HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:797, rov. 3.2.3-3.2.6.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 15-12-2020, nr. 200.265.259, nr. 200.265.210
ECLI:NL:GHARL:2020:10406
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
15-12-2020
- Zaaknummer
200.265.259
200.265.210
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2020:10406, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 15‑12‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1114, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:GHARL:2020:5021, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 30‑06‑2020; (Hoger beroep, Tussenuitspraak)
ECLI:NL:GHARL:2020:658, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 28‑01‑2020; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2019:2302
- Vindplaatsen
OR-Updates.nl 2021-0083
Uitspraak 15‑12‑2020
Inhoudsindicatie
Civiele verbodsprocedure tussen het OM en de Hells Angels. Het Hof handhaaft de door de rechtbank uitgesproken verklaring voor recht dat de werkzaamheid van de buitenlandse corporatie Hells Angels Motorcycle Club (HAMC, de wereldwijde organisatie van de Hells Angels) in strijd is met de openbare orde. Ook bekrachtigt het hof de verbodenverklaring en ontbinding van de informele vereniging Hells Angels Motorcycle Club Holland (HAMC Holland, de organisatie van de Hells Angels in Nederland). Het hof wijst het verzoek af ten aanzien van Hells Angels Motorcycle Corporation (de organisatie die de merkrechten van de Hells Angels beheert). De Nederlandse HA-charters vallen zelf niet onder de verklaring en het verbod ten aanzien van HAMC en HAMC Holland. Maar als de verklaring en het verbod ten aanzien van HAMC en HAMC Holland onherroepelijk zijn geworden, betekent dit wel dat de voortzetting van de activiteiten van de Hells Angels in Nederland is verboden, ook voor de charters en hun leden. Artikel 2:20 en 10:122 BW. Hoger beroep van beschikking rechtbank Midden-Nederland 29 mei 2019 (ECLI:NL:RBMNE:2019:2302).
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.265.259 en 200.265.210
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 461530 en 461539)
beschikking van 15 december 2020
in zaak 200.265.259 van:
1. de stichtingStichting IEHA,gevestigd te Gouda,
2. [lid nummer 2] (lid van Hells Angels-charter [plaats1] ),
3. [lid nummer 3] (lid van Hells Angels-charter [plaats2] ),
4. [lid nummer 4] (lid van Hells Angels-charter [plaats3] ),
5. [lid nummer 5] (lid van Hells Angels-charter [plaats4] ),
6. [lid nummer 6] (lid van Hells Angels-charter [plaats2] ),
7. [lid nummer 7] (lid van Hells Angels-charter [plaats2] ),
allen woonplaats kiezende te [plaats2] ,
appellanten in hoger beroep,
in de procedure bij de rechtbank: belanghebbenden,
hierna: de Stichting (nr. 1) en de zes leden (nrs. 2-7), gezamenlijk: de Stichting c.s.,
advocaten: mrs. G.G.J.A. Knoops, C.J. Knoops-Hamburger en R.S. van Es,
tegen:
het Openbaar Ministerie,
woonplaats kiezende te Rotterdam,
verweerder in hoger beroep,
in de procedure bij de rechtbank: verzoeker,
hierna: het OM,
voor wie optreedt de officier van justitie bij het Landelijk Parket, tevens (plaatsvervangend) advocaat-generaal bij het ressortsparket Arnhem-Leeuwarden,
met als belanghebbenden in hoger beroep:
1. de buitenlandse corporatie Hells Angels Motorcycle Corporation,gevestigd te Oakland, Californië, Verenigde Staten van Amerika,advocaten: mrs. N.M.K. Damen en J. de Koning,
2. de buitenlandse corporatie Hells Angels Motorcycle Club, zonder bekende vestigingsplaats, niet verschenen,
3. de informele vereniging Hells Angels Motorcycle Club Holland, zonder bekende vestigingsplaats, niet verschenen,
in de procedure bij de rechtbank: verweersters,hierna: HAM Corporation (nr. 1), HAMC (nr. 2) en HAMC Holland (nr. 3),
en in zaak 200.265.210 van:
de buitenlandse corporatie Hells Angels Motorcycle Corporation, gevestigd te Oakland, Californië, Verenigde Staten van Amerika, appellante in hoger beroep,
in de procedure bij de rechtbank: verweerster,
hierna: HAM Corporation,
advocaten: mrs. N.M.K. Damen en J. de Koning,
tegen:
het Openbaar Ministerie,
woonplaats kiezende te Rotterdam,
verweerder in hoger beroep,
in de procedure bij de rechtbank: verzoeker,
hierna: het OM,
voor wie optreedt de officier van justitie bij het Landelijk Parket, tevens (plaatsvervangend) advocaat-generaal bij het ressortsparket Arnhem-Leeuwarden,
met als belanghebbenden in hoger beroep:
1. de buitenlandse corporatie Hells Angels Motorcycle Club,zonder bekende vestigingsplaats,niet verschenen,
2. de informele vereniging Hells Angels Motorcycle Club Holland, zonder bekende vestigingsplaats, niet verschenen,
in de procedure bij de rechtbank: verweersters (naast HAM Corporation),hierna: HAMC (nr. 1) en HAMC Holland (nr. 2),
alsmede:
1. de stichtingStichting IEHA,gevestigd te Gouda,
2. [lid nummer 2] (lid van Hells Angels-charter [plaats1] ),
3. [lid nummer 3] (lid van Hells Angels-charter [plaats2] ),
4. [lid nummer 4] (lid van Hells Angels-charter [plaats3] ),
5. [lid nummer 5] (lid van Hells Angels-charter [plaats4] ),
6. [lid nummer 6] (lid van Hells Angels-charter [plaats2] ),
7. [lid nummer 7] (lid van Hells Angels-charter [plaats2] ),
allen woonplaats kiezende te [plaats2] ,
in de procedure bij de rechtbank: belanghebbenden,
hierna: de Stichting (nr. 1) en de zes leden (nrs. 2-7), gezamenlijk: de Stichting c.s.,
advocaten: mrs. G.G.J.A. Knoops, C.J. Knoops-Hamburger en R.S. van Es.
1. Het verdere verloop van de procedure
in zaak 200.265.259
1.1.
In de beschikking van het hof van 30 juni 2020 in het incident ex artikel 223 Rv is beschreven hoe de procedure in deze zaak tot dan toe is verlopen. Het hof verwijst daarnaar.
1.2.
Het hof heeft hierna nog de volgende stukken ontvangen van partijen:
- de processen-verbaal van de mondelinge behandeling van de zaak bij de rechtbank;
- de brief van mr. Knoops van 9 juli 2020 met schriftelijke reactie op de nadere stukken van het OM en tevens nadere stukken van de Stichting c.s. (bijlagen 1 tot en met 8);
- de brief van het OM van 17 augustus 2020 met aanvullende stukken (bijlage 32);
- de brief van mr. Knoops van 31 augustus 2020 met schriftelijke reactie op bijlage 32 van het OM en tevens nadere stukken van de Stichting c.s. (bijlagen 1 tot en met 12).
in zaak 200.265.210
1.3.
In de beschikking van het hof in het incident tot schorsing van 28 januari 2020 is beschreven hoe de procedure in deze zaak tot dan toe is verlopen. Het hof verwijst daarnaar.
1.4.
Het hof heeft hierna nog de volgende stukken ontvangen van partijen:
- het verweerschrift van het OM in de hoofdzaak (met bijlagen 26 en 27);
- de brief van het OM van 1 mei 2020 (met bijlagen 28 tot en met 31);
- de brief van het OM van 17 augustus 2020 met aanvullende stukken (bijlage 32).
in beide zaken
1.5.
Het hof heeft de zaken behandeld tijdens de zitting in Arnhem op 7 oktober 2020.Bij die zitting waren aanwezig:
- namens de Stichting: [lid nummer 2] en van/namens de zes leden: [lid nummer 2] en [lid nummer 3] , bijgestaan door mrs. Knoops, Knoops-Hamburger en Van Es;
- namens HAM Corporation: [naam1] (bestuurder), bijgestaan door twee tolken in de Engelse taal en door mrs. Damen en De Koning;
- namens het OM: mrs. R.J.P. Lambrichts en T.A.M. van de Ven.
Het hof heeft HAMC en HAMC Holland volgens de regels opgeroepen voor de zitting
van het hof, maar zij zijn niet verschenen. Tijdens de zitting hebben de advocaten van de Stichting c.s. en HAM Corporation en de vertegenwoordigers van het OM de zaak toegelicht.Zij hebben daarbij spreekaantekeningen gebruikt. De belanghebbenden hebben vragen van het hof beantwoord. Van wat er op zitting is gebeurd en besproken is een verslag (proces-verbaal) gemaakt. Dat verslag hoort bij de stukken van de zaak.
1.6.
Aan het slot van de zitting heeft het hof bepaald dat een beschikking zal worden gegeven.
2. Samenvatting
Het OM vraagt in deze zaak feitelijk om een verbod van HAMC en HAMC Holland in Nederland. Reden daarvan is dat volgens het OM de werkzaamheid van deze clubs in strijd is met de openbare orde. De vraag die eerst moet worden beantwoord, is of deze clubs als zodanig bestaan en organisaties zijn die op grond van de wet kunnen worden verboden.
Het hof komt, net als de rechtbank, tot de conclusie dat dit inderdaad zo is: HAMC, de wereldwijde organisatie van de Hells Angels, wordt aangemerkt als buitenlandse corporatie en HAMC Holland, de organisatie waarin de Nederlandse charters zijn verenigd, als informele vereniging naar Nederlands recht.De volgende vraag is of de activiteiten van HAMC en HAMC Holland strijdig zijn met de openbare orde in Nederland. Het hof vindt dat het OM dit voldoende heeft aangetoond.Het hof is er verder van overtuigd dat een verbod van deze organisaties noodzakelijk is.
De door de rechtbank uitgesproken verklaring voor recht dat de werkzaamheid van HAMC in strijd is met de openbare orde en de verbodenverklaring en ontbinding van HAMC Holland blijven daarom in stand.
Het hof deelt niet het oordeel van de rechtbank dat HAM Corporation is te beschouwen als een onderdeel van HAMC. HAM Corporation, de organisatie die de merkrechten van de Hells Angels beheert, is een vennootschap naar het recht van de Verenigde Staten die ook zelfstandig naar buiten toe optreedt. De verklaring voor recht ten aanzien van HAMC raakt haar niet direct. Het hof ziet onvoldoende grond om aan te nemen dat de werkzaamheid van HAM Corporation zelf in strijd is met de openbare orde. Het verzoek van het OM wordt daarom ten aanzien van HAM Corporation alsnog afgewezen.
Voor de Hells Angels charters in Nederland en hun leden geldt het volgende.De charters zijn (onder)afdelingen van HAMC (Holland), maar hebben zelf ook alle kenmerken van een informele vereniging. Twee charters zijn bovendien georganiseerd in een formele vereniging. Zij zijn dus zelf ook rechtspersonen en vallen daarom niet onder de verbodenverklaring en ontbinding van HAMC Holland. Hetzelfde geldt voor de stichtingen die aan de charters zijn verbonden. Maar dit neemt niet weg dat, als de verklaring voor recht ten aanzien van HAMC en de verbodenverklaring van HAMC Holland onherroepelijk is geworden, de voortzetting van hun activiteiten in Nederland is verboden, ook voor de charters en hun leden. Onder meer betekent dit dat de Hells Angels niet meer in het openbaar hun colors mogen dragen en de charters niet meer onder deze naam naar buiten mogen treden.Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot deze beslissingen komt.
3. Achtergrond van de zaak, verzoek en beslissing van de rechtbank
3.1.
Hells Angels Motorcycle Club is een internationale motorclub, die zijn oorsprong heeft in Californië (Verenigde Staten). In 1948 is daar de eerste club met deze naam opgericht. In de jaren ’50 is de Hells Angels Motorcycle Club opgericht door verschillende clubs in Californië. Daarna zijn ook elders plaatselijke afdelingen van de Hells Angels, charters genoemd, ontstaan. In 1961 is de eerste charter in het buitenland gestart. In 1978 is in Amsterdam de eerste Hells Angels charter in Nederland gevestigd. Tegenwoordig zijn er ruim 500 Hells Angels charters op de wereld, verspreid over circa 63 landen, met in totaal ongeveer 5000 leden. In Nederland bestaan 18 charters, met in totaal ongeveer 240 leden. Er zijn twee verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid (Westport en Nijmegen) en 16 stichtingen verbonden aan de Hells Angels charters in Nederland.HAM Corporation is opgericht in 1970. Zij houdt zich bezig met de bescherming van intellectuele eigendomsrechten (handelsmerken: logo’s en opschriften) van de Hells Angels.
3.2.
Het OM stelt zich al langer op het standpunt dat de activiteiten van de Hells Angels in strijd zijn met de openbare orde. In 2006 heeft het OM verzoekschriften op grond van artikel 2:20 BW ingediend tegen alle bij de kamer van koophandel ingeschreven verenigingen en stichtingen waarbinnen de Hells Angels zich destijds in Nederland hadden georganiseerd. Deze procedure is geëindigd met een beschikking van de Hoge Raad van 26 juni 2009 in één van de zaken (tegen de Stichting Northcoast Harlingen en de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Rockers Northcoast M.C.). Daarin is het cassatieberoep tegen de voor het OM ongunstige beschikking van het gerechtshof Leeuwarden van 12 december 2007 verworpen. Het oordeel van het hof Leeuwarden kwam erop neer dat niet een zodanig nauw verband bestond dat de Harlinger rechtspersonen mede verantwoordelijk konden worden gehouden voor het handelen van andere clubs en hun leden. Het hof oordeelde verder dat de door de members en bestuurders van deze rechtspersonen gepleegde strafbare feiten en de overige door het OM aangevoerde feiten niet als een zodanig ernstige inbreuk konden worden aangemerkt dat zij een verbodenverklaring en ontbinding van een of beide rechtspersonen rechtvaardigden. De Hoge Raad liet dit oordeel in stand.
3.3.
In de zaak die nu dient, richt het OM zich niet tegen de charters, maar tegen HAMC als wereldwijde organisatie van de Hells Angels en tegen HAMC Holland als organisatie van alle Hells Angels in Nederland. Volgens het OM is HAMC een buitenlandse corporatie als bedoeld in artikel 10:117 BW en HAMC Holland een informele vereniging als bedoeld in artikel 2:26 BW. In de visie van het OM is HAM Corporation een onderdeel van HAMC. Het OM stelt zich op het standpunt dat de werkzaamheid van deze organisaties in strijd is met de openbare orde. Met de ingediende verzoeken wil het OM bereiken dat de Nederlandse afdeling van de Hells Angels wordt verboden en ontbonden, dat er in de toekomst geen nieuwe afdelingen mogen worden opgericht en dat er ook door leden van buitenlandse afdelingen van HAMC en HAM Corporation geen clubactiviteiten in Nederland meer mogen worden verricht. Het doel van het OM is kortom dat aan de aanwezigheid van HAMC in Nederland, in welke hoedanigheid of verschijningsvorm ook, een definitief einde komt.
3.4.
Het OM heeft de rechtbank daartoe verzocht:(1) op grond van artikel 10:122 BW voor recht te verklaren dat de werkzaamheid van HAMC, waarvan HAM Corporation onderdeel uitmaakt, in strijd is met de openbare orde als bedoeld in artikel 2:20 BW, althans - voor het geval de rechtbank oordeelt dat HAM Corporation geen onderdeel uitmaakt van HAMC - voor recht te verklaren dat de werkzaamheid van HAM Corporation (zelfstandig) in strijd is met de openbare orde als bedoeld in artikel 2:20 BW;
(2) op grond van artikel 2:20 BW HAMC Holland verboden te verklaren en te ontbinden, onder benoeming van een vereffenaar, met bepaling dat een eventueel batig saldo na vereffening wordt uitgekeerd aan de Staat.Het OM heeft daarbij verzocht de beschikking hierover uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.5.
HAM Corporation is in de procedure bij de rechtbank verschenen en heeft verweer gevoerd. HAMC en HAMC Holland zijn niet verschenen. Wel hebben zich als belanghebbenden gemeld de Stichting c.s. Zij hebben ook verweer gevoerd tegen de verzoeken.
3.6.
De rechtbank heeft in de beschikking van 29 mei 2019 geoordeeld dat HAMC en HAMC Holland inderdaad bestaan en dat HAM Corporation een onderdeel is van HAMC. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de werkzaamheid van deze organisaties in strijd is met de openbare orde. De rechtbank heeft daarom de verzoeken van het OM toegewezen.In de zaak tegen HAMC heeft de rechtbank voor recht verklaard dat de werkzaamheid van HAMC, waarvan HAM Corporation onderdeel uitmaakt, in strijd is met de openbare orde als bedoeld in artikel 2:20 BW. In de zaak tegen HAMC Holland heeft de rechtbank HAMC Holland verboden verklaard en ontbonden. De rechtbank heeft de beschikking wat deze onderdelen betreft uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Verder heeft de rechtbank de zaken aangehouden in afwachting van de benoeming van een vereffenaar (die moet zorgen voor de vereffening van de in Nederland gelegen goederen van HAMC en het vermogen van HAMC Holland). Bij beschikking van 12 juli 2019 heeft de rechtbank een vereffenaar benoemd.
