Stb. 2004, 290 (inwerkingtreding op 10 augustus 2004).
Hof Den Haag, 07-07-2016, nr. 22-005387-14, nr. 09-767193-13
ECLI:NL:GHDHA:2016:1979
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
07-07-2016
- Zaaknummer
22-005387-14
09-767193-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2016:1979, Uitspraak, Hof Den Haag, 07‑07‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:897, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
IR 2016/124, UDH:IR/13471 met annotatie van Onder redactie van Tina van der Linden – Smit en Kea Kroeks – de Raaij
Uitspraak 07‑07‑2016
Inhoudsindicatie
Art. 132 Sr. Het hof veroordeelt de verdachte ter zake van: Een afbeelding waarin tot een terroristisch misdrijf wordt opgeruid, verspreiden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat in het geschrift zodanige opruiing voorkomt, meermalen gepleegd, tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaren. Vrijspraak ter zake van het tll werven van personen voor de gewapende strijd.
Partij(en)
Rolnummer: 22-005387-14
Parketnummer: 09-767193-13
Datum uitspraak: 7 juli 2016
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
zitting houdende in de extra beveiligde zittingszaal van de rechtbank
Noord-Holland te Badhoevedorp.
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van
1 december 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag 1994],
wonende te [adres].
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 21 juli 2015, 13 oktober 2015, 6 januari 2016, 12 februari 2016 en 1, 2, 9, 20, 23 juni en 7 juli 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
2. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het tenlastegelegde vrijgesproken.
Door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
3. Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet in alle opzichten verenigt.
4. Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijzigingen ter terechtzitting in hoger beroep op 12 februari 2016 en 9 juni 2016, ten laste gelegd dat:
1:
zij in of omstreeks de periode van 13 juni 2012 tot en met 17 Juli 2013 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, en/of te Antwerpen, in elk geval in België, zonder toestemming van de Koning(in),
- [ persoon 2] (geboren: [geboortedag] 1995) en/of
- [ medeverdachte] (geboren: [geboortedag] 1994) en/of
- [ persoon 3] (geboren: [geboortedag] 1996) en/of
- [ persoon 4] (geboren: [geboortedag] 1994) en/of
- [ persoon 1] (geboren: [geboortedag] 1995) en/of
- [ persoon 5] (geboren: [geboortedag] 1997) en/of
- [ persoon 5] (geboren: [geboortedag] 1986) en/of
- [ persoon 7] (geboren [geboortedag] 1989 en/of
heeft geworven voor de gewapende (terroristische) strijd, door (onder meer)
- intensief contact te onderhouden met die personen (voorafgaand aan de afreis Syrië en/of ten tijde van het verblijf van die personen in Syrië) en/of
- lezingen te geven over haar, verdachtes, denkbeelden met betrekking tot de "strijdbare islam" en/of die lezingen actief bij te wonen en/of anderen daarbij uit te nodigen en/ofte flyeren voor lezingen en/of
- lezingen te geven via Skype en/of Paltalk en/of andere (sociale) media over haar, verdachtes, denkbeelden met betrekking tot de "strijdbare Islam" en/of
- uitingen te doen (al dan niet via/middels allerlei (sociale) media) waaruit haar, verdachtes, steun van deelname aan de gewapende strijd in Syrië uit naam van de islam blijkt en/of
- met die [persoon 2] kort voor diens vertrek voor de Islamitische wet te trouwen en/of (een) bericht(en) aan die [persoon 2] te sturen met daarin onder meer opgenomen: "Ik vraag Allah om jou te laten sterven als Shaheed" en/of
- met die [medeverdachte] kort voor diens vertrek voor de Islamitische wet te trouwen en/of chatberichten aan die [medeverdachte] te sturen met daarin onder meer opgenomen: "Eenieder die niet vecht of goed zorgt voor de familie, die een strijder heeft achter gelaten, Allah zal hem kwellen met een rampspoed voor de Dag der Opstanding" en/of
- die [persoon 3] te helpen met de afreis naar Syrië door geld voor de reis te verzamelen en/of aan te bieden om die [persoon 3] naar het vliegveld te brengen en/of
- tegen die [persoon 4] te zeggen: "Weetje wat jij moet doen, gewoon trouwen en wegwezen" en/of
