Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling GLB 2023
Artikel 11 Aanvraag
Geldend
Geldend van 01-01-2023 tot 01-01-2025
- Redactionele toelichting
Herplaatst in Staatscourant 29696-n1 van 10-11-2022.
- Bronpublicatie:
01-11-2022, Stcrt. 2022, 29696 (uitgifte: 08-11-2022, regelingnummer: WJZ/22031065)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-11-2022, Stcrt. 2022, 29696 (uitgifte: 08-11-2022, regelingnummer: WJZ/22031065)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
Een landbouwer die ingevolge artikel 10 een aanmelding tot deelname heeft gedaan dient in de periode van 15 oktober tot en met 30 november van het aanvraagjaar een aanvraag in. Wanneer 30 november een zaterdag of zondag is wordt de uiterste termijn verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag of zondag is.
2.
Na de in het eerste lid bedoelde uiterste datum kunnen geen wijzigingen meer worden aangebracht in de aanvraag, behoudens gevallen als bedoeld in artikel 59, zesde lid, van verordening 2021/2116 en artikel 46.
3.
De aanvraag wordt gedaan door middel van een door de Minister beschikbaar gesteld elektronisch formulier en bevat in ieder geval:
- a.
een opgave van alle percelen en in voorkomend geval alle landschapselementen die op de peildatum ter beschikking van de landbouwer staan;
- b.
een opgave van de zeldzame landbouwhuisdierrassen, als bedoeld in artikel 28, die betrekking hebben op het desbetreffende aanvraagjaar;
- c.
indien van toepassing een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 5, derde lid;
- d.
indien van toepassing een volledige invulling voor het aandeel niet productieve grond, bedoeld in artikel 32, onderdeel b, in samenhang met bijlage 4, onder 8; en
- e.
een opgave van de gerealiseerde eco-activiteiten.
4.
In geval het indienen van de aanvraag op of kort voor de sluitingsdatum, genoemd in het eerste lid, langere tijd niet mogelijk is door een calamiteit aan de kant van het elektronisch loket kan de Minister met inachtneming van een redelijke termijn een nieuw tijdstip voor uiterste indiening van de aanvraag bepalen.
5.
De Minister beslist op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk op 30 juni van het jaar volgend op het jaar waarin de aanvraag is ingediend.
6.
Indien een landbouwer niet voldoet aan het vereiste, bedoeld in het derde lid, onderdeel d, wordt de aanvraag door de Minister aangepast door beschikbare niet productieve gronden aan te wijzen totdat aan de verplichting van artikel 32, onderdeel b, in samenhang met bijlage 4, onder 8, wordt voldaan.