4. Omvang van het hoger beroep
4.1.
HAM Corporation en de Stichting c.s. hebben ieder afzonderlijk hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank van 29 mei 2019. Beide verzoeken zij het hof de beschikking te vernietigen en het verzoek van het OM alsnog af te wijzen. Zij hebben een groot aantal, deels elkaar overlappende, bezwaren (grieven) tegen de beschikking van de rechtbank aangevoerd. Daarmee leggen zij de zaak in volle omvang voor aan het hof.
4.2.
Alleen het verzoek van het OM te bepalen dat een eventueel batig saldo na vereffening toevalt aan de Staat is in deze zaak niet meer aan de orde (de rechtbank heeft dit verzoek niet toegewezen en het OM is daartegen niet opgekomen in hoger beroep).
5. De beoordeling in hoger beroep
Internationale rechtsmacht van de Nederlandse rechter
5.1.
De zaak van het OM tegen HAMC en HAM Corporation heeft een internationaal karakter. Het hof moet daarom in hoger beroep opnieuw beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is deze zaak te behandelen. Dat is inderdaad het geval, omdat het een zaak betreft die bij verzoekschrift moet worden ingeleid en het OM als verzoeker woonplaats heeft in Nederland. Uit artikel 3 aanhef en onder a Rv volgt dat de Nederlandse rechter in dat geval rechtsmacht heeft. Daar komt bij dat artikel 10:122 BW bepaalt dat het OM de rechtbank in Utrecht kan verzoeken voor recht te verklaren dat het doel of de werkzaamheid van een corporatie die niet is een Nederlandse rechtspersoon in strijd is met de openbare orde als bedoeld in artikel 2:20 BW. De rechtbank in Utrecht is bevoegd om over een dergelijk verzoek te beslissen, ongeacht de vestigingsplaats van de corporatie of andere relevante aanknopingspunten voor het bepalen van de internationale bevoegdheid van de rechter.De rechtsmacht van de Nederlandse rechter is ook daarmee gegeven in deze zaak.Het hof merkt daarbij nog op dat de bevoegdheidsregels uit de (Herschikte) EEX-Verordening en het EVEX (II)-Verdrag niet van toepassing zijn, omdat de zaak niet valt onder het materiële toepassingsgebied van deze verordening en dit verdrag.
Plan van behandeling
5.2.
Het hof zal hierna eerst ingaan op de vraag of HAMC en HAMC Holland bestaan en zijn aan te merken als een buitenlandse corporatie respectievelijk een informele vereniging in de zin van de wet. Daarna zal het hof beoordelen of de werkzaamheid van deze organisaties in strijd is met de openbare orde en of een verbod van deze clubs noodzakelijk is. Vervolgens zal het hof ingaan op de positie van HAM Corporation. Daarna komt de reikwijdte van de verklaring voor recht ten aanzien van HAMC en verbodenverklaring en ontbinding van HAMC Holland aan de orde. Daarbij gaat het er met name om wat dit betekent voor de charters en hun leden in Nederland. Ten slotte zal het hof beslissen over het verzoek van het OM de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Bestaat HAMC en is HAMC een corporatie in de zin van artikel 10:117 BW?
5.3.
Volgens het OM is HAMC een wereldwijde organisatie van de Hells Angels, die voldoet aan de definitie van een corporatie in artikel 10:117 BW. De Stichting c.s. en HAM Corporation betwisten dat: zij betogen dat de Hells Angels charters onafhankelijk van elkaar bestaan en dat geen sprake is van een wereldwijde, als zelfstandige eenheid of organisatie naar buiten tredende club. De rechtbank heeft geoordeeld dat HAMC wel als een zelfstandige organisatie naar buiten treedt en dus een corporatie is in de zin van artikel 10:122 BW.De Stichting c.s. en HAM Corporation keren zich tegen dat oordeel en de overwegingen waarop dat oordeel berust. Het hof overweegt daarover het volgende.
5.4.
Zoals hiervoor al is vermeld, houdt artikel 10:122 BW in dat het OM de rechtbank kan verzoeken voor recht te verklaren dat het doel of de werkzaamheid van een corporatie die niet is een Nederlandse rechtspersoon, in strijd is met de openbare orde als bedoeld in art. 2:20 BW. Volgens artikel 10:117, aanhef en onder a, BW wordt onder ‘corporatie’ verstaan “een vennootschap, vereniging, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij, stichting en ieder ander als zelfstandige eenheid of organisatie naar buiten optredend lichaam en samenwerkingsverband”. In het arrest in de Bandidos-zaak1.heeft de Hoge Raad over dit begrip samengevat het volgende overwogen. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het begrip ‘corporatie’ een ruim te interpreteren verzamelbegrip is voor die naar buiten tredende lichamen en samenwerkingsverbanden die door het recht als zodanig worden erkend. Niet is vereist dat sprake is van een rechtspersoon. Evenmin is vereist dat de bevoegdheid bestaat drager te zijn van rechten en verplichtingen, rechtshandelingen te verrichten of in rechte op te treden. Voldoende is dat als zelfstandige eenheid naar buiten wordt opgetreden, waarbij het niet behoeft te gaan om economische of bedrijfsmatige zelfstandigheid. Het enige criterium voor het zijn van een ‘corporatie’ is dat de corporatie als zelfstandige eenheid of organisatie naar buiten optreedt en dat het toepasselijke recht daar bepaalde gevolgen aan verbindt. Het beslissende criterium bestaat dus in het naar buiten als zelfstandige eenheid optreden, dat duidelijk het verschil met een zuiver contractuele samenwerking markeert.
Als het OM een verzoek doet op de voet van artikel 10:122 BW, moet het stellen en zo nodig onderbouwen dat sprake is van een ‘corporatie’ in de zin van art. 10:117 aanhef en onder a BW. Welke eisen in dit verband kunnen worden gesteld aan de stelplicht van het OM en in hoeverre het OM zijn stellingen moet onderbouwen, hangt af van de omstandigheden van het geval. Met toewijzing van een verzoek op grond van artikel 10:122 BW staat vast dat het doel of de werkzaamheid van de corporatie in strijd is met de openbare orde als bedoeld in art. 2:20 BW. Deelname in Nederland aan de werkzaamheden van de corporatie is daarna strafbaar. De verklaring voor recht betekent daarom een ernstige inbreuk op grondrechten (de vrijheid van vereniging en vrijheid van meningsuiting), waaraan slechts in het uiterste geval mag worden toegekomen. Daarom moeten hoge eisen worden gesteld aan een verzoek op de voet van art. 10:122 BW en de motivering en onderbouwing daarvan: daaruit moet onder meer blijken dat sprake is van een corporatie zoals bedoeld in artikel 10:122 BW.
5.5.
Het gaat er dus om of HAMC een wereldwijde, als zelfstandige organisatie naar buiten tredende motorclub is. Op grond van de volgende feiten en omstandigheden komt het hof tot de conclusie dat dit inderdaad het geval is.
5.6.
In de eerste plaats staat vast dat er worldrules zijn die gelden voor alle Hells Angels ter wereld. Deze worldrules bestaan uit constitutional rules, admission rules, traditions, internet rules, voting rules en prohibitive rules (zoals in rov. 4.7 van de beschikking van de rechtbank verder beschreven). De regels gaan onder meer over de motorfiets die ieder lid en prospect moet hebben, stemrecht (het principe van one man, one vote), het dragen van patches (herkenningstekens), het beslechten/uitvechten van conflicten, ongewenst gedrag, wie zijn uitgesloten van lidmaatschap van de club, het verbod om tevens lid te zijn van een andere motorclub, de proeftijd van een jaar die geldt voor alle nieuwe leden, het vormen van charters, de procedure die moet worden gevolgd als een lid de club verlaat of wil overgaan naar een ander charter en het verbod om zaken te verkopen of dragen met de naam Hells Angels en/of het death head-logo zonder de vereiste licentie van HAM Corporation. De worldrules worden ook daadwerkelijk gehandhaafd. Zo zijn er boetes gesteld op diverse overtredingen van de worldrules, die ook daadwerkelijk worden opgelegd. Overtreding van sommige worldrules kan leiden tot tijdelijke of definitieve verwijdering uit de club. Dat de charters moeten controleren op de naleving van de wereldwijde regels en de boetes innen, zoals de Stichting c.s. aanvoeren, doet niet af aan het dwingende karakter van de clubregels die op wereldniveau worden bepaald.
5.7.
In de tweede plaats zijn er worldmeetings, wereldwijde bijeenkomsten van de Hells Angels die twee keer per jaar worden gehouden. Alle landen waarin de Hells Angels zijn gevestigd, moeten daarbij zijn vertegenwoordigd. Daarnaast vinden er world runs plaats waarbij gezamenlijke activiteiten worden ondernomen. Waar en wanneer de world runs plaatsvinden en welk onderdeel de activiteiten organiseert, wordt tijdens de worldmeetings besproken. Alle charters zijn verplicht om aan deze evenementen deel te nemen, op straffe van een boete.
5.8.
Op de worldmeetings worden verder clubzaken besproken die voor alle Hells Angels (wereldwijd) van belang zijn. Tijdens de worldmeetings worden ook voorstellen besproken voor de invoering van nieuwe of aanpassing of schrapping van bestaande worldrules. Zoals in de notulen van de worldmeeting in Italië in 2018 is vastgelegd, geldt het volgende besluitvormingsproces voor deze zogenoemde world rule motions: de motion wordt gepresenteerd tijdens een eerste worldmeeting, daarna wordt de motion bediscussieerd tijdens een tweede worldmeeting en ten slotte wordt over de motion gestemd en besloten (voted and tallied) bij een derde worldmeeting. De Stichting c.s. hebben betoogd dat de besluitvorming niet tijdens de worldmeeting plaatsvindt, maar dat alle leden een stem uitbrengen en dat deze stemmen via de charters worden verzameld. Ook als dat zo is, neemt dat niet weg dat de resultaten van de stemming wereldwijd worden vastgesteld. Daarmee wordt bindend vastgesteld dat een world rule motion is aangenomen of niet, wat wordt vastgelegd in de notulen van de worldmeeting. Blijkens notulen van worldmeetings die zich in het dossier bevinden, gaan world rule motions bijvoorbeeld over regels voor het dragen van herkenningstekens van andere landen/charters, de plaats waar bepaalde herkenningstekens op de kleding moeten worden gedragen en welke leden een bepaald onderscheidingsteken mogen dragen (zie voorbeelden in rov. 4.8 van de beschikking van de rechtbank). Deze voorbeelden illustreren dat over zaken die de onderlinge verhoudingen tussen de Hells Angels (charters) en/of het imago van de hele club raken op wereldwijd niveau wordt gesproken en beslist. Het standpunt van de Stichting c.s. dat de worldmeeting slechts een evenement is voor alle Hells Angels ter wereld waarvan verder geen gezag uitgaat, volgt het hof dus niet. Het is onmiskenbaar (ook) een wereldwijde, besluiten nemende vergadering waaraan alle Hells Angels zijn onderworpen. Uit de regelmatige vergaderingen en activiteiten op wereldniveau blijkt voorts dat er wereldwijd wordt samengewerkt door de Hells Angels uit de verschillende werelddelen en landen.
5.9.
Uit de worldrules blijkt tevens van een wereldwijde organisatiestructuur. Zo is in de voting rules bepaald dat motions (to pass a rule of for request or approval) kunnen worden ingediend op drie forums: ‘Regional, National and World’. Uit de gedingstukken blijkt dat er naast worldmeetings bijvoorbeeld ook European meetings zijn waar motions worden ingebracht. Duidelijk is dat, voor zover het gaat om onderwerpen die voor alle Hells Angels van belang zijn, daarover uiteindelijk op wereldniveau moet worden beslist. Uit de voting rules kan dus worden afgeleid dat er een organisatie bestaat op wereldwijd niveau, regionaal niveau (per werelddeel) en nationaal niveau. De notulen van worldmeetings en European meetings die het OM heeft overgelegd, bevestigen dat op deze verschillende niveaus structureel wordt overlegd en over clubzaken wordt beslist. De charters zijn meestal binnen één land georganiseerd (en bevinden zich dan dus onder het nationale niveau) maar kunnen zich ook over meer dan één land uitstrekken. Dat laatste doet niet af aan het beeld van een wereldwijde organisatie die een geografische onderverdeling kent.
5.10.
Uit dit alles blijkt dat er een organisatorisch verband van alle Hells Angels ter wereld bestaat. Dat er geen president of bestuur op mondiaal niveau is en dat er geen internationaal hoofdkantoor bestaat, doet daaraan onder deze omstandigheden niet af. Het hof onderkent daarbij dat de Hells Angels bottom up zijn georganiseerd, wat tot uitdrukking komt in het feit dat besluiten over alle relevante zaken worden genomen op basis van het principe one man, one vote. De charters hebben ook een zekere vorm van zelfstandigheid. Maar dat neemt niet weg dat zij een duidelijk gestructureerd geheel vormen op wereldschaal, waarbij alle Hells Angels lid zijn van één en dezelfde club. Het hof merkt daarbij nog op dat, zoals uit het voorgaande blijkt, op wereldniveau over wezenlijke zaken van de club - over regels die de identiteit van de Hells Angels betreffen en over concrete clubzaken die alle Hells Angels aangaan of die het lokale niveau overstijgen - wordt gesproken en beslist.
5.11.
Verder treedt HAMC onmiskenbaar als zelfstandige organisatie naar buiten toe op. Allereerst blijkt dit uit de unieke uiterlijke kenmerken die alle Hells Angels gebruiken om te tonen dat zij lid van de Hells Angels zijn. Zo ziet de achterkant van de colors (zwarte mouwloze vesten) die elke Hells Angel draagt er in de kern hetzelfde uit: een toprocker met de naam Hells Angels (in rode letters op een wit vlak), het death head-logo met daarnaast de afkorting MC in het midden (in rode letters op een wit vlak) en een bottomrocker met een geografische naam (bijvoorbeeld Holland, in rode letters op een wit vlak). Iedereen die een persoon ziet met deze uiterlijke kenmerken weet dat hij te maken heeft met een lid van de Hells Angels. De Stichting c.s. hebben er weliswaar op gewezen dat ieder charter (in Nederland althans) een eigen death head logo gebruikt. Bij het zien van deze logo’s vallen echter vooral de overeenkomsten op (de typerende afbeelding van een doodshoofd met vleugels), veel meer dan de verschillen (diverse kleuren, varianten in vorm op detailniveau en toevoeging van een afkorting of symbool voor de locatie; zie bijlage 12 bij de brief van mr. Knoops van 31 augustus 2020 en het overzicht in zijn PowerPointpresentatie in hoger beroep). Dat op een siderocker (aan de voor-/zijkant van het vest) de naam van het charter staat, doet ook niet af aan het beeld van één club. Het geheel levert het beeld op dat men te maken heeft met een lid van een afdeling van de Hells Angels uit een bepaald land/gebied, en daarmee nog steeds eerst en vooral met een Hells Angel. Van belang is daarbij ook nog dat de charters en leden een licentieovereenkomst moeten sluiten met HAM Corporation om de naam en logo’s van de Hells Angels onder meer voor dit doel te mogen gebruiken. Zoals hiervoor al is vermeld, is dit ook vastgelegd in de worldrules. De charters regelen vervolgens zelf de productie en uitgifte van clubkleding, logo’s en onderscheidingstekens voor hun leden. Dat neemt niet weg dat het gebruiken van de clubkleding (met namen, logo’s en onderscheidingstekens) op deze manier strikt is gereguleerd op wereldniveau. Met dit alles is onmiskenbaar dat de Hells Angels zich presenteren als wereldwijde motorclub.
5.12.
Daarnaast treedt HAMC naar buiten toe op via de website www.hells-angels.com. Deze website bevat informatie over Hells Angels MC World, met op de homepage de kenmerkende toprocker met de naam Hells Angels, het death head-logo en de bottomrocker met de geografische aanduiding World. Deze aanduiding blijft zichtbaar als andere pagina’s op de website worden bezocht. Verder bevat de website informatie over de verschillende geografische verbanden van ‘HAMC World’. De Stichting c.s. hebben weliswaar aangevoerd dat het OM niet heeft aangetoond dat deze website wordt beheerd door een wereldwijde organisatie van de Hells Angels, maar dat is hier niet doorslaggevend. Uit de internet rules (onderdeel van de worldrules) blijkt dat alle leden, prospects en hangarounds van de Hells Angels, waar ook ter wereld, moeten bijdragen in de kosten van de World Web Master. Vaststaat dat die bijdrage ook daadwerkelijk wordt betaald. Het OM heeft de webmaster inmiddels geïdentificeerd, te weten een zekere [naam2] , lid van de Hells Angels. De Stichting c.s. hebben dat niet betwist. Dat de webmaster de content van de website zelf mag bepalen, zoals de Stichting c.s. aanvoeren, heeft hooguit relatieve betekenis: het neemt in elk geval niet weg dat hij is gebonden aan de wereldwijd vastgestelde clubregels van de Hells Angels. Het is verder moeilijk voorstelbaar dat de Hells Angels deze website ongemoeid zouden laten als zij niet achter de inhoud ervan zouden staan. Dit alleen al vanwege de strenge regels voor het gebruik van hun naam en logo, die strikt worden gehandhaafd. Gelet op deze omstandigheden moet de website wel degelijk worden beschouwd als uiting van HAMC, waarmee zij naar buiten treedt als wereldwijde organisatie van de Hells Angels.