- die [persoon 1] onder druk te zetten door tegen die [persoon 1] te zeggen: "De accepteer niet., ik accepteer niet datje hier blijft. Dat accepteer niet" en/of
- door onder andere aan die [persoon 5] advies te geven over trouwen met een broeder en/of te zeggen dat er broeders zijn in Syrië die willen trouwen en/of
- ( hiermee) die personen (geleidelijk aan) te beïnvloeden en/of te overreden (om af te reizen naar Syrië) en/of die personen geestelijk rijp te maken voor het afreizen naar Syrië,
terwijl deze gewapende strijd waarvoor wordt geworven, het plegen van een terroristisch misdrijf inhoudt;
2:
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 november 2012 tot en met 17 juli 2013 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, en/of te Antwerpen, in elk geval in België, met een of meer anderen, meermalen,
in het openbaar, mondeling en/of middels geschrift en/of afbeelding, heeft opgeruid tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, terwijl dit (een) terroristische
misdrijf(ven) dan wel (een) misdrijf(ven) ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf,
immers heeft verdachte
- lezingen gegeven over haar, verdachtes, denkbeelden met betrekking tot de "strijdbare islam" en/of te flyeren voor lezingen en/of
- lezingen gegeven via Skype en/of Paltalk en/of andere (sociale) media over haar, verdachtes, denkbeelden met betrekking tot de "strijdbare Islam" en/of
- uitingen gedaan (al dan niet via/middels allerlei (sociale) media) waaruit haar, verdachtes, steun van deelname aan de gewapende strijd in Syrië uit naam van de islam blijkt en/of
- op (een) facebookpagina('s) (waaronder de pagina Milatu Ibrahim zusters) gebeden en/of lezingen en/of berichten (waaronder "Voorbereiden op de Jihad" en/of "De rol van de strijder") en/of extremistische filmpjes (over onder ander Sharia for Belgium) geplaatst en/of
- getwittert over de Islam en/of op twitter meerdere (gewelddadige) filmpjes, waaronder een film met als titel "Daily life of a Mujahid", geplaatst,
waarin (telkens) de radicaal extremistische Islam, althans de Islam, en/of Jihad en/of de gewapende terroristische strijd in Syrië wordt verheerlijkt en/of aangemoedigd en/of geprezen en/of wordt aangezet tot deelname aan deze terroristische strijd;
en/of
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 november 2012 tot en met 17 juli 2013 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, en/of te Antwerpen, in elk geval in België, met een of meer anderen, meermalen,
een geschrift(en) en/of afbeelding(en) en/of (audio)bestand(en) waarin tot een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, althans tot enig strafbaar feit en/of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag wordt opgeruid,
(lid 1)
heeft verspreid, openlijk tentoongesteld en/of aangeslagen en/of om te verspreiden en/of openlijk tentoon te stellen of aan te slaan, in voorraad heeft gehad, terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat in het geschrift en/of afbeelding en/of (audio)bestand zodanige opruiing voorkomt,
(lid 2)
en/of dit soort geschriften en/of afbeeldingen en/of (audio)bestanden ten gehore heeft gebracht, immers heeft verdachte
- dit type geschriften/afbeeldingen/(audio)bestanden voorhanden gehad, te weten, onder meer, een bericht met als titel "Voorbereiden op de Jihad" en/of een film met als titel "Daily life of a Mujahid", en/of een of meer andere geschriften/afbeeldingen/(audio)bestanden en/of
- op diverse (sociale) media voornoemde en/of dusdanige geschriften en/of afbeeldingen en/of (voorgedragen) (audio)bestanden geplaatst en/of ten gehore gebracht en/of
- geflyerd voor lezingen over de "strijdbare Islam",
waarin telkens de radicaal extremistische Islam, althans de Islam, en/of Jihad en/of de gewapende terroristische strijd in Syrië wordt verheerlijkt en/of aangemoedigd en/of geprezen en/of wordt aangezet tot deelname aan deze terroristische strijd;
5. Standpunten
5.1
Standpunt van het openbaar ministerie
5.1.1.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Het openbaar ministerie heeft zich overeenkomstig het schriftelijk requisitoir – kort en zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte een vijftal personen heeft geworven voor de gewapende strijd.
