Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.2.1.1
8.2.1.1 Toeleiding naar voorlopige hechtenistraject
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Buiten kantooruren wordt de zaak aangemeld bij de ‘piketdienst’.
ZSM staat voor ‘Zo Snel, Slim, Selectief, Simpel, Samen en Samenlevingsgericht Mogelijk’ veelvoorkomende criminaliteit aanpakken. Zie over de ZSM-werkwijze in jeugdzaken: Mijnarends 2014.
In één van de arrondissementen is het de afspraak dat de wijkteams van de politie – die zich richten op ‘veelvoorkomende criminaliteit’ – hun zaken aanmelden bij ZSM, terwijl de districtsrecherche – die zich richt op ‘high impact crimes’ – haar zaken aanmeldt bij de weekdienst.
Interview officier van justitie D
Interview officier van justitie G
Interview officier van justitie C
Interview officier van justitie G
O.a. Interview officier van justitie C; Interview officier van justitie D; Interview officier van justitie E.
Interview officier van justitie F; Interview officier van justitie B.
O.a. Interview officier van justitie A; Interview officier van justitie F; Interview officier van justitie J.
Interview officier van justitie D; Interview officier van justitie G.
Interview officier van justitie A.
Interview officier van justitie D. En voorts: Interview officier van justitie F; Interview officier van justitie G.
Interview officier van justitie J.
Zo stelt rechter-commissaris F tijdens het interview: “Je hebt natuurlijk de vordering waar die gronden in staan. De grote frustratie is wel dat die gronden vaak toch niet echt goed uitgewerkt zijn. En dat is gewoon jammer. Je moet toch ook vaak zelf er nog wel wat bij verzinnen. (…) Je zou soms graag willen dat de gronden beter zouden zijn toegelicht [door de officier, YB]. Dat zeker. En dat zou zeker kunnen als ze er maar bij waren [bij de voorgeleiding, YB].”
De toeleiding naar de voorgeleiding bij de rechter-commissaris verloopt niet in elk arrondissement(sparket) hetzelfde. Waar, wanneer en door welke officier van justitie de beslissing wordt genomen om een minderjarige op basis van een vordering tot inbewaringstelling voor te geleiden aan de rechter-commissaris, kan voorts ook per zaak verschillen. Uit de interviews met officieren komt naar voren dat er grofweg drie routes zijn: (1) via ZSM, (2) via de ‘weekdienst’ (ook wel ‘opvang’ of ‘centrale front office’ genoemd)1 of (3) via de zaaksofficier die de zaak al langer onder zich heeft.
In sommige arrondissementen worden alle minderjarige verdachten die zijn aangehouden door de politie aangemeld bij ZSM.2 Op de ZSM-locatie – veelal op een politiebureau – zit de officier van justitie (de ‘ZSM-officier ’) aan tafel met de politie, Raad voor de Kinderbescherming, Slachtofferhulp en Reclassering. De ZSM-officier streeft ernaar om in de binnengekomen zaken binnen zes uur na de aanhouding van de verdachte, na overleg met genoemde ketenpartners, een afdoenings- of routeringsbeslissing te nemen. Dit kan inhouden dat de ZSM-officier de beslissing neemt dat een verdachte, nadat hij in verzekering is gesteld, zal worden voorgeleid aan de rechter-commissaris op basis van een vordering tot inbewaringstelling. In sommige arrondissementen is echter intern de afspraak gemaakt dat de ZSM-officier de zaak in dergelijke gevallen overdraagt aan de ‘weekdienstofficier ’, die vervolgens de (definitieve) beslissing neemt over het al dan niet voorgeleiden van de verdachte en veelal de ‘zaaksofficier ’ wordt in de betreffende zaak.
Er zijn ook arrondissementen waarin niet alle jeugdzaken, maar enkel de zaken die worden aangemerkt als ‘veelvoorkomende criminaliteit’ bij ZSM worden aangemeld. De (jeugd)zaken die worden aangemerkt als ‘high impact crimes’ – en daardoor doorgaans eerder “voorgeleidingswaardig” zijn – worden door de politie rechtstreeks aangemeld bij de weekdienst (ofwel de ‘opvang’ of ‘centrale front office’) en buiten kantooruren bij de piketdienst.3 In deze arrondissementen worden de voorgeleidingsbeslissingen dan ook in veel gevallen, buiten ZSM om, door de weekdienstofficier genomen. Deze officier wordt doorgaans ook de zaaksofficier in het vervolg van de betreffende zaak. Een officier van justitie legt tijdens een interview uit hoe dit in de praktijk in zijn werk gaat:
“Opvang [lees: weekdienst, YB] is de bereikbaarheidsdienst overdag voor de politie of advocaten voor nieuwe zaken, nieuwe onderzoeken. (…) Piketdienst [is] buiten kantooruren en alleen voor de spoedeisende kwesties. Als er dus een verdachte bijvoorbeeld op heterdaad wordt aangehouden (…), dan wordt hij meegenomen naar het bureau en dan wordt er gebeld met de officier: ‘Wat wilt u met deze jongen?’ Dan gaan we beslissen: is er nog nader onderzoek nodig, is voorlopige hechtenis aangewezen, vinden we dat hij voorgeleid moet worden bij de rechter-commissaris? Dan wordt gewoon door die betreffende opvangofficier [lees: weekdienstofficier, YB] het traject uitgestippeld.”4