5.13.
Recapitulerend betekent dit (a) dat er wereldwijd wordt samengewerkt tussen de Hells Angels uit alle werelddelen en landen waarin zij zijn gevestigd, (b) dat er een wereldwijde besluiten nemende vergadering bestaat waaraan alle Hells Angels zijn onderworpen, (c) dat de Hells Angels een wereldwijde organisatiestructuur kennen, (d) dat er worldrules zijn met bepalingen over de organisatie, toelating van leden, tradities, stemrecht en gedragsregels waaraan alle Hells Angels ter wereld zijn gebonden, (e) dat de Hells Angels zich met hun clubkleding, logo’s en onderscheidingstekens als wereldwijde motorclub presenteren en (f) dat er een door alle Hells Angels bekostigde, gemeenschappelijke website is waarop HAMC als wereldwijde organisatie van de Hells Angels naar buiten treedt. Op grond van deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, deelt het hof het oordeel van de rechtbank dat HAMC bestaat en alle kenmerken heeft om haar als corporatie in de zin van artikel 10:117 BW aan te merken. Het gaat niet slechts om een losse verzameling van charters die dezelfde kenmerken hebben omdat zij nu eenmaal dezelfde oorsprong hebben, hetzelfde gedachtengoed aanhangen en dezelfde regels volgen, en die elkaar af en toe ontmoeten om gezamenlijke activiteiten te ondernemen en vrijblijvend te overleggen om tradities in stand te houden. Dat HAMC geen rechtspersoon is doet in dit verband verder niet ter zake. De bezwaren van de Stichting c.s. tegen dit oordeel worden dan ook verworpen.
Bestaat HAMC Holland en is HAMC Holland een informele vereniging?
5.14.
De volgende vraag is of HAMC Holland bestaat en is aan te merken als een informele vereniging, zoals het OM betoogt. De Stichting c.s. betwisten dat. Zij voeren aan dat, als de Hollandse (charters van de) Hells Angels onderling al een verband vormen, in elk geval geen sprake is van een informele vereniging omdat niet aan de vereisten daarvoor is voldaan.De rechtbank heeft geoordeeld dat er wel een informele vereniging HAMC Holland is. Dat oordeel bestrijden de Stichting c.s. in dit beroep. Het hof overweegt daarover het volgende.
5.15.
Volgens artikel 2:26 lid 1 BW is de vereniging een rechtspersoon met leden die is gericht op een bepaald doel. Als de statuten van een vereniging zijn opgenomen in een notariële akte is sprake van een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, ook wel een formele vereniging genoemd. Als een vereniging niet beschikt over statuten die in een notariële akte zijn opgenomen, is sprake van een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid, ook wel informele vereniging genoemd. Zoals de Hoge Raad heeft overwogen in het Bandidos-arrest, volgt uit artikel 2:26 lid 1 BW en de toelichting daarop dat voor het zijn van een informele vereniging is vereist dat er een zelfstandig lichaam is dat als zodanig deelneemt aan het rechtsverkeer, dat leden heeft en dat gericht is op een bepaald doel.
Dit veronderstelt enig organisatorisch verband. Of daarvan in een concreet geval sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Dergelijke omstandigheden kunnen zijn dat er min of meer vaste regels of gebruiken zijn, dat een of meer leden coördinerende taken vervullen ten behoeve van het zelfstandige lichaam, dat er ledeninspraak is, dat gelden worden ingezameld of contributie wordt geheven, dat een bankrekening wordt aangehouden op naam van het zelfstandige lichaam of dat er een gemeenschappelijke kas is. Opmerking verdient nog dat uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat aan het bestaan van een informele vereniging niet te zware eisen moeten worden gesteld.2.
5.16.
Een informele vereniging kan dus vormvrij ontstaan. Nodig is alleen dat aan de hiervoor vermelde inhoudelijke criteria is voldaan, wat uit de omstandigheden van het geval moet blijken. Een specifieke oprichtingshandeling is niet vereist. Op grond van de volgende omstandigheden is het hof van oordeel dat HAMC Holland inderdaad als organisatorisch verband bestaat en voldoet aan de vereisten om haar als informele vereniging aan te merken.
5.17.
Allereerst is van belang dat in de worldrules de wezenlijke clubzaken van de Hells Angels zijn geregeld. Zoals hiervoor al is overwogen, zijn alle leden van de Hells Angels hieraan gebonden. Uit de worldrules blijkt verder dat de Hells Angels zijn georganiseerd op wereldniveau, regionaal niveau en nationaal niveau. In deze structuur is HAMC Holland het nationale niveau, gevormd door de Hells Angels in Nederland. Op dit niveau zijn er ook onmiskenbaar vaste regels en gebruiken. Zo bestaan er HAMC Holland Richtlijnen (met versies voor members, prospects en hangarounds). Hierin zijn bepalingen opgenomen over allerlei clubzaken, variërend van regels over het toelaten van nieuwe leden (van hangaround tot prospect en van prospect tot member), het gebruik van de motorfiets, het verplicht dragen van colors, de aanwezigheid van leden en charters bij (Holland) meetings, het betalen van contributie aan de charters en de mogelijkheid om vrijstelling hiervan te krijgen, het nemen van beslissingen over eervol of oneervol ontslag (good or bad standing, met bijbehorende consequenties), sancties bij ongewenst gedrag, het overstappen naar een ander charter en het vormen van nieuwe charters in Nederland, tot stemregels. Op overtreding van diverse bepalingen zijn sancties gesteld (zoals inname van colors, uitstoting en boetes). Het standpunt van de Stichting c.s. dat het hierbij slechts gaat om richtlijnen en niet om bindende regels, volgt het hof niet. Sommige bepalingen hebben inderdaad meer het karakter van aanwijzingen of een gedragscode (zoals de bepalingen dat men bij het defect gaan van de motorfiets moet zorgen dat deze binnen een maand gerepareerd of in een vergevorderd stadium van reparatie is, dat men de motorfiets in goede staat van onderhoud moet houden, dat men de motorfiets klaar moet hebben en bij het begin van het seizoen - februari/maart - moet rijden), maar de meeste bepalingen zijn wel degelijk dwingend van aard, mede gelet op de sancties die zijn gesteld op het niet naleven ervan (zoals verplicht afmelden voor een meeting op straffe van een boete, zie rov. 5.19.). Dat de regels op charterniveau worden gehandhaafd, doet ook niet af aan het dwingende karakter van de regels die landelijk zijn vastgesteld. Zoals uit de HAMC Holland Richtlijnen verder blijkt, zijn er Holland meetings waarop over zaken op nationaal clubniveau wordt overlegd en beslist. Dat er gestemd wordt volgens het principe one man, one vote en de stemmen per charter worden verzameld, neemt ook niet weg dat er op deze manier wel besluiten worden genomen op landelijk niveau waaraan de Hells Angels in Nederland vervolgens zijn gebonden. Deze Holland meetings vinden ook daadwerkelijk regelmatig plaats, naast andere landelijke activiteiten.
5.18.
Van een president of bestuur op nationaal niveau is geen sprake. Wel zijn er leden die coördinerende taken vervullen ten behoeve van de Hells Angels in Nederland. Zo is er een national secretary, die ledenlijsten beheert van de Nederlandse charters, informatie onder de charters verspreidt, als contactpunt fungeert voor communicatie met buitenlandse charters en bij stemmingen op nationaal, Europees en mondiaal niveau de stemmen verzamelt die de Nederlandse leden hebben uitgebracht. Ook is er een national treasurer, die ervoor zorgt dat de charter-overstijgende kosten (zoals kosten voor world- en euroruns, cadeaus, rouwkransen en -advertenties, begrafenissen in het buitenland en advocaatkosten) worden betaald en omgeslagen over de Nederlandse leden. Daarvoor houdt hij ook een administratie bij. De jaarlijkse licentievergoeding voor HAM Corporation en de bijdrage voor de world web master worden geïnd via de charters en verzameld door de national secretary of treasurer.
5.19.
In de HAMC Holland Richtlijnen is opgenomen dat, als een member niet naar de meeting kan komen, hij zich moet afmelden op straffe van een boete. Daaruit volgt dat de leden in beginsel worden geacht aanwezig te zijn, en in elk geval ook aanwezig mogen zijn bij de Holland meetings. Bij stemmingen geldt, net als op wereldniveau, het beginsel van one man one vote. Ieder lid heeft dus een stem in de besluitvorming, ook op nationaal niveau. De HAMC Holland Richtlijnen bepalen daarbij dat voor besluiten een 2/3 meerderheid is vereist, behalve bij besluiten over toelating van nieuwe leden en prospect MC’s waarbij unanimiteit is vereist. Ledeninspraak is dus nadrukkelijk aanwezig, ook op nationaal niveau.
5.20.
Zoals in de HAMC Holland Richtlijnen is bepaald, betalen de leden maandelijks contributie aan hun charter. Van de geldelijke bijdragen die de leden betalen aan de charters, wordt een deel betaald ten behoeve van HAMC Holland en gebruikt voor betalingen voor charter-overstijgende aangelegenheden (zie rov. 5.18). Voor dat doel worden ook gelden ingezameld via de charters. Indirect ontvangt HAMC Holland dus wel clubbijdragen van de Nederlandse HA-leden.
5.21.
Niet is gebleken dat een bankrekening wordt aangehouden op naam van HAMC Holland. Wel worden gelden ingezameld van de Nederlandse Hells Angels voor het betalen van de charter-overstijgende kosten (zie ook wat dit betreft rov. 5.18). De Stichting c.s. hebben niet betwist dat dit verloopt via bankrekeningen die zijn gelieerd aan het charter waarvan de national treasurer lid is (charter North Coast) en contante betalingen. In die zin is wel sprake van een clubkas met gelden van HAMC Holland.
5.22.
Verder is van belang dat de Nederlandse Hells Angels zich naar buiten toe als eenheid presenteren onder de naam Hells Angels MC Holland. Dat blijkt allereerst uit de uiterlijke kenmerken waarmee de Nederlandse leden zich in het openbaar vertonen. Zo staat op de achterkant van de colors die zij dragen in het groot ‘Hells Angels’ op de toprocker, ‘Holland’ op de bottomrocker en het death head logo met ‘MC’ daartussenin. De uitleg van de Stichting c.s. dat het in de biker scene gebruikelijk is dat onder het logo een landnaam wordt vermeld, zodat bij evenementen duidelijk is waar iedereen vandaan komt, neemt niet weg dat de Nederlandse leden zich op deze manier voor een ieder herkenbaar als eenheid presenteren. Het feit dat op een siderocker de naam van het charter staat waartoe het lid behoort, doet ook niet af aan het beeld dat het gaat om een lid van de Hells Angels, onderdeel Holland. De kleine verschillen tussen de charterlogo’s doen dat evenmin. De logo’s hebben alle dezelfde wezenlijke kenmerken, waardoor zij direct herkenbaar zijn als het symbool van de Hells Angels. Dat de clubkleding met deze varianten moet worden gezien als uiting van één organisatie, wordt ondersteund door het feit dat het gebruik ervan strikt is gereguleerd op het hoogste niveau (zie rov. 5.11).
5.23.
Daarnaast wordt op websites van de Hells Angels gerefereerd aan HAMC Holland.
Zo bevat de website www.hells-angels.com (van HAMC, zie rov. 5.12) een link naar het Nederlandse gedeelte van de club. Op de desbetreffende pagina staat informatie over de charters in Nederland, met daarnaast een afbeelding met het opschrift ‘Hells Angels’, het death head logo met ‘MC’ en het onderschrift ‘Holland - Est. 1978’. Daarnaast bestaat de website www.hellsangels.nl. Daarop is een kaart van Nederland afgebeeld met daarin het death head logo, waarop de Nederlandse charters zijn aangegeven. Bovenaan de pagina staat ‘Welcome to Holland’. Deze website bevat weer een link naar de website van HAMC en bevat ook links naar websites van Nederlandse charters. De Stichting c.s. hebben aangevoerd dat niet is aangetoond dat deze website wordt beheerd door HAMC Holland. Zij wijzen er daarbij op dat tegenwoordig iedereen vrij eenvoudig een website kan maken en online kan zetten en dat dit ook kan zonder toestemming van degene op wie de website betrekking heeft. Die betwisting volstaat hier echter niet. Het is immers onwaarschijnlijk dat zo maar een derde een website met de bedoelde informatie over de Hells Angels in Nederland opzet. Daarbij zou het voor de hand hebben gelegen dat tegen deze website was opgetreden als deze niet de instemming van de Hells Angels had gehad, zeker nu de beschermde naam en het logo van de Hells Angels erop worden gebruikt. Dat dit niet is gebeurd, wijst erop dat de website de goedkeuring heeft van de Hells Angels in Nederland. Het OM heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep nog vermeld dat de website inmiddels niet meer is te raadplegen en dat de homepage zwart is gemaakt. Dat doet niet af aan de conclusie dat HAMC Holland tot voor kort op deze wijze naar buiten toe als eenheid werd gepresenteerd.
5.24.
Voorts blijkt uit het dossier dat er betalingen en donaties worden gedaan uit naam van HAMC Holland en ook dat er wordt gefactureerd aan HAMC Holland. Dat dit een praktische achtergrond heeft, zoals de Stichting c.s. aanvoeren, mag zo zijn, maar wil niet zeggen dat deze omstandigheid geen betekenis heeft, zeker nu het gaat om een structurele praktijk.
5.25.
Ten slotte bevestigen recente voorbeelden uit het dossier dat HAMC Holland als organisatorisch verband bestaat en voor de Nederlandse leden ook daadwerkelijk betekenis heeft. In een afgeluisterd telefoongesprek van 11 oktober 2017 spreken de president van charter Northcoast en de treasurer (die tevens national treasurer is) over een rouwadvertentie van ‘Holland’. In een telefoongesprek van 29 december 2017 spreekt een lid van charter Rotterdam met de sergeant at arms van charter Northcoast over de uitvaart van de dochter van een lid van Satudarah met wie hij bevriend is. Uit het gesprek blijkt dat hij toestemming nodig heeft van ‘Holland’ om deze uitvaart bij te wonen. Bij gesprekken in het clubhuis van charter Northcoast op 15 juni 2018 gaat het over de strategie die de charter moet volgen in verband met het verzoek van het OM tot verbodenverklaring van de Hells Angels in Nederland. Besproken wordt dat aan ‘Holland’ moet worden gevraagd of Holland het goed vindt dat charter Northcoast een second opinion vraagt aan de eigen advocaat (zie bijlage 28 onder 2.1.5, 2.1.6 en 2.1.8). Uit het tweede en derde voorbeeld blijkt ook dat het niet slechts om vrijblijvende afstemming gaat.
5.26.
Op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert het hof dat HAMC Holland een zelfstandige organisatie vormt van alle Hells Angels in Nederland, die ook als zodanig deelneemt aan het rechtsverkeer. Daarbij zijn de Nederlandse Hells Angels mede te beschouwen als lid van HAMC Holland. Het feit dat zij allen (kunnen) deelnemen aan de Holland meetings en activiteiten en een stem hebben bij besluiten op landelijk niveau, is daarvoor een belangrijke aanwijzing. Het lijdt verder geen twijfel dat HAMC Holland is gericht op een bepaald doel, namelijk het bevorderen van de activiteiten en de samenwerking van de Hells Angels in Nederland. Met de rechtbank is het hof daarom van oordeel dat HAMC Holland een informele vereniging is. De bezwaren van de Stichting c.s. tegen dit oordeel worden dus verworpen.
Is de werkzaamheid van HAMC en/of HAMC Holland in strijd met de openbare orde?
5.27.
De vraag is dan of de werkzaamheid van HAMC (Holland) in strijd is met de openbare orde, zoals het OM betoogt. De Stichting c.s. hebben dat betwist. In de kern gaat het daarbij om de vraag in hoeverre gedragingen van (individuele) Hells Angels kunnen worden toegerekend aan HAMC (Holland) en of op basis van het door het OM aangeleverde dossier kan worden vastgesteld dat sprake is van zodanige gedragingen van de Hells Angels dat de openbare orde in Nederland daardoor wordt bedreigd. De rechtbank heeft samengevat overwogen dat de geweldscultuur van HAMC een bijzondere omstandigheid is die maakt dat het plegen van geweld door Hells Angels in veel gevallen moet worden toegerekend aan HAMC, ook al heeft HAMC daaraan geen leiding gegeven of daarvoor doelbewust gelegenheid gegeven. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het geweld vaak zo ernstig is en zorgt voor zoveel onrust in de samenleving dat inderdaad sprake is van een werkzaamheid in strijd met de openbare orde als bedoeld in artikel 2:20 BW. Dat oordeel bestrijden de Stichting c.s. uitvoerig in hoger beroep.
5.28.
Bij de beoordeling hiervan stelt het hof het volgende voorop, onder verwijzing naar de rechtspraak van de Hoge Raad over dit onderwerp.3.
5.29.