Dit gaat allereerst om verdachtes (destijds minderjarige) ex-echtgenoot [persoon 2] en haar huidige echtgenoot de medeverdachte [medeverdachte]. Het openbaar ministerie heeft daartoe aangevoerd dat het er niet toe doet dat bij [persoon 2] en [medeverdachte] reeds de algemene bereidheid bestond om zich in de gewapende strijd te wenden. Deze personen kunnen nog steeds geworven worden. Het gaat daarbij om de gedraging van degene die werft. De verdachte is met zowel [persoon 2] als [medeverdachte] vlak voor hun vertrek naar Syrië voor de Islamitische wet getrouwd en heeft tegen hen uitlatingen gedaan over de gewapende strijd en de plicht van een ieder om naar Syrië te gaan. De verdachte heeft voorts [persoon 2] financiële middelen verschaft. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij nog niet zo lang voor zijn vertrek praktiserend was en ook pas sinds een maand of twee op internet naar filmpjes over strijders, lezingen en bomaanslagen is gaan kijken. Dit valt samen met het tijdstip waarop [medeverdachte] de verdachte leerde kennen. De verdachte heeft twijfels bij hem proberen weg te nemen. In de visie van het openbaar ministerie heeft de verdachte al met al [persoon 2] en [medeverdachte] zodanig beïnvloed dat er sprake is van handelingen die ertoe strekken om iemand tot aansluiting te bewegen en aldus heeft de verdachte [persoon 2] en [medeverdachte] voor de gewapende strijd geworven.
Voorts zou de verdachte een drietal van haar vriendinnen hebben geworven voor de gewapende strijd: de destijds minderjarige [persoon 4], [persoon 1] en [persoon 7]. In de tenlastegelegde periode heeft de verdachte [persoon 4] en [persoon 1] actief benaderd om te trouwen met een broeder ‘van daar’. [persoon 1] is daadwerkelijk uitgereisd naar Syrië. Gelet hierop en hetgeen bekend is over de denkbeelden van de verdachte en het feit dat zij deze denkbeelden op overtuigende en felle wijze deelde is het openbaar ministerie van oordeel dat de verdachte [persoon 4] en [persoon 1] op deze wijze heeft (getracht te) overreden naar Syrië af te reizen. Tegen [persoon 7] heeft de verdachte gezegd dat het een plicht is om naar Syrië te gaan en heeft daarmee getracht [persoon 7] te beïnvloeden en geestelijk rijp te maken. Aldus heeft zij ook [persoon 7] geworven voor de gewapende strijd.
Ten aanzien van de rol van de vrouwen in de gewapende strijd heeft het openbaar ministerie aangevoerd dat de rol van vrouwen in het strijdgebied wel degelijk een rechtstreekse inzet in de gewapende strijd oplevert. Immers komen niet alleen de strijders, maar ook degenen die op basis van hun capaciteiten en wensen worden ingezet voor andere taken in de militaire structuur van een strijdgroep terecht. De vrouwen hebben onder andere als doel om goed voor hun man te zorgen zodat hij zorgeloos kan vechten. Verder kan hun rol bestaan uit het logistiek steunen van de strijd, het inzamelen van geld en het verspreiden van de Jihadistische ideologie. Bovendien volgen ook de vrouwen trainingen om zich in geval van nood te verdedigingen en hanteren zij vuurwapens.
Voor van de werving van de in de tenlastelegging genoemde personen [persoon 3], [persoon 5] en [persoon 6] dient in de visie van het openbaar ministerie vrijspraak te volgen, nu het procesdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat zij hen heeft proberen te beïnvloeden of geestelijk rijp te maken voor de gewapende strijd.
