tot inbewaringstelling toe te wijzen en niet over te gaan tot schorsing, dan wordt de minderjarige voor ten hoogste veertien dagen in bewaring gesteld. In die periode moet de officier van justitie beslissen of hij een vordering tot gevangenhouding indient. Een geïnterviewde officier legt uit dat dit een geautomatiseerd proces is, waarbij in beginsel standaard een vordering tot gevangenhouding wordt uitgegeven, tenzij de zaaksofficier beslist en uitdrukkelijk kenbaar maakt dat geen gevangenhouding wordt gevorderd:
“[Het vorderen van de gevangenhouding,] dat is echt een ‘ja, tenzij’. Dat is echt totaal geautomatiseerd. Als je bewaring is toegewezen, dan komt hij twee weken later op de raadkamer. En als je dat echt niet wil, dan moet je daar zelf zicht op houden. (…) En dan moet je natuurlijk in je voorbereiding [van de raadkamerzitting, YB], hier zijn de raadkamers altijd op donderdag, dus dan moet je maandag je nieuwe P-V [proces-verbaal, YB] hebben… Stel dat daaruit blijkt dat een bepaalde grond, bijvoorbeeld een 12-jaarsgrond of collusiegevaar, kan vervallen, of soms heb je ook wel dat ineens een grond toegevoegd moet worden die ze hebben laten liggen, daar moet je wel zelf in je voorbereiding naar kijken.”4
De vordering tot gevangenhouding betreft, evenals de vordering tot inbewaringstelling, een standaardformulier. De (motivering van) de vordering tot gevangenhouding is veelal summierder dan de vordering tot inbewaringstelling, althans op papier. Bij sommige arrondissementsparketten is het zelfs de vaste praktijk dat de vordering tot (verlenging van de) gevangenhouding niet meer behelst dan enkel de standaardfrase dat ‘de verdenking, bezwaren en gronden ook thans nog aanwezig worden geacht’. Wel worden de vorderingen tot (verlenging van de) gevangenhouding altijd mondeling toegelicht door de officier van justitie tijdens de raadkamerzitting.
In tegenstelling tot de voorgeleidingen, is er bij raadkamerzittingen altijd een officier van justitie aanwezig. Doorgaans is dit niet de zaaksofficier, maar een ‘raadkamerofficier ’ die als zittingsvertegenwoordiger namens de zaaksofficieren optreedt in alle zaken die op de betreffende dag in de raadkamer worden behandeld. De zaaksofficier levert voorafgaand aan de raadkamerzitting informatie over de zaak aan, geeft de raadkamerofficier instructies en kan verschillende scenario’s schetsen, anticiperend op hetgeen tijdens de raadkamerzitting naar voren zou kunnen komen. Een geïnterviewde officier legt uit dat de raadkamerofficier tegelijkertijd als een fijne sparringpartner kan fungeren voor de zaaksofficier:
“De raadkamerofficier leest niet alle dossiers, dus die krijgt informatie vanuit de zaaksofficier. (…) Die zegt: ‘hier zitten de ernstige bezwaren’, ‘dit zijn de gronden’, ‘let op: de Raad heeft nog geen plan van aanpak’, ‘kun je alsjeblieft op zitting even vragen dit en dit en dat’, ‘is er nog een indicatieoverleg?’, ‘wanneer is dat?’ Dus je geeft eigenlijk als zaaksofficier een soort boodschappenlijstje mee aan de raadkamerofficier, die over het algemeen een vrij ervaren officier is. Ik vind het juist fijn, want je hebt dan iemand die eventjes van buitenaf naar jouw zaak kijkt en die zegt: ‘mij viel op dit of dat’ of ‘kijk eens even in je tenlastelegging, zus of zo’. Dus je hebt even een soort reflectie op je zaak en iemand die er ook anders over kan denken, zodat je even van gedachten wisselt.”5
In gevallen waarin de inbewaringstelling of gevangenhouding wordt geschorst onder bijzondere voorwaarden, is het tijdens de schorsing de taak van de officier van justitie om toe te zien op de naleving van de schorsingsvoorwaarden en, indien nodig, handhavend op te treden. Hierbij werkt de officier nauw samen met de jeugdreclassering die de minderjarige tijdens de schorsing begeleidt en met de politie. Indien de verdachte de voorwaarden overtreedt, heeft de officier de bevoegdheid om de verdachte aan te houden en de opheffing van de schorsing te vorderen bij de rechter-commissaris of raadkamer (zie par. 8.2.5).
Voorts stelt de officier van justitie tegen het einde van het voorlopige hechtenistraject – in veel gevallen is de voorlopige hechtenis op dat moment inmiddels geschorst – een strafeis op voor de strafzitting. Tijdens de interviews is naar voren gekomen dat het verloop van het voorlopige hechtenistraject sterk van invloed kan zijn op deze strafeis. Hierop zal in paragraaf 8.2.6 nader worden ingegaan.