Bij de beantwoording van de vraag of de werkzaamheid van de rechtspersoon in strijd is met de openbare orde geldt als uitgangspunt dat de in artikel 8 van de Grondwet en artikel 11 van het EVRM gewaarborgde vrijheid van vereniging en vergadering een grondbeginsel is van de democratische rechtsstaat. Het verbieden van een rechtspersoon betekent een ernstige inbreuk op dit grondrecht, waaraan slechts in het uiterste geval mag worden toegekomen. Voor een verbodenverklaring moet het dan ook gaan om meer dan uit maatschappelijk oogpunt ongewenst gedrag. De verbodenverklaring moet worden gezien als een noodzakelijke maatregel om gedragingen te voorkomen die een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormen van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel en die onze samenleving (kunnen) ontwrichten. Dit dwingt tot een terughoudende toepassing van de in artikel 2:20 BW neergelegde mogelijkheid tot het verbieden en ontbinden van rechtspersonen. Deze noodzaak tot terughoudendheid verzet zich tegen een ruime uitleg, die zou meebrengen dat aan een rechtspersoon gedragingen van derden als eigen 'werkzaamheid' worden toegerekend, alleen doordat de rechtspersoon daarvan of van de cultuur waarin die gedragingen plaatsvinden geen of onvoldoende afstand heeft genomen. Wanneer de rechtspersoon bij gedragingen van derden, zoals members of binnen- of buitenlandse zusterorganisaties, zelf niet rechtstreeks betrokken is in die zin dat het bestuur daaraan leiding heeft gegeven of daartoe doelbewust gelegenheid heeft gegeven, kunnen die gedragingen aan de rechtspersoon slechts als eigen 'werkzaamheid' worden toegerekend indien bijzondere feiten en omstandigheden daartoe grond geven.
5.30.
Artikel 2:20 BW moet verder worden uitgelegd in het licht van de artikelen 7 en 8 Grondwet en 10 en 11 EVRM, die de fundamentele vrijheden van meningsuiting en van vereniging waarborgen. Die vrijheden zijn niet absoluut. De vrijheid van meningsuiting geldt volgens artikel 7 lid 1 van de Grondwet ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’. Volgens artikel 10 lid 2 EVRM kan de uitoefening daarvan worden onderworpen aan bepaalde beperkingen (i) die bij de wet zijn voorzien en (ii) die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn (iii) in het belang van limitatief omschreven gronden, waaronder de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van rechten en vrijheden van anderen. De uitoefening van de vrijheid van vereniging kan volgens artikel 8 Grondwet bij wet worden beperkt in het belang van de openbare orde, en volgens artikel 11 lid 2 EVRM onder dezelfde voorwaarden als gelden voor de vrijheid van meningsuiting. Daarbij wordt met openbare orde in artikel 2:20 BW hetzelfde bedoeld als met de goede zeden in artikel 10 lid 2 en 11 lid 2 EVRM. Gelet op de grote betekenis van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging in een democratische samenleving moet de rechter terughoudendheid betrachten bij de beantwoording van de vraag of dergelijke beperkingen noodzakelijk zijn. Aan de hiervoor onder (i) vermelde voorwaarde is voldaan in het geval van het verbod en de ontbinding van een vereniging op de voet van artikel 2:20 BW, omdat de uitoefening van voormelde vrijheden wordt beperkt op grond van een uitdrukkelijke wetsbepaling die met voldoende precisie is geformuleerd, en voldoende basis biedt om willekeur te voorkomen. Bij de beoordeling of aan de hiervoor onder (ii) gestelde voorwaarde is voldaan, dient de rechter blijkens vaste rechtspraak van het EHRM na te gaan of de beperking van de onderhavige fundamentele vrijheid haar grond vindt in een pressing social need, of de inbreuk proportioneel is aan het daarmee nagestreefde wettige doel, en of de gehanteerde gronden ter zake dienend en toereikend zijn. In zijn beoordeling of aan deze eis is voldaan, moet de rechter onder meer de aard van de werkzaamheid van de vereniging betrekken, en ook de kennelijke bedoeling bij en de gevolgen van de desbetreffende uitingen en gedragingen. In dit verband is niet noodzakelijk dat de vereniging al daadwerkelijk een gevaar vormt voor de openbare orde.
5.31.
Het OM heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar de bijlagen bij het verzoekschrift en diverse updates, waarin talloze voorbeelden uit binnen- en buitenland worden gegeven van geweld en andere vormen van criminaliteit gepleegd door de Hells Angels. Het OM heeft daarbij aangevoerd dat sprake is van een afgedwongen zwijgplicht voor leden, intimidatie en geweld richting getuigen, overheidspersoneel en anderen ter voorkoming van effectief optreden tegen HAMC, verdere afscherming van de club, structurele criminaliteit gepleegd door (bestuurs-) leden en gefaciliteerd en gestimuleerd door de club, structureel geweld vanuit de club, het ontzeggen van de vrijheid van vereniging en vrijheid van persoonlijke levenssfeer aan buitenstaanders, een uittredingsbeleid waarbij leden niet vrij zijn de club (zonder consequenties) te verlaten en misleiding van buitenstaanders over de werkzaamheid van de club. Volgens het OM blijkt uit het geheel dat de gedragingen te plaatsen zijn in en voortkomen uit de subcultuur van wetteloosheid die wordt gecultiveerd vanuit de traditie van de zogenaamde 1%-MC’s. Volgens het OM blijkt hieruit dat de werkzaamheid van HAMC, waaronder ook de werkzaamheid van HAMC Holland moet worden verstaan, in strijd is met de openbare orde.
5.32.
De Stichting c.s. hebben dit uitvoerig betwist. Zij voeren in de eerste plaats aan dat de cijfers die de grondslag vormen van de integrale aanpak van OMG’s (Outlaw Motorcycle Gangs), waar deze zaak uit voortkomt, sterk moeten worden gerelativeerd. In de tweede plaats betogen zij dat de overheid doelbewust bezig is om het maatschappelijke beeld van de Hells Angels te veranderen van een motorclub naar een criminele organisatie. Het beeld van de Hells Angels als bende of gang omdat relatief veel leden betrokken zouden zijn bij (ernstige) strafbare feiten, is volgens hen onzorgvuldig en niet onderbouwd. In de derde plaats voeren zij aan dat ten onrechte al het geweld wordt toegerekend aan alle rechtspersonen die op de verschillende niveaus bij de Hells Angels zouden bestaan. In de vierde plaats uiten zij kritiek op het door het OM aangevoerde bewijsmateriaal: volgens hen is sprake van een structurele onevenwichtigheid tussen de belanghebbenden en het OM, is de kwaliteit en betrouwbaarheid van de door het OM gebruikte bronnen onvoldoende en is niet voldaan aan de uit artikel 21 Rv voortvloeiende eis van volledigheid en waarheidsgetrouwheid. Met dat laatste doelen zij erop dat veel in de bijlagen genoemde buitenlandse rechtspraak niet te traceren is en dat veel andere bronnen bestaan uit persberichten en informatie uit politiesystemen die voor hen niet is te verifiëren. Verder voeren zij aan dat de politieonderzoeken maar zeer beperkt resultaat hebben opgeleverd, dat er ook maar een beperkt aantal rechterlijke uitspraken tegen de Hells Angels in Nederland is gedaan (voor zover zij konden nagaan 9 strafrechtelijke veroordelingen, die deels nog niet onherroepelijk zijn, en één bestuurszaak over intrekking van een vergunning in de afgelopen 21 jaar) en dat het aantal buitenlandse incidenten dat in de bijlagen is genoemd niets zegt, omdat het gaat om in totaal 719 incidenten in de afgelopen 60 jaar, in 34 van 63 landen waarin de Hells Angels actief zijn, waarbij meer dan de helft van de bronnen daarover niet toegankelijk is voor hen. Ook bestrijden zij de stellingen van het OM over het bestaan van een geweldscultuur.
5.33.
Het hof gaat niet in op de algemene kritiek van de Stichting c.s. op het OMG-beleid en op de rapportages die in dat kader zijn uitgebracht. Het debat over de achtergrond en ontwikkeling in de betekenis van de begrippen ‘outlaw motorcycle club’ en ‘1%-motorclub’ laat het hof ook onbesproken. Het hof stelt alleen vast dat motorclubs met deze aanduiding zich nadrukkelijk plaatsen buiten de maatschappelijke orde en zich presenteren als clubs met eigen regels, waarbij vrijgevochtenheid, eergevoel en broederschap (onderling respect binnen de club, hulp en steun met alle middelen tegen buitenstaanders) centraal staan. Dat is waar de begrippen ‘outlaw’ en ‘1%’ (tegenover 99% brave burgers) tegenwoordig in elk geval voor staan. En dat is ook waarmee deze motorclubs, ook de Hells Angels, zich identificeren.
5.34.
Voor het hof is bepalend of op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld dat sprake is van zodanig ernstige en structurele, aan HAMC en HAMC Holland toe te rekenen gedragingen, dat deze een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormen van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel en die onze samenleving ontwrichten of kunnen ontwrichten. De bewijslast ten aanzien van de feiten en omstandigheden die tot deze conclusie kunnen leiden, rust op het OM. Dat volgt uit de regels van het bewijsrecht, die op grond van artikel 284 Rv van overeenkomstige toepassing zijn in deze verzoekschriftprocedure (in dit geval: artikel 150 Rv). Op grond van artikel 152 Rv mag het OM zich daarbij in beginsel op alle bewijsmiddelen beroepen. Voor zover de door het OM aan de hand van de overgelegde bijlagen gestelde feiten niet of onvoldoende zijn betwist, moet het hof die feiten op grond van artikel 149 Rv als vaststaand aannemen.
Naar het oordeel van het hof zijn er voldoende feiten en omstandigheden komen vast te staan die de conclusie rechtvaardigen dat de werkzaamheid van HAMC en HAMC Holland in strijd is met de openbare orde. Het hof acht verder aannemelijk gemaakt dat een verbod van deze organisaties in Nederland om die reden noodzakelijk is. Het hof licht dat hierna toe.
5.35.
Het hof kent weinig betekenis toe aan de reeks persberichten over allerlei incidenten verspreid over de wereld, waarbij naar verluid Hells Angels betrokken zouden zijn, zonder dat duidelijk is waarop dat is gebaseerd en wat de feiten precies zijn. Wel van betekenis zijn de bronnen die concrete gegevens bevatten over incidenten met leden van de Hells Angels en over de cultuur van de Hells Angels die daarbij een rol speelt. De Stichting c.s. - en in elk geval HAMC en HAMC Holland - moeten in staat worden geacht daarop gemotiveerd te kunnen reageren, ook als het gaat om berichtgeving uit de pers, informatie uit politiesystemen die niet is vastgelegd in processen-verbaal die in deze procedure zijn overgelegd of (buitenlandse) rechterlijke uitspraken die de Stichting c.s. niet hebben kunnen traceren. Ondanks alles wat de Stichting c.s. daartegen hebben ingebracht, rijst uit deze bronnen het beeld op van een veelheid aan geweldsincidenten en andere vormen van criminaliteit waarbij de Hells Angels zijn betrokken, op allerlei plaatsen ter wereld en ook in Nederland. Ook blijkt daaruit van structurele intimidatie, zowel binnen de club als tegenover rivaliserende motorclubs en derden, en van structureel verzet tegen overheidsoptreden. En ook is daaruit af te leiden dat dit een structurele situatie is, die is ingebed in een cultuur van geweld.
5.36.
Het hof gaat eerst in op de bedoelde cultuur. Onbetwist is dat leden van de Hells Angels het ‘1%’ teken op hun colors dragen en ook dat dit in tatoeages en op websites en social-media uitingen van de Hells Angels wordt gebruikt (ook het ‘1%-teken in combinatie met het death head logo en ‘HAMC’). De Stichting c.s. voeren weliswaar aan dat er geen bewijsmiddel is waaruit blijkt dat dit ‘veel’ gebeurt, maar een gemotiveerde betwisting dat dit het geval is, is dat nog niet. Ontegenzeggelijk wordt hiermee uitgedragen dat men behoort tot een club die zich niet conformeert aan de burgermaatschappij en zijn eigen regels volgt.Er zijn geen aanwijzingen dat de club zich daarvan werkelijk heeft gedistantieerd.
5.37.
Verder vormen de Hells Angels een sterk gesloten club die overheidsgezag zoveel mogelijk buiten de deur houdt. Dat blijkt al direct uit de worldrule over wie zijn uitgesloten van het lidmaatschap: ‘No undesirables in the club. For example: No snitches, junkies, cops or ex-cops, etc. Membership shall be limited to men who are not and have never chosen to belong to, or worked with any law enforcement agency nor authority which has the power of arrest or incarceration.’ Hieruit spreekt duidelijk wie vooral geen lid mogen zijn van de club: verraders, agenten en ex-agenten en personen die werken of hebben gewerkt voor andere handhavingsinstanties of die daarmee samenwerken. Daarbij is duidelijk dat deze regel geldt voor alle leden, en niet alleen bij de toelating van een nieuw lid. Waar de club wordt gevormd door de leden, is dat een belangrijk uitgangspunt. Het behoort onmiskenbaar tot het geheel van normen, waarden, tradities en regels - en dus tot de cultuur - van de club.
Het dossier bevat verder veel voorbeelden van verzet en geweld van Hells Angels tegen de politie, of dreiging daarmee (bijlage 10 onder 2.1, bijlage 26 onder 10.2.6 en 10.2.7, en bijlage 32 onder 10.2.1). Wat daarin is vermeld, is door de Stichting c.s. niet (voldoende gemotiveerd) betwist. Daaruit blijkt ook in de praktijk van een structureel vijandige houding van de Hells Angels tegenover de politie.
5.38.
De geslotenheid van de club wordt versterkt door het bestaan van een zwijgplicht en een feitelijk verbod om mee te werken met het overheidsgezag. De Stichting c.s. betwisten dat weliswaar, maar er zijn voldoende voorbeelden in het dossier waaruit dat blijkt (bijlage 4, hoofdstuk 4 en 5, bijlage 28 onder 1.1.3), die niet of onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken. Slogans zoals ‘Omerta’ (wandschildering in het clubhuis van de Hells Angels in Haarlem), ‘Be careful of what you say on this phone’, ‘What you hear in this room stays in this room’, ‘Silence is golden, duct tape is silver’, ‘Three can keep a secret if two are dead’ en ‘We don’t call 911’ (stickers verkrijgbaar via diverse buitenlandse websites van de Hells Angels) illustreren dat van de Hells Angels strikte geheimhouding wordt verwacht. De zwijgplicht die geldt voor de Hells Angels kan niet worden gelijkgesteld met het zwijgrecht dat verdachten hebben in een strafproces. Zoals de naam al zegt, is dat een recht en geen plicht; een ieder moet de vrijheid hebben om er wel of geen gebruik van te maken. Dat er voorbeelden zijn waarbij leden van een charter wel een verklaring bij de politie hebben gegeven of als getuige zijn opgetreden bij een strafproces, doet aan het voorgaande ook niet af. Het gaat daarbij om uitzonderlijke gevallen, wat de Stichting c.s. niet hebben betwist. Er zijn meerdere voorbeelden waaruit valt af te leiden dat geen verklaringen worden afgelegd omdat dit tot ernstige repercussies kan leiden (zie bijvoorbeeld bijlage 4, onder 4.2.7, bijlage 26 onder 2.1.1). Verder blijkt uit diverse bronnen de toepassing van bad standing beleid dat gepaard gaat met geweld (zie bijvoorbeeld bijlage 26 onder 8.2.1, bijlage 28 onder 3.2.3 en 7.2.1 en bijlage 32 onder 4.2.1).
5.39.
Zoals hiervoor is besproken, staan de Hells Angels niet onder een centraal bestuur. Wel zijn zij onderworpen aan de regels die centraal zijn vastgesteld en de besluiten die op bovenlokaal niveau worden genomen. De charters kennen verder wel een hiërarchische structuur, met vaste rangen en functies en bijbehorende onderscheidingstekens. Er zijn niet alleen bestuursfuncties, er is ook de militair aandoende functie van sergeant at arms. Volgens de clubregels is deze verantwoordelijk voor de discipline in de charter; hij moet zorgen dat clubregels worden nageleefd en opdrachten van de president worden uitgevoerd. Verder bestaat er een vorm van hiërarchie tussen Hells Angels charters en supportclubs en tussen leden (full members) en kandidaat-leden (prospects en hangarounds). In deze opzichten is wel sprake van een duidelijke hiërarchie bij de Hells Angels en hun aanhangers, die gehoorzaamheid afdwingt in de onderlinge verhoudingen.
5.40.
Met het logo (een doodshoofd met vleugels) en vaste motto’s (zoals AFFA (‘Angels Forever, Forever Angels’), FTW (‘Fuck the World’) en ACAB (‘All Cops Are Bastards’)) dragen de Hells Angels verder een sterke interne loyaliteit, geldingsdrang, een vijandige houding naar de buitenwereld en een affiniteit met geweld uit. In veel aan de Hells Angels gerelateerde merchandise wordt geweld ook verheerlijkt. Dit soort uitingen is op zichzelf geen reden voor een verbod. Maar zij zijn wel kenmerkend voor de cultuur van de Hells Angels waaruit de feitelijke gedragingen voortkomen die aanleiding geven voor het verbod.
5.41.