5.1.2.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte heeft opgeruid tot terroristische misdrijven door op Twitter de volgende filmpjes te delen:
- Daily Life of a Mujahid 1 360:
Dit filmpje heeft in de visie van het openbaar ministerie een opruiende strekking. De inhoud vormt een verheerlijking van het dagelijkse leven van de strijder. Er wordt een duidelijke koppeling gemaakt tussen de gewapende strijd en de door deze groep aangehangen vorm van de islam. De verdachte heeft de link naar dit filmpje binnen de (gewijzigde) periode in de tenlastelegging op Twitter gedeeld.
- Gecodeerde boodschap Abu Dujana al Khorasani_(360p):
Ook dit filmpje is naar de mening van het openbaar ministerie opruiend. De spreker draagt een militair tenue en draagt prominent een vuurwapen. De spreker roept op tot de Jihad en de martelaarsdood. Niet alleen de positie van mannen in de strijd wordt benadrukt, maar ook die van vrouwen. Ook dit filmpje is door de verdachte op twitter gedeeld binnen de thans ten laste gelegde periode.
- Kijk! Kijk! Zij zijn onbeschaafd! (Sheikh Abdullad Azzam):
Dit filmpje is opruiend. Het antwoord van de moslims op de Amerikanen en westerlingen die de Moslims willen afslachten, hun eigendommen roven en hun heiligdommen vernietigen is ‘laat ons dan maar terroristen zijn’. Dit filmpje is door de verdachte gedeeld binnen de ten laste gelegde periode.
- Nasheed Malhama – Islam of Honnor_(360p):
De deelname aan de strijd wordt in dit filmpje verheerlijkt door de nodige gewelddadige beelden van executies, vechtende en schietende strijders, vechtende partijen en vlaggen en symbolen van Jihadi-salafistische groepen en is daarmee opruiend. Dit filmpje is door de verdachte gedeeld binnen de ten laste gelegde periode.
Voor de overige in het dossier gevoegde filmbestanden geldt dat zij naar het oordeel van het openbaar ministerie niet opruiend te noemen zijn, dan wel dat onvoldoende uit het dossier naar voren komt dat ze een opruiend karakter hebben. Ter zake daarvan, alsmede van de overige in de tenlastelegging onder de gedachtestreepjes opgenomen feitelijke handelingen, heeft het openbaar ministerie vrijspraak gevorderd.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de haar ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat - voor zover er al wettig en overtuigend bewijs is ter zake van enig ten laste gelegd feit – de vrijheden van godsdienst, meningsuiting en informatievergaring dienen te prevaleren en aan strafrechtelijke veroordeling in de weg staan.
5.2.1
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De raadsman van de verdachte heeft namens de verdachte aangevoerd dat de rechtbank in haar vrijsprekend vonnis in eerste aanleg geen onjuiste of te strenge maatstaven heeft gehanteerd. De verdachte moet in beginsel onvoorwaardelijk opzet hebben op het werven van personen met het oog op hun rechtstreekse inzet ten behoeve van de gewapende strijd. Het enkel praten over het geloof of over het al dan niet gerechtvaardigd zijn van een gewapende strijd, dan wel het verheerlijken van de gewapende strijd of het uitspreken van steun daarvoor is niet voldoende voor werven. Er dient een zekere stimulering van een persoon tot deelname aan de gewapende strijd te zijn beoogd. Voor zover al kan worden bewezen dat de verdachte ‘fanatiek’, ‘geradicaliseerd’, ‘best extreem’ zou zijn en zou vinden dat de Jihad verplicht is voor elke man en vrouw, valt dat onder de fundamentele vrijheden. In elk geval heeft zij zich daarmee in de visie van de verdediging niet schuldig gemaakt aan werving voor de gewapende strijd.
5.2.2
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De verdediging stelt zich allereerst op het standpunt dat niet (in voldoende mate) kan worden vastgesteld dat de onderhavige bestanden/filmpjes door de verdachte zijn geplaatst. Voorts stelt de raadsman dat, voor zover al sprake is van opruiende bestanden dan wel teksten, dat er voor strafbaarheid ex artikel 131 Sr sprake dient te zijn van opruiing tot enig (terroristisch) strafbaar feit tegen het Nederlandse openbare gezag, niet tegen een ander openbaar gezag.
