Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (B)
9.4 Berekening hoogte van de bestuurlijke boete
Geldend
Geldend vanaf 25-02-2020
- Bronpublicatie:
21-02-2020, Stcrt. 2020, 11649 (uitgifte: 24-02-2020, regelingnummer: WBV 2020/5)
- Inwerkingtreding
25-02-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-02-2020, Stcrt. 2020, 11649 (uitgifte: 24-02-2020, regelingnummer: WBV 2020/5)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
Gelet op artikel 5:46 Awb houdt de IND bij het bepalen van de hoogte van de bestuurlijke boete rekening met:
- −
de ernst van de overtreding (paragraaf 9.5 en 9.7 Vc);
- −
de verwijtbaarheid (paragraaf 9.6 en 9.7 Vc); en
- −
de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd en de evenredigheid (paragraaf 9.8 Vc)
De IND gaat over tot matiging van de bestuurlijke boete aan de hand van de volgende uitgangspunten:
- −
bij matiging tot nihil wordt géén bestuurlijke boete opgelegd. De IND gaat behoudens het volledig ontbreken van verwijtbaarheid, in dat geval wel over tot het opleggen van een schriftelijke waarschuwing;
- −
matigingsfactoren worden gecombineerd toegepast.
De IND voert – als eerste afweging van omstandigheden in het kader van artikel 5:46 Awb – per wettelijke verplichting afzonderlijk beleid ten aanzien van de ernst van de overtreding en in voorkomende gevallen ook ten aanzien van de verwijtbaarheid.
Zie voor deze uitwerking per wettelijke verplichting paragraaf 9.7.1 Vc (de zorgplicht), paragraaf 9.7.2. Vc (de inlichtingenplicht) en paragraaf 9.7.3 Vc (de administratieplicht).