Daar komt bij dat er gebruiken zijn die erop wijzen dat het plegen van geweld en andere criminaliteit normaal wordt gevonden en wordt geaccepteerd door de Hells Angels. Zo zijn er defence funds en jail funds en worden er wereldwijd BHC (Big House Crew)-lijsten bijgehouden van leden die vastzitten. Daarbij worden andere leden via nieuwsbrieven opgeroepen hen moreel en financieel te steunen. Typerend is een worldmotion uit 2010, die bij de national secretary van HAMC Holland is aangetroffen, met deze inhoud: ‘Brothers in jail shall be treated with respect and we shall do everything we can to make the inmates situation as good as it can be. Remember brothers, it can be you sitting there tomorrow.’ Een fonds voor juridische bijstand van lotgenoten en financiële steun voor gedetineerden hoeft op zichzelf geen vragen op te roepen, maar wat hier opvalt is dat strafvervolging en detentie worden voorgesteld als normaal ‘bedrijfsrisico’ dat elk lid van de Hells Angels kan overkomen. Een uitleg waarom dat zo is ontbreekt, anders dan dat de Hells Angels kennelijk activiteiten die serieuze strafrechtelijke consequenties kunnen hebben erbij vinden horen.
Dat in Nederland geen fonds voor juridische bijstand bestaat en dat het hoogst uitzonderlijk is dat alle Hells Angels charters financieel bijdragen voor een strafrechtelijk proces van een lid, zoals de Stichting c.s. aanvoeren, doet aan het voorgaande niet af.
5.42.
De Stichting c.s. hebben er in dit verband nog op gewezen dat drie leden van de Haarlemse Hells Angels charter zijn geroyeerd, voordat het onderhavige verzoekschrift is ingediend, en dat zij ook niet financieel zijn ondersteund tijdens hun vervolging/detentie. Het OM heeft echter aangevoerd dat deze leden al lange tijd strafbare feiten pleegden voordat de royering plaatsvond en dat HAMC (Holland) daar niets tegen heeft gedaan. Ook is aangevoerd dat deze leden op een BHC-lijst hebben gestaan en dat zij zijn geroyeerd omdat zij hun maatschap misbruikten en niet omdat het plegen van strafbare feiten werd afgekeurd. Zoals het OM heeft vermeld, ging het bij één van hen om bezit van onder meer een raketwerper, zware mishandeling met voorbedachten rade, mishandeling, afpersing, brandstichting en bedreiging. De Stichting c.s. zijn daarop verder niet ingegaan. In het licht daarvan doet het uiteindelijke royement van deze drie leden geen afbreuk aan het beeld dat het plegen van dit soort feiten wordt geaccepteerd (zolang het niet schadelijk is voor de club zelf).
5.43.
Van belang is verder dat er eretekens zijn waarmee geweld wordt gestimuleerd en verheerlijkt. Dit betreft in de eerste plaats de Filthy Few-patch. Het hof acht aannemelijk dat deze patch werd of wordt uitgereikt aan Hells Angels die een moord (of zwaar geweld) hebben gepleegd voor de club. Dit volgt uit diverse verklaringen van (voormalige) Hells Angels en een rechterlijke uitspraak, zoals vermeld in rov. 4.37 van de beschikking van de rechtbank. Het standpunt van de Stichting c.s. dat er vraagtekens zijn te plaatsen bij de betrouwbaarheid van deze verklaringen, gezien de beweerdelijke zwijgplicht die binnen HAMC zou bestaan, kan het hof niet volgen. Dat er een zwijgplicht bestaat, wil immers niet zeggen dat leden die deze plicht doorbreken wellicht niet de waarheid spreken. Dat deze voorbeelden dateren uit 2003-2013 en betrekking hebben op het buitenland, neemt de betekenis ervan voor deze zaak ook niet weg. De affidavit van mr. Caplan (raadsman van de Hells Angels in de Verenigde Staten) en de beschrijving van [naam3] (voormalig president van Hells Angels charter Minneapolis), waarop de Stichting c.s. zich beroepen, vindt het hof onvoldoende om aan de genoemde betekenis van deze patch te twijfelen. Mr. Caplan verklaart dat met filthy few ‘the hardest partyers’ worden bedoeld (degenen die bij een evenement het eerst aankomen en het laatst weggaan), wat zou teruggaan op een evenement in 1966 waarbij dit voor het eerst is gebruikt. Wat er van de gestelde oorsprong ook zij, dit doet niet af aan de verklaringen over de betekenis die de patch met deze naam volgens meerdere (voormalige) Hells Angels heeft gekregen. [naam3] schrijft in zijn boek (met de veelzeggende naam ‘Breaking the code’): ‘I saw a ton of Filthy Few patches. It seemed as if everyone was wearing one. Same with Outlaws and their lightening bolts. And I would wonder where the bodies were. It just didn’t add up. It turns out the patches are mostly flash. A lot of the guys get theirs just by asking for them.’ Uit het citaat blijkt dat volgens de schrijver de patch wel degelijk betekent dat de drager iemand zou hebben vermoord. Alleen zegt hij erbij dat dit bij de dragers in werkelijkheid waarschijnlijk meestal niet zo is. Zijn conclusie is dat de patches voornamelijk voor de show zijn. De stelling van de Stichting c.s. dat de patch vrijelijk verkrijgbaar is via internet en wordt uitgedeeld bij allerlei evenement, duidt daar ook op. Maar ook als dat zo is, neemt dat niet weg dat een teken dat staat voor het plegen van moord wordt gebruikt als statussymbool. En het neemt ook niet weg dat dit ereteken in sommige gevallen wel reële betekenis heeft.
5.44.
In de tweede plaats gaat het om de Dequiallo-patch. Het hof acht aannemelijk dat deze patch wordt verdiend voor het plegen van verzet/geweld tegen de politie of andere overheidsdiensten (op de gronden als vermeld in rov. 4.38 van de beschikking van de rechtbank). Voor dat oordeel is redengevend dat er diverse voorbeelden zijn waarbij is geconstateerd dat Hells Angels die politieambtenaren (ernstig) hadden beledigd of bedreigd korte tijd later de Dequiallo-patch op hun colors droegen, en dat uit een afgeluisterd telefoongesprek tussen twee leden van de Haarlemse Hells Angels-charter duidelijk deze betekenis naar voren komt (‘Als ik aangehouden word, dan ga ik voor dequiallo, dat weet je hé?). De opmerking van de Stichting c.s. dat deze leden de intentie en doelen van de Hells Angels niet hadden begrepen, wat hun een royering heeft opgeleverd, is onvoldoende om de betekenis aan het gesprek te ontnemen. Daar komt bij dat de Stichting c.s. de door hen verdedigde uitleg - dat deze patch symbool zou staan voor het overkomen en overwinnen van tegenslag in het leven - ook in hoger beroep op geen enkele manier hebben onderbouwd.
5.45.
In de derde plaats bestaat de Death head Purple Heart Pin en -oorkonde. Deze wordt door charters uitgereikt aan Hells Angels die gewond zijn geraakt bij aan de club gerelateerd geweld. Op de oorkonde staat: ‘Any member who has earned the Deathhead Purple Heart has given his blood, in the Defence and Honor of the Hells Angels Motorcycle Club, and shall forever be revered by his fellow members’. Het hoeft daarbij niet alleen te gaan om Hells Angels die slachtoffer zijn geworden van geweld tegen de club, zoals de verklaring van mr. Caplan inhoudt, maar kan volgens de tekst ook zeer wel betrekking hebben op leden die actief zijn opgetreden ter bescherming van (de eer van) de club en daarbij gewond zijn geraakt. De strekking is in elk geval dat degenen die de club met hun eigen bloed hebben verdedigd daarvoor speciaal moeten worden geëerd. Geweld staat ook hierbij centraal.
5.46.
Vervolgens is van groot belang de verhouding van de Hells Angels met andere motorclubs. Feit is dat er sterke vijandigheden bestaan met sommige rivaliserende motorclubs, die regelmatig leiden tot gewelddadigheden. Of dit komt omdat de Hells Angels zich profileren als eerste, grootste en machtigste 1%-motorclub waar andere clubs naar moeten luisteren, wat andere motorclubs niet accepteren - zoals de rechtbank heeft aangenomen, maar wat de Stichting c.s. bestrijden -, is daarbij niet cruciaal. Waar het om gaat is dat de Hells Angels niet tolereren dat (leden van) andere motorclubs zich in hun territorium begeven, wat blijkt uit vele voorbeelden in het dossier. Gebeurt dat wel, dan ontstaat er een conflict. En ook om andere redenen kunnen er vechtpartijen tussen deze clubs ontstaan, zoals de Stichting c.s. zelf opmerken. Hoe dan ook gaat dit gepaard met ernstig geweld, soms met dodelijke afloop.
5.47.
In rov. 4.40 van de beschikking van de rechtbank zijn vijf voorbeelden daarvan genoemd, te weten:a. een zware mishandeling in 2013 in Denemarken van een 16-jarige jongen die zich tegenover een clubhuis van de Hells Angels bevond en die werd aangezien voor een lid van Bandidos MC;
b. het in brand steken van een café in Kerkrade dat regelmatig werd bezocht door leden van de Bandidos in 2015 door een lid van een supportclub van de Hells Angels; de uitbater en zijn gezin konden ternauwernood van de dood worden gered;c. een massale vecht- en schietpartij op 7 april 2016 in een Van der Valk-hotel in Rotterdam tussen Hells Angels en leden van Mongols MC, te midden van hotelgasten en personeel;
d. een gewelddadige confrontatie op 25 juni 2016 op een drukke straat in Leipzig, Duitsland, tussen Hells Angels in colors en leden van United Tribunes in colors, waarbij een Hells Angel een lid van United Tribunes doodschoot;
e. een massale vechtpartij op 20 augustus 2017 op straat bij een café in Ottawa, Canada, tussen Hells Angels in colors en leden van Outlaws MC in colors, waarbij de leden van beide clubs vuurwapens, messen en boksbeugels bij zich hadden.Over de incidenten op 7 april 2016, 25 juni 2016 hebben de Stichting c.s. aangevoerd dat deze niet in verband staan met ‘de houding van HAMC ten opzichte van andere motorclubs’ of met langdurige oorlogen. Het ontgaat het hof echter wat de relevantie daarvan is. Niet ter discussie staat dat het telkens ging om gewelddadige confrontaties tussen de Hells Angels en leden van andere motorclubs, voor de ogen van het publiek. Over het incident op 7 april 2016 hebben de Stichting c.s. nog aangevoerd dat de aanwezige Hells Angels niet in colors waren en dat deze personen door de rechtbank zijn vrijgesproken van het in vereniging plegen van geweld. Zij hebben echter niet (gemotiveerd) betwist wat het OM daarover heeft gesteld, kort gezegd dat het ging om een afspraak op neutraal terrein tussen leden van beide clubs waarbij de Hells Angels met een vooropgezet plan geweld hebben gebruikt. De Stichting c.s. hebben ook niet betwist dat drie leden van de Hells Angels in verband met dit incident zijn veroordeeld wegens openlijke geweldpleging. Al met al illustreren deze incidenten dat de rivaliteit tussen de Hells Angels en andere motorclubs leidt tot ernstige incidenten, met massaal geweld dat ook plaatsvindt te midden van het publiek.
5.48.
Het dossier bevat verder diverse voorbeelden van gevallen waarin ex-leden, slachtoffers en getuigen geen verklaring durven af te leggen over incidenten waarbij de Hells Angels zijn betrokken. Ook zijn er voorbeelden waaruit blijkt dat de Hells Angels daadwerkelijk intimideren met het doel te voorkomen dat er aangifte wordt gedaan of verklaringen worden afgelegd (zie bijvoorbeeld bijlage 10 en bijlage 26 onder 11.2.1). Het gaat hierbij dus om beduidend meer dan het voorbeeld dat in rov. 4.35 van het vonnis van de rechtbank is genoemd. Op grond daarvan is de conclusie gerechtvaardigd dat door de intimiderende uitstraling en intimiderend optreden van de Hells Angels justitieel optreden wordt bemoeilijkt, zo niet onmogelijk wordt gemaakt.
5.49.
Aan de hiervoor genoemde voorbeelden kan op basis van de stukken nog het volgende worden toegevoegd over ernstige incidenten met de Hells Angels in buurland Duitsland en in Nederland. Bijlage 26 vermeldt onder 8.1.12 de veroordeling van acht Hells Angels van charter Berlijn voor de moord op een aanhanger van Bandidos MC in 2014. Dezelfde bijlage bevat onder 14.1.2 en 14.1.3 een reeks voorbeelden van ernstig geweld en andere criminaliteit (waaronder grootschalig wapenbezit) door de Hells Angels Köln en Bonn in de periode 2012-2019. Bijlage 32 vermeldt onder 10.2.3 de veroordeling van een lid van Hells Angels charter Rotterdam voor een (in colors uitgevoerde) moord en bezit van een semi-automatisch pistool in 2018. Dat deze uitspraak nog niet onherroepelijk is, betekent niet dat daaraan in dit kader geen betekenis kan worden gehecht. Dat het gaat om de gedraging van één persoon, die is geschorst in afwachting van de uitkomst van de strafzaak, neemt ook niet weg dat dit past in de reeks voorbeelden van ernstig geweld door leden van de Hells Angels.
5.50.
Uit het voorgaande blijkt dat over een langere periode veelvuldig (soms zeer ernstige) geweldsincidenten en andere vormen van criminaliteit (waaronder wapenbezit) hebben plaatsgevonden waarbij leden van de Hells Angels zijn betrokken, verspreid over de wereld en ook in Nederland. Het gaat daarbij om een structurele situatie, die niet los kan worden gezien van de cultuur van geweld die bij de Hells Angels bestaat. Een belangrijke factor is het gewelddadige imago, waarvan de leden gebruik maken en dat zij als het nodig is ook consequent waar maken. Daarbij wordt dat geweld op verschillende manieren aangemoedigd en verheerlijkt. Een andere factor is de rivaliteit met andere motorclubs, die regelmatig leidt tot machtsstrijd en bijbehorende geweldsconfrontaties. Deze conflicten worden daarbij meer dan eens uitgevochten te midden van het publiek op straat. Het bad standing-beleid leidt ertoe dat leden zich moeilijk kunnen losmaken van de club en gaat eveneens gepaard met geweld en dreiging met geweld. Intimidatie van (ex-)leden, slachtoffers en getuigen zorgt er verder voor dat justitieel optreden sterk wordt bemoeilijkt.
5.51.
Het hof onderkent dat niet alle charters en leden deze feiten plegen en dat in een deel van de landen waarin de Hells Angels zijn gevestigd dit soort incidenten niet voorkomt (althans dat daarvan in dit dossier niet is gebleken). Dat neemt echter niet weg dat onder de hiervoor genoemde omstandigheden de club als geheel - en wat betreft de gedragingen in Nederland mede het Hollandse onderdeel - wel daarvoor verantwoordelijk moet worden gehouden. Gelet op deze bijzondere feiten en omstandigheden moeten de wereldwijde gedragingen van de Hells Angels waar het hier om gaat worden toegerekend aan HAMC en de gedragingen van de Hells Angels in Nederland mede aan HAMC Holland. Dit ook al zijn HAMC en HAMC Holland zelf niet rechtstreeks betrokken bij deze gedragingen, in die zin dat een bestuur daaraan leiding heeft gegeven of daartoe doelbewust gelegenheid heeft gegeven.
5.52.
De hiervoor beschreven gedragingen vormen een daadwerkelijke aantasting van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel, zoals het recht op vrijheid van vereniging (waaronder de vrijheid voor anderen om een vereniging op te richten en de vrijheid om het lidmaatschap van een vereniging te beëindigen) en veiligheid en het beginsel van lichamelijke integriteit van personen. Deze gedragingen, begaan binnen de sfeer en cultuur zoals hiervoor omschreven, ontwrichten onze samenleving of kunnen deze ontwrichten en kunnen niet worden geduld. De verbodenverklaring is een noodzakelijke maatregel om die gedragingen te voorkomen en de gezondheid en rechten en vrijheden van anderen te beschermen. De gewelddadige aard van deze activiteiten van HAMC en HAMC Holland en de schadelijke gevolgen daarvan voor de gezondheid en veiligheid van anderen is daarbij doorslaggevend. Zoals het OM heeft toegelicht, wordt al langer strafrechtelijk en bestuursrechtelijk opgetreden tegen de Hells Angels, maar is dat niet voldoende gebleken om deze schadelijke activiteiten een halt toe te roepen. Niet gebleken is dat er nog andere, minder vergaande maatregelen mogelijk zijn om het gevaar dat daarvan uitgaat voor de openbare orde in te dammen. Aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en relevantie is daarmee voldaan. Dit leidt tot de conclusie dat de werkzaamheid van HAMC en HAMC Holland in strijd is met de openbare orde en dat een verbod van deze organisaties is gerechtvaardigd.
De positie van HAM Corporation
5.53.
De rechtbank heeft geoordeeld dat HAM Corporation als een onderdeel van HAMC moet worden gezien. Onder meer tegen dat oordeel keert HAM Corporation zich met haar beroep. De Stichting c.s. sluiten zich daarbij aan. Daarover overweegt het hof het volgende.
5.54.
HAM Corporation is een Amerikaanse rechtspersoon die in 1970 is opgericht. Volgens de statuten (gewijzigd in 1984) is haar doelstelling ‘to exercise legitimate control over the use of, and licensing for, the various trade, service and collective membership marks utilized by various independant motorcycle chapters organized under the laws of various states and/or foreign countries’. Kort gezegd omvat dit het beheer en de bescherming van de intellectuele eigendomsrechten van de Hells Angels. Bij statutenwijziging in 2008 is bepaald dat HAM Corporation geen leden heeft.