Ook stelt de raadsman dat uit het enkele retweeten van hyperlinks naar filmpjes niet zonder meer (bijvoorbeeld commentaar van de verdachte waaruit blijkt dat zij de inhoud onderschrijft) het opzet tot opruiing kan worden afgeleid, nu op Twitter als uitgangpunt geldt: ‘retweet is not endorsement’. Het scharen van die gedraging onder de reikwijdte van artikel 132 Sr vereist nadere motivering in het licht van de vrijheid van meningsuiting. In het onderhavige geval is volgens de raadsman niet in te zien tot welke strafbare feiten in de onderhavige bestanden zou worden opgeruid. Bestanden die de gewapende strijd verheerlijken van of daarvoor propaganda maken kunnen niet zonder meer als opruiend worden gekwalificeerd.
6. Juridische kaders
6.1
Algemene opmerkingen
Aan de verdachte is - kort samengevat – ten laste gelegd:
- -
Werven van personen voor de gewapende strijd (artikel 205 Sr);
- -
- -
het verspreiden en/of in voorraad hebben van geschriften, afbeeldingen en/of (audio)bestanden waarin tot een terroristisch misdrijf wordt opgeruid (artikel 132 lid 2 Sr);
Het hof zal hieronder eerst het juridisch kader van de betreffende bepalingen uiteenzetten.
6.2
Artikel 205 Sr: werven voor de gewapende strijd
Artikel 2015 Sr stelt het werven voor de gewapende strijd strafbaar. Het artikel luidt– voor zover hier van belang – als volgt:
1. Hij die, zonder toestemming van de Koning, iemand voor vreemde krijgsdienst of gewapende strijd werft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Het werven voor de gewapende strijd is met de invoering van de Wet terroristische misdrijven1.aan dit wetsartikel toegevoegd, waarbij tevens de maximumstraf is verhoogd van één jaar naar vier jaar gevangenisstraf. De wijziging stond in de sleutel van het bevorderen van de mogelijkheden tot strafrechtelijk optreden tegen rekrutering ten behoeve van de Jihad. Beoogd werd ook die rekruteringsactiviteiten strafbaar te stellen die betrekking hebben op het werven van personen voor de rechtstreekse inzet ten behoeve van de (islamitische) gewapende en gewelddadige strijd, zonder dat daarbij aantoonbaar sprake is van deelname aan een groep of samenwerkingsverband. Een strijd is ‘gewapend’ wanneer de (beoogde) toepassing van geweld vergelijkbaar is met het ingrijpend geweld dat wordt toegepast in een oorlogs- of guerrillasituatie. Uit de wetsgeschiedenis komt naar voren dat Jihad binnen het begrip gewapende strijd valt. De wetgever omschrijft de Jihad als een ‘islamitische strijd die de vorm aanneemt van het ontplooien van geweldsactiviteiten tegen gepercipieerde vijanden van de islam ter verwezenlijking van een wereld die een zo zuiver mogelijke afspiegeling is van hetgeen men meent dat in de eerste bronnen van het islamitische geloof – de koran en de soenna – staat vermeld’.2.De verhoging van de strafmaat hangt samen met de verscherpte afkeur voor werven voor de Jihad, een volgens de wetgever zeer kwalijke en bedreigende vorm van rekrutering die mogelijk desastreuze gevolgen heeft voor de betrokkene en de mogelijke slachtoffers.3.Voor de vaststelling of sprake is van het bestanddeel vreemde krijgsdienst spelen vooral het element ‘optreden in een bepaald organisatorisch verband (dienst)’ en ‘het geweldselement in een oorlogs- of guerrillasituatie’ een rol. Bij het bestanddeel gewapende strijd speelt alleen het laatstgenoemde.4.