Voorts zijn er gevallen waarin de minderjarige verdachte voorafgaand aan zijn aanhouding al langere tijd wordt gevolgd door de politie en de officier van justitie in het kader van een opsporingsonderzoek. In dergelijke gevallen is er ten tijde van de aanhouding van de verdachte al een officier van justitie bij de zaak betrokken. Het is deze zaaksofficier die dan de beslissing neemt over het al dan niet voorgeleiden van de minderjarige verdachte. Een geïnterviewde officier legt dit uit:
“Je hebt ook nog de projectmatige zaken, waar niet aan de hand van een directe crisis iemand wordt opgepakt en dat hele [voorlopige hechtenis]traject ingaat, maar waar al veel meer informatie is en je dus gaat zoeken [lees: onderzoek doen, YB]. En dan op een gegeven moment is er een ‘klapdag’. Dat is een dag dat je iedereen gaat oppakken, een actiedag. Dan zit er een officier aan die al vanaf het begin erbij betrokken is.”5
Los van de drie genoemde toeleidingsroutes, wordt tijdens de interviews door verschillende officieren van justitie geconstateerd dat (beslissingen in) jeugdstrafzaken thans niet (meer) exclusief zijn voorbehouden aan gespecialiseerde jeugdofficieren en dat in beginsel alle officieren beslissingen (kunnen) nemen over de voorlopige hechtenis van minderjarige verdachten. Tegelijkertijd wordt er tijdens de interviews ook op gewezen dat er in verschillende arrondissementen initiatieven zijn om zo veel mogelijk te waarborgen dat dergelijke beslissingen in jeugdstrafzaken worden genomen door officieren met jeugdexpertise. Zo vertelt een officier van justitie tijdens een interview:
“Bij ons worden op ZSM een officier en ook een secretaris aangewezen zijnde het aanspreekpunt voor jeugd[zaken]. Dus wij hebben iedere dag tijdens een dagdienst een jeugdofficier zitten. Over het algemeen zijn dat officieren die ook lid zijn van het virtuele jeugdteam. Wij hebben sinds een paar jaar geen specifiek jeugdteam meer, dus elke officier doet in principe jeugdzaken, maar dan zijn er wat mensen die daar een bepaalde extra interesse in hebben, die lid zijn van het virtuele jeugdteam. Die lijst met namen ligt op ZSM en als het even kan, wordt dat de jeugdofficier als hij dienst heeft, maar het kan ook zijn dat het iemand anders is. In ieder geval komt zo’n zaak van een jeugdige binnen bij ZSM en die wordt dan beoordeeld door de jeugdofficier uiteindelijk, in samenspraak met de jeugdsecretaris.”6
Indien de officier van justitie beslist tot het voorgeleiden van de minderjarige verdachte, dan is het veelal een parketsecretaris die vervolgens de vordering tot inbewaringstelling opstelt. Het opstellen van de vordering wordt tijdens een interview beschreven als een “administratieve handeling”.7 De vordering wordt door verschillende geïnterviewde officieren aangeduid als een “standaardformulier” ofwel “aankruisformulier”,8 waarop de verdenkingen worden vermeld, evenals de overweging dat er ernstige bezwaren zijn gerezen. Ook worden de van toepassing geachte gronden voor voorlopige hechtenis in de vordering opgenomen. De ernstige bezwaren worden in de vordering doorgaans niet onderbouwd; “de onderbouwing is het dossier dat eronder ligt”, zo legt een officier uit tijdens een interview.9 Voor de gronden wordt gebruik gemaakt van een zogenoemd “grondenboekje” ofwel “grondenkaart”, waarbij de van toepassing geachte gronden kunnen worden “aangevinkt”.10 De onderbouwing van de gronden geschiedt doorgaans aan de hand van “tekstblokken” met standaardmotiveringen.11 Daarnaast biedt het formulier ruimte om een eigen onderbouwing in te voeren. Voorts kan ook het standpunt van de officier ten aanzien van een eventuele schorsing van de inbewaringstelling op het formulier worden vermeld.
Een aantal officieren van justitie geeft tijdens de interviews aan dat de motivering van de vordering tot inbewaringstelling (en gevangenhouding) in hun ogen voor verbetering vatbaar is. Eén van de respondenten stelt in dit verband dat ook de overwegingen die ten grondslag liggen aan een beslissing van een officier om een verdachte niet voor te geleiden best wat transparanter mogen zijn voor zowel de verdachte als de samenleving.12 Andere geïnterviewde officieren zien weinig meerwaarde in een uitbreiding van de motivering van de vordering tot inbewaringstelling (en gevangenhouding). Sommige officieren zien het meer als een taak van de rechtbank om beslissingen over de voorlopige hechtenis van minderjarigen goed te motiveren (vgl. par. 7.2.5). In dit verband valt op dat sommige geïnterviewde officieren bijzonder kritisch zijn op met name ongemotiveerde afwijzingen van vorderingen tot voorlopige hechtenis door de rechters (“enorm frustrerend”; “een doorn in het oog”).13 Een andere geïnterviewde officier van justitie stelt daarentegen dat hij het zich kan voorstellen dat het voor de rechter-commissaris of raadkamer “in spiegelbeeld” lastig kan zijn als een vordering door de officier van justitie niet of enkel in standaardzinnen is gemotiveerd, zeker nu de officier doorgaans niet aanwezig is bij de voorgeleiding en de vordering dus ook niet mondeling kan toelichten.14 Dit is tijdens de interviews met rechters-commissarissen inderdaad naar voren gekomen.15