Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/290
Rijden terwijl verdachte redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, art. 9 lid 2 WVW 1994. Bewijsklacht. HR: uit de bewijsvoering kan niet volgen dat verdachte ‘redelijkerwijs moest weten’ dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
HR 22-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:290
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 februari 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
20/03781
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:290, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑02‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:1, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑01‑2022
Essentie
Rijden terwijl verdachte redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, art. 9 lid 2 WVW 1994. Bewijsklacht. HR: uit de bewijsvoering kan niet volgen dat verdachte ‘redelijkerwijs moest weten’ dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/03781
Datum 22 februari 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 november 2020, nummer 23-003587-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte.
Conclusie
Conclusie A-G mr. A.E. Harteveld:
1.
Het gerechtshof ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.