Dat maakt dat naar het oordeel van het hof de door het openbaar ministerie5.voorgestane ruime interpretatie van het bestanddeel gewapende strijd geen steun vindt in de door het openbaar ministerie aangehaalde wetsgeschiedenis. Integendeel: blijkens die wetgeschiedenis er is een strikt onderscheid tussen het bestanddeel vreemde krijgsdienst en het bestanddeel gewapende strijd. Milities en de door het openbaar ministerie als voorbeeld genoemde kok vallen onder het bereik van het bestanddeel vreemde krijgsdienst, maar niet onder het bestanddeel gewapende strijd.6.
De door de rechtbank gebruikte strikte uitleg van het bestanddeel gewapende strijd is naar het oordeel van het hof juist.
De werving moet aldus de daadwerkelijke deelname aan dan wel de rechtstreekse inzet bij de strijd beogen. Enkele financiële ondersteuning valt hier niet onder.7.Het hof is met de rechtbank van oordeel dat niet alleen de eigenlijke gevechtshandelingen, maar ook het verlenen van concrete hand- en spandiensten, zoals het fouilleren van personen, het controleren van voertuigen en het verlenen van hulp bij het plegen van een aanslag vallen onder het deelnemen aan de gewapende strijd. Het enkele moreel, ideologisch of financieel ondersteunen van de strijd of de strijders, het trouwen met een strijder en/of het zorgen voor de bezittingen, het huishouden en de kinderen van een strijder zijn echter niet aan te merken als rechtstreekse inzet ten behoeve van en derhalve als deelname aan de gewapende strijd.
Voor het ontstaan van strafrechtelijke aansprakelijkheid ter zake van art. 205 Sr volstaat overigens het enkele ronselen van personen voor – onder meer – de gewapende strijd, waarbij het aankomt op de (feitelijke) gedragingen van degene die werft, zonder dat op zichzelf van belang is of het werven resultaat heeft of niet en/hoe degene die wordt geworven op dat moment tegenover die strijd staat.8.Iemand die reeds de gewapende strijd is toegedaan kan dus ook worden geworven.9.Het delict is voltooid wanneer een handeling die ertoe strekt iemand tot aansluiting bij de gewapende strijd te bewegen, zich heeft geopenbaard.10.
Blijkens de wetsgeschiedenis en jurisprudentie komt aan het bestanddeel ‘werven’ een ruime betekenis toe en kan het dus op allerlei manieren plaatsvinden. Het bestanddeel wordt omschreven als “iemand tot aansluiting bewegen”, “benaderen teneinde te overreden”, “bespelen (met behulp van communicatiemiddelen)”11.en “beïnvloeden, het ideologisch rijp maken, bewegen of vergelijkbare handelingen”.12.Ook “ronselen voor de gewapende strijd” valt onder het delictsbestanddeel werven.13.
Zoals het hof eerder in een andere zaak heeft overwogen zal werven over het algemeen geen eenmalige handeling betreffen, doch omvat veeleer een proces dat begint met het spotten van een mogelijke rekruut en via het wekken van vertrouwen eindigt met het daadwerkelijk bewegen van iemand tot deelname aan een gewelddadige strijd.14.
6.3
Artikel 131 en 132 Wetboek van Strafrecht
6.3.1
Artikel 131 Sr: opruiing
Opruiing is strafbaar gesteld in artikel 131 Sr. Dit artikel luidt als volgt:
“1. Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie.
2. Indien het strafbare feit waartoe wordt opgeruid een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf inhoudt, wordt de gevangenisstraf, gesteld op het in het eerste lid omschreven feit, met een derde verhoogd.”