5.55.
HAM Corporation is eigenaar van de naam Hells Angels en een aantal logo’s, zoals het death head-logo, en andere beeldmerken van de Hells Angels. HAM Corporation heeft een board of directors, met zeven bestuursleden. Op grond van het toepasselijke Californische recht worden nieuwe bestuurders gekozen door het bestaande bestuur. Zij worden gekozen op advies van de Amerikaanse leden van de Hells Angels, na advies van het bestuur van HAM Corporation. Bestuursleden kunnen ook alleen door het bestuur uit hun functie worden gezet. Als daarvan sprake is, worden de leden van de Hells Angels daarover wel geïnformeerd. In elk land wordt een lid van de Hells Angels aangewezen als vertegenwoordiger die verantwoordelijk is voor het onderzoek naar inbreuken in het desbetreffende land. Als een mogelijke inbreuk wordt vastgesteld, moet deze persoon HAM Corporation hiervan op de hoogte stellen. Het bestuur beslist, op advies van de juridische adviseurs van HAM Corporation, welk intellectueel eigendomsrecht kan worden beschermd, waar registratie van intellectuele eigendomsrechten wordt aangevraagd en voor welk type goederen of diensten. Het bestuur houdt zich bezig met het verkrijgen van nieuwe intellectuele eigendomsrechten en het onderhouden en bijwerken van bestaande registraties. Het bestuur besluit ook tegen welke inbreuken wordt opgetreden en welke stappen daarbij worden ondernomen. HAM Corporation richt zich daarbij ook op het opsporen en aanpakken van structurele inbreukplegers. Beslissingen over het al dan niet ondernemen van juridische stappen tegen inbreuken worden niet voorgelegd aan charters of leden van de Hells Angels. HAM Corporation geeft wel updates over haar activiteiten aan de Hells Angels. Verder sluit HAM Corporation licentieovereenkomsten met de charters en leden, die hen het recht geven om het intellectueel eigendom onder strikte voorwaarden te gebruiken. Tijdens worldmeetings van de Hells Angels rapporteert HAM Corporation ten slotte over haar activiteiten.
5.56.
Blijkens het voorgaande houdt HAM Corporation zich bezig met het registreren en onderhouden van intellectuele eigendomsrechten van de Hells Angels, het verlenen van licenties voor het gebruik van deze rechten en het optreden tegen inbreuken op deze rechten.
Duidelijk is dat zij deze activiteiten uiteindelijk verricht ten dienste van de Hells Angels. Zoals uit het voorgaande blijkt, is haar organisatie ook nauw verweven met de Hells Angels (het bestuur van HAM Corporation bestaat uit leden van de Hells Angels, benoemd op advies van de Hells Angels, en rapporteert aan de wereldwijde vergadering van de Hells Angels). Dat wil echter niet zeggen dat HAM Corporation voor de toepassing van artikel 10:122 BW moet worden beschouwd als onderdeel van HAMC. HAM Corporation is immers zelf een (buitenlandse) vennootschap en zij treedt ook als zelfstandige organisatie naar buiten toe op. Dat zij onlosmakelijk is verbonden met de Hells Angels, maakt dat niet anders. Dat betekent dat zij zelf een corporatie is in de zin van artikel 10:117 BW. Een verklaring voor recht als bedoeld in artikel 10:122 BW kan ten opzichte van haar dan ook alleen worden uitgesproken als, naar aanleiding van een tegen haar gericht verzoek, wordt vastgesteld dat haar werkzaamheid in strijd is met de openbare orde. Een andere opvatting zou niet stroken met het uitgangspunt dat, omdat toewijzing van een verzoek op grond van artikel 10:122 BW leidt tot een ernstige inbreuk op de vrijheid van vereniging en vrijheid van meningsuiting, hoge eisen moeten worden gesteld aan de motivering en onderbouwing van zo’n verzoek, ook waar het gaat om de vraag of sprake is van een corporatie zoals bedoeld in dit artikel. Een andere uitleg zou zich ook niet verdragen met het uit artikel 6 EVRM voortvloeiende recht van een rechtspersoon om zich in rechte te kunnen verdedigen tegen een verzoek van het OM dat mede tot gevolg kan hebben dat haar eigen activiteit wordt verboden in Nederland.
5.57.
Het voorgaande wordt niet anders als juist zou zijn dat HAM Corporation in gerechtelijke procedures optreedt ten behoeve van HAMC en HAMC daarbij presenteert als overkoepelend geheel van leden en charters wereldwijd, zoals het OM heeft gesteld.
Dat maakt immers nog niet dat HAM Corporation zelf geen corporatie is en/of dat zij moet worden gezien als een orgaan van HAMC. Het OM heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat HAM Corporation deze positie inneemt. Uit de juridische procedures waarnaar het OM in dit verband verwijst, kan dit onvoldoende worden afgeleid.
In de uitspraak in de strafzaak R. v. Lindsay (2005) wordt overwogen dat elk charter een licentieovereenkomst moet sluiten met HAM Corporation. Dat wijst niet op een andere activiteit van HAM Corporation dan beheer en bescherming van de intellectuele eigendomsrechten van de Hells Angels. Dat verder wordt gesproken over een mother chapter in Oakland waar matters concerning the club langs moeten, doet daaraan niet af, omdat niet duidelijk is dat dit slaat op HAM Corporation.
De zaak R. v. HAM Corporation (2009) betreft een geval waarin HAM Corporation zich verzette tegen verbeurdverklaring/ onttrekking aan het verkeer van voorwerpen die bij clubhuizen van de Hells Angels in Canada in beslag waren genomen. HAM Corporation heeft erop gewezen dat het daarbij ging om voorwerpen met het beeld-/handelsmerk van de Hells Angels en dat volgens de licentieovereenkomst de licentie vervalt bij inbeslagname van deze voorwerpen. Haar optreden kan dan ook worden verklaard vanuit haar positie als merkrechthebbende. Dat de Canadese rechter concludeerde dat HAM Corporation bekend is met de criminaliteit van de Canadese charters, maakt de positie van HAM Corporation in dit verband op zichzelf niet anders.In de zaak HAM Corporation v. County of Monterey (2000) trad HAM Corporation op als mede-eiser nadat bij een doorzoeking van een clubhuis van de Hells Angels in Oakland zaken in beslag waren genomen. HAM Corporation voert aan dat zij bij deze zaak was betrokken omdat zij destijds op dit adres was gevestigd en er ook eigendommen van haar in beslag waren genomen. Het OM heeft dat niet (gemotiveerd) betwist. Ook hieruit volgt dus niet dat HAM Corporation meer in het algemeen optreedt ter bescherming van de rechten van de Hells Angels.
In de zaak HAM Corporation v. Napolitano (2012) ging het om visumbeperkingen waardoor buitenlandse Hells Angels de Verenigde Staten niet binnenkwamen. Dit is de enige (in dit kader naar voren gebrachte) zaak waarin HAM Corporation duidelijk wel over meer dan intellectuele eigendomsrechten heeft geprocedeerd. Volgens HAM Corporation is zij feitelijk niet betrokken geweest bij deze procedure. Maar wat daar van zij, dit voorbeeld is onvoldoende om aan te nemen dat HAM Corporation optreedt namens HAMC als overkoepelende organisatie van alle Hells Angels.
5.58.
Gelet op het voorgaande is het primaire verzoek van het OM niet toewijsbaar, voor zover het betrekking heeft op HAM Corporation als onderdeel van HAMC. De verklaring voor recht die ten aanzien van HAMC is uitgesproken, raakt HAM Corporation dus niet direct. Dit betekent dat het hof alsnog het subsidiaire verzoek moet beoordelen, dat tegen HAM Corporation als zelfstandige corporatie is gericht. Het OM heeft daarvoor aangevoerd dat HAM Corporation een vehikel is dat in het leven is geroepen met als uitsluitende taak om de (commerciële) belangen van HAMC te behartigen. Volgens het OM verricht HAM Corporation uitsluitend activiteiten die de verboden werkzaamheid van HAMC in stand houden en faciliteren en is haar werkzaamheid daarmee per definitie ongeoorloofd.
5.59.
Dit standpunt volgt het hof niet. Zoals hiervoor is overwogen, houdt HAM Corporation zich bezig met het beheren en beschermen van de intellectuele eigendomsrechten van de Hells Angels. Het mag zo zijn dat HAM Corporation daarmee zorgt voor de exclusiviteit van de uiterlijke kenmerken van de Hells Angels, die een prominente rol spelen bij de activiteiten van deze club, maar dat is onvoldoende voor het oordeel dat de activiteiten van HAM Corporation als zodanig in strijd zijn met de openbare orde. Dat de clubnaam en andere uiterlijke kenmerken bijdragen aan het gewelddadige imago van de Hells Angels, dat wordt gebruikt om buitenstaanders te intimideren, en geweld uitlokt van rivaliserende groeperingen, betekent niet dat het in stand houden van deze kenmerken zelf een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormt van de grondbeginselen van ons rechtsstelsel en onze samenleving ontwricht of kan ontwrichten. Ook volgt daar niet uit dat een verbod op deze activiteit - naast een verbod van (de activiteiten van) de Hells Angels zelf - noodzakelijk is ter bescherming van de gezondheid, openbare orde of rechten en vrijheden van anderen.
Dat geldt ook voor het beschermen van rechten op herkenningstekens zoals de Filthy few patch en Dequiallo patch, ook al neemt het hof de gewelddadige betekenis ervan aan.
Het OM heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat HAM Corporation feitelijk leiding geeft aan of gelegenheid geeft voor gedragingen van de Hells Angels die daadwerkelijk in strijd zijn met de openbare orde. Het hof ziet dan ook onvoldoende grond om aan te nemen dat de werkzaamheid van HAM Corporation in strijd is met de openbare orde. Het subsidiaire verzoek van het OM wordt daarom afgewezen.
5.60.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep van HAM Corporation slaagt.
Op de overige bezwaren van HAM Corporation hoeft niet meer te worden ingegaan.
Reikwijdte verklaring en verbod, positie van de charters
5.61.
De rechtbank heeft overwogen dat de verklaring en het verbod inhouden dat alle Hells Angels, omdat zij tezamen de cultuur van HAMC en HAMC Holland vormen, niet meer als Hells Angels in Nederland actief mogen zijn. Dat geldt dus ook voor de Hells Angels die lid zijn van een Nederlandse HA-charter. De Stichting bestrijden ook dit oordeel.
5.62.
Bij de beoordeling hiervan geldt het volgende uitgangspunt. Zoals de Hoge Raad heeft overwogen in het Bandidos-arrest4., kan zowel een formele als een informele vereniging afdelingen hebben waarbinnen leden van de vereniging bijvoorbeeld geografisch of functioneel zijn ingedeeld. Voor het antwoord op de vraag of een vereniging afdelingen heeft, komt onder meer betekenis toe aan de statuten of reglementen van die vereniging. Het is mogelijk dat een afdeling van een vereniging ook zelf rechtspersoonlijkheid heeft. Zo kan een afdeling ook weer een formele of informele vereniging zijn.
Als een vereniging op de voet van artikel 2:20 lid 1 BW wordt verboden, strekt dat verbod zich niet uit tot de afdelingen van de vereniging die zelf als rechtspersoon moeten worden aangemerkt. Reden daarvan is dat met de toewijzing van een op de voet van artikel 2:20 BW gedaan verzoek een ernstige inbreuk wordt gemaakt op de in de Grondwet en het EVRM gewaarborgde vrijheid van vereniging en vrijheid van meningsuiting, waaraan slechts in het uiterste geval mag worden toegekomen. Dit betekent dat artikel 2:20 lid 1 BW strikt moet worden uitgelegd. Toewijzing van een verzoek op grond van dit artikel heeft daarom tot gevolg dat uitsluitend de rechtspersoon ten aanzien van wie het verzoek is gedaan, verboden wordt verklaard en wordt ontbonden. Het heeft dus niet tot gevolg dat daarmee tevens een andere rechtspersoon wordt verboden. Dat zou zich ook niet verdragen met het uit artikel 6 EVRM voortvloeiende recht van die andere rechtspersoon om zich in rechte te kunnen verdedigen tegen een verzoek van het OM dat mede rechtsgevolg kan hebben voor zijn eigen voortbestaan. Het voorgaande laat onverlet dat het een andere rechtspersoon - waaronder begrepen de afdeling die zelf als rechtspersoon moet worden aangemerkt - niet vrijstaat om de werkzaamheid van de verboden rechtspersoon voort te zetten.
5.63.
Zoals het hof hiervoor heeft vastgesteld, zijn de Hells Angels georganiseerd op wereldniveau, regionaal niveau en nationaal niveau. HAMC moet worden beschouwd als de wereldwijde organisatie van alle Hells Angels en HAMC Holland als onderdeel daarvan: de organisatie op nationaal niveau, gevormd door de Hells Angels in Nederland. HAMC Holland voldoet daarbij aan de kenmerken van een informele vereniging. Statuten of reglementen heeft HAMC Holland niet, afgezien van de HAMC Holland richtlijnen. Daarin zijn onder meer regels opgenomen die betrekking hebben op de charters. Gelet op de algemene organisatiestructuur van de Hells Angels en de inhoud van de hiervoor genoemde regels kunnen de charters als afdelingen van HAMC Holland worden beschouwd.
De vraag is dan of deze charters zelf ook formele of informele verenigingen zijn.
5.64.
Er zijn twee verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid (Westport en Nijmegen) en 16 stichtingen verbonden aan de Hells Angels charters in Nederland (zie rov. 3.1). Dit zijn zelfstandige rechtspersonen. De verbodenverklaring en ontbinding van HAMC Holland strekt zich in elk geval niet over hen uit. Het hof gaat ervan uit dat de charters Westport en Nijmegen zijn georganiseerd in de formele verenigingen met hun naam. Dat betekent dat zij alleen al daarom niet vallen onder het verbod en de ontbinding van HAMC Holland.
Voor de overige charters geldt dat niet. Zij zijn niet georganiseerd in formele verenigingen en vallen ook niet samen met de stichtingen, omdat de charters leden hebben terwijl een stichting een rechtspersoon is die geen leden kent (artikel 2:285 BW). Daarmee blijft de vraag over of deze charters wel informele verenigingen zijn.
5.65.
De Hoge Raad heeft in het Bandidos-arrest overwogen dat, wanneer een afdeling van een vereniging geen formele vereniging is, het afhangt van de omstandigheden van het geval of de vereniging een informele vereniging is. Daarbij is niet doorslaggevend of de statuten of reglementen van de hoofdvereniging of de afdeling expliciet of impliciet voorzien in rechtspersoonlijkheid van die afdeling. Wel kan een afdeling van een vereniging alleen dan ook zelf een vereniging zijn en dus rechtspersoonlijkheid bezitten, als de afdeling als zelfstandige eenheid naar buiten optreedt en deelneemt aan het rechtsverkeer. Daarbij gelden verder de maatstaven zoals vermeld in rov. 5.15. Niet is vereist dat de afdeling in overwegende mate onafhankelijk functioneert ten opzichte van de vereniging.5.
5.66.
Er zijn geen statuten of reglementen van HAMC Holland of van de charters die in rechtspersoonlijkheid van de charters voorzien (behalve bij de formele verenigingen Westport en Nijmegen). Zoals hiervoor is overwogen, zijn de Hells Angels in Nederland mede te beschouwen als lid van HAMC Holland (zie rov. 5.26). Zij zijn echter ook nadrukkelijk verbonden aan een charter. De charters vormen daarbij bestendige organisaties. Zij beschikken ieder over een eigen bestuur, met vaste functies zoals president, secretary, treasurer, sergeant at arms en road captain. Zij hebben ook een eigen naam (Hells Angels in combinatie met een plaatsnaam of een eigen aanduiding van een gebied). Zij hebben eigen leden, wat wordt bevestigd door de ledenlijsten die worden bijgehouden per charter. Zij hebben eigen vergaderingen en clubavonden (wekelijkse meetings). De maandelijkse contributie moet ook aan de charters worden betaald. De charters hebben eigen onderscheidingstekens op de kleding (de eigen variant van het death head logo en de siderocker en andere emblemen met de naam van het charter), waarmee zij zich naar buiten toe presenteren als zelfstandige eenheid. De charters hebben verder eigen clubhuizen en activiteiten. Een aantal charters heeft ook een eigen website. Ten slotte weegt mee dat, zoals in rov. 5.10 is geconstateerd, de Hells Angels sterk bottom up zijn georganiseerd. Op alle niveaus, ook dat van de charters, geldt het principe van one man one vote. Weliswaar zijn zij gebonden aan de strakke internationale regels, maar die zien op de identiteit en alles wat het lokale niveau overstijgt en laten de charters overigens ongemoeid. Hetzelfde geldt voor de coördinatie op regionaal en nationaal niveau. De charters zijn verder vrij in hun doen en laten. Niet is gebleken dat de charters in wezen onder gezag staan van/feitelijk worden aangestuurd door andere personen of organen binnen de club.
5.67.
