RvdW 2022/281:OM-cassatie. Profijtontneming. Gebruik van gemeenschappelijke kasopstelling. Hof heeft het w.v.v. berekend aan de hand van een zgn. gemeenschappelijke kasopstelling. Met zo’n gemeenschappelijke kasopstelling kan onder bepaalde omstandigheden een adequate schatting van het w.v.v. worden verkregen, i.h.b. in gevallen waarin betrokkene met een ander of anderen een economische eenheid vormt. Geen rechtsregel staat aan het gebruik van zo’n gemeenschappelijke kasopstelling in de weg. Dat neemt echter niet weg dat — mede gelet op het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel — bij de bepaling van het w.v.v. steeds moet worden uitgegaan van het voordeel dat betrokkene zelf in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald (vgl. HR 24 november 201, ECLI:NL:HR:2015:3364, NJ 2016/10). Het gebruik van een gemeenschappelijke kasopstelling mag er dus niet in resulteren dat van een van de betrokkenen meer voordeel wordt ontnomen dan hij daadwerkelijk heeft verkregen. HR herhaalt overweging in samenhangende zaak 19/02612 (RvdW 2022/279) en overweegt dat nu het hof is uitgegaan van een gemeenschappelijke kasopstelling waarvan het totaalbedrag volgens een bepaalde verdeelsleutel aan betrokkene en medebetrokkene is toegedeeld, de onbegrijpelijkheid van de berekening van dit totaalbedrag t.a.v. medebetrokkene meebrengt dat ook de toedeling van het resterende deel van dit totaalbedrag aan betrokkene niet zonder meer. begrijpelijk is. Ook is niet begrijpelijk dat het hof bij de uitgavenpost ‘contante uitgaven 11.470 gram hennep’ een bedrag van € 19.270 heeft opgenomen. Volgt vernietiging en terugwijzing.