Strafbare opruiing is het aanzetten tot enig strafbaar feit of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Onder openbaar gezag wordt het Nederlands openbaar gezag verstaan.15.Tussen de opruiing en het strafbare feit waartoe wordt opgeruid dient een rechtstreeks verband te bestaan. De opruiing kan op directe of indirect wijze plaatsvinden. Opruiing is niet het dwingen van iemand tot een feit, maar het opwekken van de gedachte aan enige feit, het trachten de mening te vestigen dat dit feit noodzakelijk of wenselijk is en het verlangen op te wekken om dat feit te bewerkstelligen. Het gaat dus om een zodanige voorstelling van de wenselijkheid of noodzakelijkheid dat deze geschikt is om de overtuiging daarvan bij anderen op te wekken. De opruiing kan de vorm van een verzoek of een aansporing aannemen of in een imperatieve vorm worden gegoten. Opruiing geschiedt in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding. Van opruiing in het openbaar is sprake wanneer de opruiing plaatsvindt onder zodanige omstandigheden en op zodanige wijze dat zij tot het publiek is gericht en door het publiek kan worden geconsumeerd. Het internet kan worden aangemerkt als een openbare plaats, mits het publiek toegang heeft tot de internetpagina waar de teksten zijn weergegeven.16.
De opruiing is reeds voltooid als de uiting door de opruier is gedaan. Het is niet vereist dat de opruiing enig resultaat heeft, bijvoorbeeld dat het publiek kennis heeft genomen van het opruiend geschrift. Ook is niet van belang dat het feit waartoe wordt opgeruid volgt of dat vast komt te staan dat redelijkerwijs waarschijnlijk is dat het strafbaar feit of het gewelddadig optreden als in de bepaling bedoeld zal plaatsvinden.17.
6.3.2
Artikel 132 Sr: verspreiding van opruiende geschriften of afbeeldingen
Verspreiding van opruiende geschriften of afbeeldingen is strafbaar gesteld in artikel 132 Sr. Dit artikel luidt als volgt:
“1. Hij die een geschrift of afbeelding waarin tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag wordt opgeruid, verspreidt, openlijk tentoonstelt of aanslaat of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat in het geschrift of de afbeelding zodanige opruiing voorkomt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt.
3. Indien het strafbare feit waartoe bij geschrift of afbeelding wordt opgeruid een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf inhoudt, wordt de gevangenisstraf, gesteld op het in het eerste lid omschreven feit, met een derde verhoogd.”
Onder afbeelding verstaat het hof alles waarin de opruiende bedoeling in beeldende vorm is neergelegd. Een film of video is naar het oordeel van het hof een verzameling van afbeeldingen. Hierna zal het hof bij de bespreking van de feiten onder het begrip bestand verstaan een geordende verzameling van gegevens in elektronische vorm (bijvoorbeeld afbeeldingen en tekst) die door een elektronisch apparaat (bijvoorbeeld computer en smartphone) kan worden gelezen en bewerkt.
Voor het verspreiden van een geschrift of afbeelding ter opruiing geldt eveneens dat enig resultaat niet is vereist. De dader hoeft voorts niet te weten dat hetgeen waartoe wordt opgeruid, strafbaar is gesteld, laat staan dat hij moet weten welk strafbaar feit het oplevert. Waar het om gaat is dat de dader aan de inhoud van een geschrift of afbeelding ruchtbaarheid wil geven, terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat het om opruiende geschriften of afbeeldingen ging.18.
Naar het oordeel van het hof moet het bij het verspreiden van een geschrift of afbeelding gaan – teneinde daaraan ruchtbaarheid te geven - om het distribueren van meer dan één exemplaar daarvan en aan meerdere personen, doch dit hoeft niet in het openbaar te geschieden. Afhankelijk van het geval kan door middel van het plaatsen van een link op internet een document worden verspreid.
6.3.3.
Beoordelingskader artikel 131 en 132 Sr
Bij de beoordeling of een uitlating of een geschrift in strafbare zin al dan niet als opruiend moet worden aangemerkt is voorts van belang een toetsing aan de vrijheid van meningsuiting – zoals onder meer beschermd door art. 10 EVRM – die immers tot de fundamenten van de Nederlandse rechtsorde behoort.