Gelet op dit alles zijn de Nederlandse charters - voor zover zij geen formele verenigingen zijn - als informele verenigingen aan te merken. Zij vallen dus niet onder de verbodenverklaring en ontbinding van HAMC Holland. Dat neemt niet weg dat de verklaring voor recht ten aanzien van HAMC en de verbodenverklaring van HAMC Holland indirect wel gevolgen hebben voor de Nederlandse charters en hun leden. Als de verklaring en het verbod eenmaal onherroepelijk zijn, staat het hen ook niet meer vrij om de werkzaamheid van HAMC en HAMC Holland voort te zetten. Onder meer betekent dit dat de leden niet meer in het openbaar de colors van de Hells Angels mogen dragen en de charters niet meer onder deze naam naar buiten mogen treden. Tot een andere beslissing over het verzoek van het OM dan de rechtbank heeft gegeven, leidt dit overigens niet.
Uitvoerbaar bij voorraad verklaring?
5.68.
De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betreft de verklaring voor recht ten aanzien van HAMC en de verbodenverklaring en ontbinding van HAMC Holland. Deze bepaling houdt in dat het instellen van beroep de werking van de beschikking niet schorst, wat volgens de wet wel het geval zou zijn zonder die bepaling. Dat betekent dat gevolg moet worden gegeven aan de beschikking terwijl nog niet is beslist over het beroep. Ook tegen de toewijzing van dit onderdeel van het verzoek van het OM keren de Stichting c.s. zich in dit hoger beroep.
5.69.
In de beschikking in het schorsingsincident van 28 januari 2020 heeft het hof al overwogen dat de wet weliswaar niet uitsluit dat een verbodenverklaring en ontbinding van een Nederlandse rechtspersoon op grond van artikel 2:20 BW en een verklaring voor recht ten aanzien van een buitenlandse corporatie als bedoeld in artikel 10:122 BW uitvoerbaar bij voorraad kunnen worden verklaard, maar dat de wetgever wel nadrukkelijk de bezwaren daartegen onder ogen heeft gezien. Ontbinding is een onherroepelijke ingreep en verbodenverklaring heeft slechts strafrechtelijke gevolgen. Die gevolgen treden pas in als de verbodenverklaring onherroepelijk is. Een uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft in zoverre dus geen rechtsgevolg en heeft slechts symbolische betekenis. Naar het oordeel van het hof weegt in het licht daarvan het belang van HAMC en HAMC Holland bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op een eventueel nog in te stellen rechtsmiddel is beslist zwaarder dan het belang van het OM dat de beschikking intussen al ten uitvoer kan worden gelegd. Het hof wijst het verzoek om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren daarom alsnog af. Het bezwaar van de Stichting c.s. wordt op dit punt dus gehonoreerd.
Bewijsaanbiedingen
5.70.
Er zijn geen voldoende concrete feiten gesteld die, indien bewezen, tot een andere uitkomst kunnen leiden. Het hof komt daarom niet toe aan (nadere) bewijslevering. Aan het bewijsaanbod dat de Stichting c.s. heeft gedaan ten aanzien van een aantal stellingen en het algemene bewijsaanbod van het OM gaat het hof dan ook voorbij. Op het bewijsaanbod van HAM Corporation hoeft bij gebrek aan belang niet te worden ingegaan.
6. Slotsom
6.1.
Het hoger beroep van de Stichting c.s. leidt alleen tot verduidelijking ten aanzien van de reikwijdte van het verbod en slaagt ten aanzien van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring. Voor het overige faalt hun beroep. Het hoger beroep van HAM Corporation slaagt wel.
Het hof zal de bestreden beschikking daarom op de genoemde punten vernietigen en voor het overige bekrachtigen, en afwijzen wat meer of anders is verzocht.
6.2.
Het hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, behalve in de zaak tegen HAM Corporation. Daarin zal het hof het OM als in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van beide instanties en in het incident.
7. De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 29 mei 2019, voor zover daarin (a) in de verklaring voor recht onder 5.1 is opgenomen dat HAM Corporation onderdeel uitmaakt van HAMC en (b) onder 5.2 en 5.4 de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige, met verbetering van gronden;
veroordeelt het OM in de kosten van beide instanties en van het incident, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van HAM Corporation wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 639,- voor verschotten en op € 1.086,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 741,- voor verschotten en op € 3.222,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.L. Wattel, C.J.H.G. Bronzwaer en S.C.P. Giesen, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2020.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 15‑12‑2020
HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:797, rov. 3.4.1.
HR 26 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1124 (https://www.navigator.nl/document/id287dd743ded2acf3ef24a13685f0c69e?h1=((NJ%202014%252F507))&idp=LegalIntelligence&anchor=id-8b42c242371ce68fe7d01881c32cd65a) en HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:948.
HR: 24-4-2020, ECLI:NL:HR:2020:797, rov. 3.4.2-3.4.4.
HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:797, rov. 3.6.2.
Uitspraak 30‑06‑2020
Inhoudsindicatie
Verzoek om voorlopige voorzieningen voor de duur van het geding, in het hoger beroep in de civiele verbods¬procedure van het OM tegen Hells Angels Motorcycle Club en Hells Angels Motorcycle Club Holland. Belanghebbenden hebben het hof verzocht te bepalen dat verboden in APV’s en andere gemeentelijke regelingen ten aanzien van de Hells Angels onverbindend zijn en handhavend optreden op grond van deze verboden te verbieden, zolang er geen onherroepelijk verbod van de Hells Angels is uitgesproken. Het hof is van oordeel dat de verzochte voorlopige voorzieningen in deze procedure niet toewijsbaar zijn.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.265.259
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 461530 en 461539)
beschikking van 30 juni 2020 in het incident ex artikel 223 Rv
in de zaak van:
1. de stichtingStichting IEHA,gevestigd te Gouda,
2. [appellant2] (lid van Hells Angels-charter Gouda),
3. [appellant3] (lid van Hells Angels-charter Amsterdam),
4. [appellant4] (lid van Hells Angels-charter South East),
5. [appellant5] (lid van Hells Angels-charter Northcoast),
6. [appellant6] (lid van Hells Angels-charter Amsterdam),
7. [appellant7] (lid van Hells Angels-charter Amsterdam),
allen woonplaats kiezende te Amsterdam,
appellanten in hoger beroep en verzoekers in het incident,
in de procedure bij de rechtbank: belanghebbenden,
hierna gezamenlijk: de Stichting c.s.,
advocaten: mrs. G.G.J.A. Knoops, C.J. Knoops-Hamburger en R.S. van Es,
tegen:
het Openbaar Ministerie,
woonplaats kiezende te Rotterdam,
verweerder in hoger beroep en in het incident,
in de procedure bij de rechtbank: verzoeker,
hierna: het OM,
voor wie optreedt de officier van justitie bij het Landelijk Parket, tevens (plaatsvervangend) advocaat-generaal bij het ressortsparket Arnhem-Leeuwarden,
met als belanghebbenden in hoger beroep:
1. de buitenlandse corporatie Hells Angels Motorcycle Corporation,gevestigd te Oakland, Californië, Verenigde Staten van Amerika,advocaten: mrs. N.M.K. Damen en J. de Koning,
2. de buitenlandse corporatie Hells Angels Motorcycle Club, zonder bekende vestigingsplaats, niet verschenen,
3. de informele vereniging Hells Angels Motorcycle Club Holland, zonder bekende vestigingsplaats, niet verschenen,
in de procedure bij de rechtbank: verweersters,hierna: HAM Corporation (nr. 1), HAMC (nr. 2) en HAMC Holland (nr. 3).
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1.
In de beschikking van het hof in het incident tot schorsing van 28 januari 2020 is beschreven hoe de procedure tot dan toe is verlopen. Het hof verwijst daarnaar.
1.2.
Het hof heeft hierna de volgende stukken ontvangen van partijen:
- het verweerschrift van het OM in de hoofdzaak (met bijlagen 26 en 27);
- de brief van mr. Knoops van 9 maart 2020 (met bijlage: expertiserapport);
- reactie van de Stichting c.s. op bijlage 26 van het OM;
- de brief van het OM van 1 mei 2020 (met bijlagen 28 tot en met 31);
- het incidentele verzoekschrift van de Stichting c.s. tot het treffen van een voorlopige voorziening voor de duur van het geding (met bijlagen 1 tot en met 3);
- de brief van mr. Knoops van 29 mei 2020 (met bijlage 4 in het incident);
- de brief van mr. Knoops van 10 juni 2020 (verzoek om spoedbehandeling van het incident);
- het verweerschrift van het OM in het incident.
1.3.
Het hof heeft bepaald dat in het incident een beslissing op de stukken wordt gegeven.
2. De motivering van de beslissing in het incident
2.1.
Het hof heeft in de beschikking in het incident van 28 januari 2020 de schorsing bevolen van de werking van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 29 mei 2019. Bij die beschikking heeft de rechtbank voor recht verklaard dat de werkzaamheid van HAMC, waarvan HAM Corporation onderdeel uitmaakt, in strijd is met de openbare orde als bedoeld in artikel 2:20 BW en HAMC Holland verboden verklaard en ontbonden. Door de beschikking van het hof is de werking van de - uitvoer bij voorraad verklaarde - beschikking van de rechtbank uitgesteld in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep.
2.2.
De Stichting c.s. hebben in hun incidentele verzoekschrift aangevoerd dat de politie een lid van de Hells Angels North West heeft bericht dat er handhavend zal worden opgetreden tegen zogenaamde OMG’s zoals de Hells Angels, op grond van veranderd landelijk beleid. Dit houdt in dat het voor leden van deze motorclubs is verboden om in het openbaar ‘colors’ te dragen. Daarbij is verwezen naar de volgende uitleg van het OM:“Het landelijk parket heeft, in samenspraak met de Landsadvocaat en het WBOM, zich gebogen over het handhaven van de nog niet onherroepelijke civiele verboden, i.c. Hells Angels, Satudarah en No Surrender. Die clubs zijn bij uitspraken van de rechter, hetzij in eerste aanleg hetzij al in hoger beroep, verboden verklaard. Soms is die uitspraak bij voorraad uitvoerbaar verklaard en soms niet.
Mede op basis van de uitspraken in de civiel verbod procedures zelf, maar ook de uitspraken in voorlopige voorzieningen procedures (…) zijn het landelijk parket, de landsadvocaat en het WBOM tot de conclusie gekomen dat de uitvoerbaarheid bij voorraad geen rol speelt bij het nemen van bestuurlijke maatregelen.
Dat betekent dat vanaf heden geen onderscheid meer gemaakt wordt tussen wel of niet uitvoerbaar bij voorraad en dat op alle uitgesproken civiele verboden die nog niet onherroepelijk zijn, gehandhaafd kan worden. Handhaven vindt dan plaats op grond van de gewijzigde artikelen in de APV’s (verbod dragen van uitingen van bij rechterlijke uitspraak verboden organisatie) of, indien uitgevaardigd, op grond van een bevel ex artikel 172 lid 3 Gemeentewet. (…)”
De Stichting c.s. hebben geconstateerd dat veel APV’s inderdaad recentelijk zijn aangepast op dit punt, waarbij onder meer is verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 29 mei 2019. De Stichting c.s. wijzen erop dat na de beschikking van de rechtbank ook al handhavend is opgetreden tegen Hells Angels die zich herkenbaar in de openbare ruimte begaven en dat er clubhuizen zijn gesloten. De APV’s zijn niet aangepast naar aanleiding van de beschikking van het hof waarbij de tenuitvoerlegging van de rechtbankbeschikking is geschorst. Wel had de schorsing tot gevolg dat niet meer actief werd gehandhaafd, tot enkele weken geleden. Verschillende leden van de Hells Angels zijn recentelijk aangehouden wegens het dragen van colors. De Stichting c.s. achten het aannemelijk dat de recente communicatie van het OM over de nieuwe aanpak ertoe heeft geleid dat de politie weer handhavend is gaan optreden tegen het dragen van colors en andere uitingen van lidmaatschap door leden van de Hells Angels. Zij stellen zich op het standpunt dat de wijziging in het beleid van het OM in strijd is met het bepaalde in de beschikking van het hof en in strijd is met de wet, terwijl de genoemde APV’s onverbindend zijn te achten wegens strijd met hogere regelgeving waaronder artikel 11 EVRM.
2.3.
Op grond van het voorgaande verzoeken de Stichting c.s. het hof om bij wijze van voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv:
- A.
te bepalen dat de beschikking van de rechtbank van 29 mei 2019 geen legitimatie vormt voor het opnemen van verboden ten aanzien van de Hells Angels in APV’s, op grond van de Gemeentewet of andere gemeentelijke regelingen, zolang er niet een onherroepelijk verbod jegens een van de belanghebbenden in deze procedure is uitgesproken;
- B.
te bepalen dat de betreffende APV’s wegens strijd met hogere regelgeving onverbindend zijn jegens de Stichting c.s. zolang er niet een onherroepelijk verbod is uitgesproken;
- C.
te bevelen dat niet handhavend kan worden opgetreden op grond van verboden ten aanzien van de Hells Angels, waaronder in elk geval begrepen verboden om middels clubkleding en logo’s herkenbaar te zijn als Hells Angel, in APV’s, op grond van de Gemeentewet of andere gemeentelijke regelingen, zolang er niet een onherroepelijk verbod jegens een van de belanghebbenden is uitgesproken;
- D.
enige andere voorziening te treffen om te verzekeren dat de door het hof gelaste schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking van de rechtbank wordt gerespecteerd;
- E.
deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
- F.
het OM te veroordelen in de kosten van dit incident.
2.4.
Het OM heeft verzocht de Stichting c.s. niet-ontvankelijk te verklaren in het verzoek tot voorlopige voorziening, dan wel het verzoek af te wijzen en de Stichting c.s. te veroordelen in de kosten van het incident. Het hof is van oordeel dat de voorlopige voorzieningen die de Stichting c.s. hebben verzocht in deze procedure inderdaad niet toewijsbaar zijn.
Het hof zal hierna uiteenzetten hoe het tot dat oordeel komt.
2.5.
Op grond van artikel 223 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderendat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Daarbij geldt de eis dat de vordering moet samenhangen met de hoofdvordering. De mogelijkheid om een voorlopige voorziening te vragen voor de duur van het geding is in de wet opgenomen voor de dagvaardingsprocedure, maar kan in de verzoekschriftprocedure naar analogie worden toegepast.
2.6.
De verzoeken van de Stichting c.s. strekken ertoe te bepalen dat verboden in APV’s (Algemene Plaatselijke Verordeningen) en andere gemeentelijke regelingen op grond van de Gemeentewet ten aanzien van de Hells Angels onverbindend zijn en handhavend optreden op grond van deze verboden te verbieden, zolang er geen onherroepelijk verbod van de Hells Angels is uitgesproken. Op grond van artikel 147 Gemeentewet worden de gemeentelijke verordeningen waar het hier om gaat vastgesteld door de gemeenteraad. De handhavingsmaatregelen waarop wordt gedoeld, zijn gebaseerd op de openbare ordebevoegdheden van de burgemeester op grond van de Gemeentewet. Bij het vaststellen van de bedoelde verboden en het nemen van maatregelen met het oog op de openbare orde oefenen gemeenteraden en burgemeesters eigen wettelijke bevoegdheden uit. Zij maken daarbij hun eigen afwegingen ten aanzien van wat nodig is voor het bewaken van de openbare orde en veiligheid in hun gemeente. Dat zij daarbij betekenis hechten aan het oordeel van de rechtbank in de bestreden beschikking dat de activiteiten van de Hells Angels in strijd zijn met de openbare orde, maakt niet dat zij de beschikking van de rechtbank ten uitvoer leggen.
2.7.
De vraag of de bedoelde verboden in gemeentelijke verordeningen verbindend zijn en of door burgemeesters genomen of te nemen openbare ordemaatregelen tegen de Hells Angels rechtmatig zijn, ligt niet voor in deze procedure, waarin uitsluitend moet worden beoordeeld of HAMC Holland en HAMC bestaan en, zo ja, of hun werkzaamheid in strijd is met de openbare orde. Over de eerstgenoemde vraag kan het hof dus ook geen uitspraak doen bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van deze procedure. Dit geldt daarmee ook voor de vraag die in het verlengde daarvan ligt, of er handhavend mag worden opgetreden op basis van de bedoelde gemeentelijke verboden en maatregelen. Dat de verboden en maatregelen op gemeentelijk niveau onderdeel zijn van een landelijke integrale aanpak van OMG’s die door politie en justitie wordt ondersteund, maakt dit niet anders.
2.8.
Het hof wijst de incidentele verzoeken af en houdt de beslissing over de kosten van het incident aan tot de eindbeschikking in de hoofdzaak.
2.9.
De mondelinge behandeling in de hoofdzaak is (nader) bepaald 7 oktober 2020.
In afwachting daarvan houdt het hof iedere verdere beslissing aan.
3. De beslissing
Het hof, beschikkende:
in het incident:
wijst de verzoeken van de Stichting c.s. af;
verder in het incident en in de hoofdzaak:
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.L. Wattel, C.J.H.G. Bronzwaer en S.C.P. Giesen, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2020.
