Regeling vermogenswaardering Ioaz
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2001
- Bronpublicatie:
13-12-2000, Stcrt. 2000, 244 (uitgifte: 15-12-2000, regelingnummer: BZ/ACT/00/82170)
- Inwerkingtreding
01-01-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2000, Stcrt. 2000, 244 (uitgifte: 15-12-2000, regelingnummer: BZ/ACT/00/82170)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
1.
Vermogen is de waarde van de bezittingen verminderd met de waarde van de schulden.
2.
Bezittingen zijn:
- a.
onroerende zaken;
- b.
rechten, die direct of indirect op onroerende zaken betrekking hebben;
- c.
roerende zaken die door de gewezen zelfstandige en personen die behoren tot zijn huishouden niet voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt of verbruikt alsmede roerende zaken die voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt of verbruikt doch hoofdzakelijk als belegging dienen;
- d.
rechten op roerende zaken;
- e.
rechten die niet op zaken betrekking hebben, waaronder geld en
- f.
overige vermogensrechten, met waarde in het economisch verkeer;
- g.
goodwill.
3.
Schulden zijn:
- a.
verplichtingen met waarde in het economisch verkeer;
- b.
verplichtingen die voortvloeien uit de vaststelling van de waarde van de bezittingen.