Uitspraak 28‑01‑2020
Inhoudsindicatie
Tussenuitspraak. De rechtbank in Utrecht heeft in haar uitspraak van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RBMNE:2019:2302) de Hells Angels in Nederland verboden verklaard en ontbonden en daarbij bepaald dat daaraan al uitvoering kan worden gegeven, ongeacht het hoger beroep. Het hof stelt alsnog de werking van de beslissing van de rechtbank uit in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.265.259 en 200.265.210
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 461530 en 461539)
beschikking van 28 januari 2020 in het incident tot schorsing
in zaak 200.265.259 van:
1. de stichtingStichting IEHA,gevestigd te Gouda,
2. [persoon A] (lid van Hells Angels-charter Gouda),
3. [persoon B] (lid van Hells Angels-charter Amsterdam),
4. [persoon C] (lid van Hells Angels-charter South East),
5. [persoon D] (lid van Hells Angels-charter Northcoast),
6. [persoon E] (lid van Hells Angels-charter Amsterdam),
7. [persoon F] (lid van Hells Angels-charter Amsterdam),
allen woonplaats kiezende te Amsterdam,
appellanten in hoger beroep en verzoekers in het incident,
in de procedure bij de rechtbank: belanghebbenden,
hierna gezamenlijk: de Stichting c.s.,
advocaten: mrs. G.G.J.A. Knoops, C.J. Knoops-Hamburger en R.S. van Es,
tegen:
het Openbaar Ministerie,
woonplaats kiezende te Rotterdam,
verweerder in hoger beroep en in het incident,
in de procedure bij de rechtbank: verzoeker,
hierna: het OM,
voor wie optreedt de officier van justitie bij het Landelijk Parket, tevens (plaatsvervangend) advocaat-generaal bij het ressortsparket Arnhem-Leeuwarden,
met als belanghebbenden in hoger beroep:
1. de buitenlandse corporatie Hells Angels Motorcycle Corporation,gevestigd te Oakland, Californië, Verenigde Staten van Amerika,advocaten: mrs. N.M.K. Damen en J. de Koning,
2. de buitenlandse corporatie Hells Angels Motorcycle Club, zonder bekende vestigingsplaats, niet verschenen,
3. de informele vereniging Hells Angels Motorcycle Club Holland, zonder bekende vestigingsplaats, niet verschenen,
in de procedure bij de rechtbank: verweersters,hierna: HAM Corporation (nr. 1), HAMC (nr. 2) en HAMC Holland (nr. 3),
en in zaak 200.265.210 van:
de buitenlandse corporatie Hells Angels Motorcycle Corporation, gevestigd te Oakland, Californië, Verenigde Staten van Amerika, appellante in hoger beroep en verzoekster in het incident,
in de procedure bij de rechtbank: verweerster,
hierna: HAM Corporation,
advocaten: mrs. N.M.K. Damen een J. de Koning,
tegen:
het Openbaar Ministerie,
woonplaats kiezende te Rotterdam,
verweerder in hoger beroep en in het incident,
in de procedure bij de rechtbank: verzoeker,
hierna: het OM,
voor wie optreedt de officier van justitie bij het Landelijk Parket, tevens (plaatsvervangend) advocaat-generaal bij het ressortsparket Arnhem-Leeuwarden,
met als belanghebbenden in hoger beroep:
1. de buitenlandse corporatie Hells Angels Motorcycle Club,zonder bekende vestigingsplaats,niet verschenen,
2. de informele vereniging Hells Angels Motorcycle Club Holland, zonder bekende vestigingsplaats, niet verschenen,
in de procedure bij de rechtbank: verweersters (naast HAM Corporation),hierna: HAMC (nr. 1) en HAMC Holland (nr. 2),
alsmede:
1. de stichtingStichting IEHA,gevestigd te Gouda,
2. [persoon A] (lid van Hells Angels-charter Gouda),
3. [persoon B] (lid van Hells Angels-charter Amsterdam),
4. [persoon C] (lid van Hells Angels-charter South East),
5. [persoon D] (lid van Hells Angels-charter Northcoast),
6. [persoon E] (lid van Hells Angels-charter Amsterdam),
7. [persoon F] (lid van Hells Angels-charter Amsterdam),
allen woonplaats kiezende te Amsterdam,
in de procedure bij de rechtbank: belanghebbenden,
hierna gezamenlijk: de Stichting c.s.,
advocaten: mrs. G.G.J.A. Knoops, C.J. Knoops-Hamburger en R.S. van Es.
1. De procedures bij de rechtbank
In de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 29 mei 2019 in de zaken met zaaknummers 461530 en 461539 (gepubliceerd onder ECLI:NL:RBMNE:2019:2302)staat hoe de procedures bij de rechtbank zijn verlopen. Het hof verwijst daarnaar.
2. Het geding in hoger beroep
in zaak 200.265.259:
2.1
Het hof heeft in deze zaak de volgende stukken ontvangen van partijen:
- het beroepschrift van de Stichting c.s. (met bijlagen), bij het hof binnengekomen op 29 augustus 2019; het beroepschrift bevat tevens een incidenteel verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking van de rechtbank;
- de stukken van de procedure bij de rechtbank;
- het verweerschrift in het incident tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het OM, bij het hof binnengekomen op 21 november 2019;
- de brief van mr. Van Es van 24 december 2019, waarin zij namens de Stichting c.s. verzoekt in staat te worden gesteld een mondelinge toelichting te geven in het incident;
- de brief van het OM van 2 januari 2020, met de mededeling dat het OM geen mondelinge behandeling wenst in het incident;
- de fax van mr. Van Es van 14 januari 2020, waarin zij het hof meedeelt dat de Stichting c.s. alsnog afzien van een mondelinge toelichting in het incident.
in zaak 200.265.210
2.2
Het hof heeft in deze zaak de volgende stukken ontvangen van partijen:
- het beroepschrift van HAM Corporation (met bijlagen), bij het hof binnengekomen op 29 augustus 2019; ook dit beroepschrift bevat tevens een incidenteel verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking van de rechtbank;
- de stukken van de procedure bij de rechtbank;
- het verweerschrift in het incident tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het OM, bij het hof binnengekomen op 21 november 2019;
- de brief van het OM van 2 januari 2020, met de mededeling dat het OM geen mondelinge behandeling wenst in het incident;
- de brief van mr. Damen van 7 januari 2020, waarin zij het hof bericht dat HAM Corporation afziet van een mondelinge behandeling in het incident.
in beide zaken
2.3
Het hof heeft bepaald dat in het incident een beslissing op de stukken wordt gegeven. Deze beslissing, over de vraag of de werking van de beschikking van de rechtbank moet worden geschorst in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep, wordt vandaag gegeven. In de hoofdzaak zal nog een mondelinge behandeling volgen, waarna het hof daarin uitspraak zal doen (zie verder onder 3.9).
3. De motivering van de beslissing in het incident
3.1
Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende. Het OM vindt het noodzakelijk dat de Hells Angels worden verboden in Nederland. Daartoe heeft het OM twee verzoeken ingediend bij de rechtbank. Het ene verzoek is gericht tegen HAMC, volgens het OM een wereldwijde organisatie van alle Hells Angels op de wereld waarvan HAM Corporation onderdeel uitmaakt. Het andere verzoek is gericht tegen HAMC Holland, volgens het OM een Nederlandse organisatie (informele vereniging) van alle Hells Angels in Nederland.
HAM Corporation is verschenen en heeft verweer gevoerd. HAMC en HAMC Holland zijn niet verschenen. Wel hebben zich als belanghebbenden gemeld de Stichting c.s. Zij hebben ook verweer gevoerd tegen de verzoeken van het OM.
De rechtbank heeft in de beschikking van 29 mei 2019 geoordeeld dat de genoemde organisaties inderdaad bestaan en dat hun werkzaamheid in strijd is met de openbare orde. De rechtbank heeft daarom de verzoeken van het OM toegewezen. In de zaak tegen HAMC heeft de rechtbank voor recht verklaard dat de werkzaamheid van HAMC, waarvan HAM Corporation onderdeel uitmaakt, in strijd is met de openbare orde als bedoeld in artikel 2:20 BW. In de zaak tegen HAMC Holland heeft de rechtbank HAMC Holland verboden verklaard en ontbonden. De rechtbank heeft de beschikking wat deze onderdelen betreft uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Verder heeft de rechtbank de zaken aangehouden in afwachting van de benoeming van een vereffenaar (die moet zorgen voor de vereffening van de in Nederland gelegen goederen van HAMC en het vermogen van HAMC Holland).
3.2
De Stichting c.s. en HAM Corporation zijn in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank van 29 mei 2019. Zij hebben daarbij tevens verzocht de tenuitvoerlegging van de (uitvoerbaar bij voorraad verklaarde) beschikking te schorsen.
Zij willen daarmee voorkomen dat gevolg moet worden gegeven aan de beschikking terwijl nog niet is beslist op het hoger beroep. Het OM heeft verzocht deze verzoeken af te wijzen. Het hof is van oordeel dat er wel reden is om de werking c.q. tenuitvoerlegging van de beschikking te schorsen. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot dat oordeel komt. Benadrukt wordt dat hiermee niet meer is beslist dan dat de werking van de beschikking is uitgesteld, in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep.
3.3
Bij de beoordeling stelt het hof het volgende voorop, onder verwijzing naar de maatstaven die de Hoge Raad in een recent arrest heeft gegeven voor de beoordeling van onder meer incidenten over schorsing van de tenuitvoerlegging op grond van artikel 351 Rv (in dagvaardingsprocedures).1.Deze maatstaven gelden ook voor de beoordeling van incidenten over schorsing van de werking van een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking op grond van artikel 360 Rv (in verzoekschriftenprocedures), zoals in deze zaak aan de orde is.
a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan.
b. Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
c. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
3.4
De rechtbank heeft in de beschikking onder de kop ‘verdere verloop en uitvoerbaarheid bij voorraad’ het volgende overwogen:“De rechtbank houdt beide zaken aan voor de benoeming van een vereffenaar. Voor het overige geeft de rechtbank in beide zaken een eindbeslissing: de verklaring en het verbod. De eindbeslissingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De wet heeft dit niet uitgesloten en niet is gebleken dat de wetgever dit heeft willen uitsluiten. De rechtbank verwijst in dit verband naar de beschikking van het Gerechtshof Den Haag van 4 december 2018 in een vergelijkbare procedure van het Openbaar Ministerie tegen de Satudarah Motorcycle Club (zaaknummer 200.245.707/01).”
Hiermee heeft de rechtbank uitdrukkelijk overwogen dat niet is uitgesloten dat de beslissingen - om een verklaring voor recht als bedoeld in artikel 10:122 BW te geven ten aanzien van HAMC (en indirect ten aanzien van HAM Corporation) en om HAMC Holland verboden te verklaren en te ontbinden op grond van artikel 2:20 BW - uitvoerbaar bij voorraad kunnen worden verklaard. De beslissing om de verklaring voor recht en de verbodenverklaring en ontbinding dan ook inderdaad uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, is als zodanig echter niet gemotiveerd: de rechtbank is niet ingegaan op de vraag of het belang van HAMC, HAM Corporation en HAMC Holland en de andere belanghebbenden bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op een door hen in te stellen hoger beroep is beslist, in de gegeven omstandigheden al dan niet zwaarder weegt dan het (als uitgangspunt geldende) belang van het OM dat de uitspraak hangende een hogere voorziening ten uitvoer kan worden gelegd. Het hof moet deze afweging daarom, met inachtneming van het genoemde uitgangspunt, alsnog maken. De hiervoor in 3.3 onder c. genoemde beperking (kort gezegd: dat sprake moet zijn van een kennelijke misslag of van nieuwe feiten en omstandigheden waarmee de rechtbank geen rekening heeft kunnen houden) geldt daarbij dus niet.
3.5
Bij deze afweging speelt allereerst een rol dat de wet weliswaar niet uitsluit dat een verbodenverklaring en ontbinding van een Nederlandse rechtspersoon op grond van artikel 2:20 BW en een verklaring voor recht ten aanzien van een buitenlandse corporatie als bedoeld in artikel 10:122 BW uitvoerbaar bij voorraad kunnen worden verklaard, maar dat de wetgever wel nadrukkelijk de bezwaren daartegen onder ogen heeft gezien. Zo staat in de memorie van antwoord (Kamerstukken II 1984-1985, 17476, nr. 5, p. 8) het volgende:
“25. Dat de rechter ontbinding zal uitspreken met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, mag niet worden verwacht, omdat ontbinding een onherroepelijke ingreep is. Daarom wordt deze mogelijkheid hier noch elders in boek 2 BW uitgesloten in de ontbindingsbepalingen. Over de vraag of een verbodenverklaring bij voorraad uitvoerbaar kan worden verklaard, kan men aarzelen. Nu een verbodenverklaring slechts strafrechtelijke gevolgen heeft en artikel 140, lid 2, zoals nu gewijzigd voorgesteld, die gevolgen slechts verbindt aan een onherroepelijke verbodenverklaring, zal een uitvoerbaarverklaring bij voorraad, als de rechter die al zou uitspreken, geen rechtsgevolg hebben.”
3.6
In dit geval zijn die bezwaren ook evident aanwezig. De ontbinding van HAMC Holland heeft tot gevolg dat moet worden overgegaan tot vereffening van haar vermogen, waarna zij ophoudt te bestaan. De verklaring voor recht dat de werkzaamheid van HAMC, waarvan HAM Corporation een onderdeel is, in strijd is met de openbare orde als bedoeld in artikel 2:20 BW leidt er ook toe dat de in Nederland gelegen goederen van HAMC en HAM Corporation moeten worden vereffend (artikel 10:122 lid 4 BW). Dit heeft onomkeerbare gevolgen. Het spreekt voor zich dat het belang van HAMC Holland en HAMC/HAM Corporation zich daartegen verzet. Het OM heeft daartegenover geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat de uitvoering van de ontbinding (en de verklaring voor recht in zoverre) ter hand moet kunnen worden genomen, ook al is de ontbindingsbeslissing nog niet onherroepelijk. De enkele opmerking dat via de vereffening (enige mate van) controle op de naleving van de verbodenverklaring kan worden uitgeoefend, is daarvoor onvoldoende. Ten aanzien van de verbodenverklaring geldt verder het volgende. In artikel 140 Sr is alleen strafbaar gesteld de deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard of ten aanzien waarvan een onherroepelijke verklaring als bedoeld in artikel 10:122 BW is afgegeven. Aan de verbodenverklaring en de verklaring ex artikel 10:122 BW zijn dus pas strafrechtelijke gevolgen verbonden als de beschikking onherroepelijk is. Dat is niet voor niets. De uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft daarom in dit opzicht geen effect. Een belang daarbij is wat dit betreft dus ook niet aan de orde.
3.7
De Stichting c.s. hebben aangevoerd dat de uitspraak feitelijk wel tot gevolg heeft dat
Hells Angels-leden worden beperkt in hun vrijheid van vereniging, dat zij niet meer over straat kunnen in door hen gekozen kleding en niet meer mogen samenkomen als leden van een club, wat een inbreuk oplevert op hun persoonlijke levenssfeer, dat burgemeesters naar aanleiding van de beschikking bevelen uitvaardigen op grond van de Gemeentewet waardoor er handhavend wordt opgetreden tegen Hells Angels-leden die zich herkenbaar in de openbare ruimte begeven, en dat het verbod er ook toe leidt dat Hells Angels-leden niet meer zonder meer hun dagelijkse werk kunnen uitoefenen (zo zijn er leden ontslagen of op non-actief gesteld, worden er “stopgesprekken” gevoerd met Hells Angels-leden die voor Defensie werkzaam zijn en wordt de verklaring van geen bezwaar van militairen die contact hebben met de Hells Angels ingetrokken). HAM Corporation heeft aangevoerd dat zij eigenaar is van een aantal handelsmerken, handelsnamen en auteursrechten, dat zij door de verklaring niet langer kan deelnemen aan het rechtsverkeer en dat zij daardoor niet kan optreden tegen inbreuken op haar intellectuele eigendomsrechten. Het OM heeft daartegenover alleen in het algemeen aangevoerd dat met de uitvoerbaarverklaring bij voorraad een halt wordt toegeroepen aan de geconstateerde schadelijke werkzaamheid van de Hells Angels en haar leden, in die zin dat uitingen van de club als zodanig, waarmee bijvoorbeeld bij anderen angst wordt ingeboezemd, niet langer zijn toegestaan. Naar het oordeel van het hof is dat door het OM gestelde belang onvoldoende geconcretiseerd om daaraan in dit kader, in het licht van het voorgaande, doorslaggevend gewicht toe te kennen.
3.8
De conclusie is dat het belang van HAMC Holland, HAMC en HAM Corporation (en de andere belanghebbenden) bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het hoger beroep is beslist zwaarder weegt dan het belang van het OM dat de bestreden beschikking werking heeft en ten uitvoer kan worden gelegd hangende het hoger beroep.De incidentele verzoeken worden daarom toegewezen.
3.9
De mondelinge behandeling in de hoofdzaak is bepaald op 26 mei 2020.In afwachting daarvan houdt het hof iedere verdere beslissing aan.
4. De beslissing
Het hof, beschikkende:
in het incident:
beveelt schorsing van de werking van de (uitvoerbaar bij voorraad verklaarde) beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 29 mei 2019 in de zaken 461530 en 461539;
in de hoofdzaak:
houdt verder iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.L. Wattel, C.J.H.G. Bronzwaer en S.C.P. Giesen, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2020.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 28‑01‑2020
HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.