De artt. 131 en 132 Sr moeten worden beschouwd als, in het kader van het EVRM toegestane, wettelijke inperking van de vrijheid van meningsuiting die in een democratische samenleving noodzakelijk is. Uit de Europese jurisprudentie moet worden afgeleid dat “noodzakelijk” inhoudt: een dringende maatschappelijke noodzaak (“pressing social need”) waarbij aan de lidstaten een zekere vrijheid toekomt bij de waardering van die noodzaak.19.Bij die waardering moet een afweging worden gemaakt tussen het fundamentele belang van de vrijheid van meningsuiting (het individuele grondrecht) en het fundamentele belang van bescherming van de democratische (rechts-)staat (het algemene fundamentele maatschappelijke belang) plaatsvinden. Een aanvaardbare beperking van de vrijheid van meningsuiting dient in ieder geval te voldoen aan eisen van proportionaliteit.
Tegen deze achtergrond is de vraag in hoeverre de overheid gerechtigd is een inbreuk te maken op het grondrecht niet in algemene zin te beantwoorden zijn, maar zullen, naast de letterlijke betekenis van de uitlating of boodschap, de omstandigheden van het geval uitsluitsel moeten geven. Het hof stelt daarbij voorop dat de strafverzwarende elementen van de artikelen 131 lid 2 Sr en 132 lid 3 Sr van groot belang zijn. Immers, indien het strafbare feit waartoe wordt opgeruid een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf inhoudt, zal in beginsel de democratische rechtsstaat in gevaar zijn. Het hof zal bij de beoordeling van de ten laste gelegde uitingen en goederen ter verspreiding de navolgende omstandigheden en factoren in aanmerking nemen:
- de uitlatingen als geheel;
- de kennelijke bedoeling van de uitlating;
- de context waarin de uitlating heeft plaatsgevonden;
- onder wiens verantwoordelijkheid werd de uitlating gedaan;
- de plaats of gelegenheid waar de uitlating wordt gedaan.
7. Vastgestelde feiten20.
Het hof sluit zich ter zake van de onderstaande feiten en omstandigheden, zoals die uit de processtukken en het onderzoek ter terechtzitting zijn gebleken, grotendeels aan bij de vaststellingen van de rechtbank.
Online activiteiten
De verdachte heeft in de periode van maart tot juni 2013 via haar Twitteraccount met de naam [bijnaam verdachte]21.29 filmpjes geplaatst door in een twitterbericht een link of hyperlink aan te brengen naar een videobestand op de website YouTube. Een aantal van deze berichten betroffen zogeheten getweet. Door op de gedeelde link te klikken kunnen de volgers of bezoekers van het twitteraccount van verdachte de filmpjes bekijken. De 29 filmpjes hadden allemaal betrekking op het islamitisch geloof.22.Zes van de filmpjes zijn in hoger beroep op CD-rom aan het dossier toegevoegd en ter terechtzitting getoond.
Contacten met anderen
In de periode van 13 juni 2012 tot en met 30 maart 2013 heeft de verdachte intensief telefonisch gehad met [persoon 2]. Er zijn 474 telefonische contacten geregistreerd.23.Op 8 februari 2013 zijn de verdachte en [persoon 2] voor de Islamitische wet met elkaar getrouwd.24.[persoon 2] is op 30 maart 2013 van huis vertrokken en niet lang daarna liet hij zijn ouders weten dat hij is afgereisd naar Syrië.25.In de telefoon van verdachte is een notitie aangetroffen die was gericht aan [persoon 2]. In dit bericht spreekt zij [persoon 2] aan met ‘Mujaheed’ (strijder) en schrijft verdachte dat [persoon 2] zijn doel heeft bereikt en dat zij hem daarin volledig steunde. Ook vraagt zij Allah hem te laten sterven als martelaar.26.In haar telefoon wordt voorts een tekst aangetroffen met als titel ‘het voorbereiden van een strijder die op Jihad gaat’.27.Niet lang nadat [persoon 2] vertrok naar Syrië heeft verdachte laten weten dat zij van hem wilde scheiden.28.
Al in maart 2013 leert verdachte eveneens medeverdachte [medeverdachte] kennen via internet. Hij wilde vrij snel met haar trouwen, omdat het in de islam goed is om vroeg te trouwen.29.Verdachte en [medeverdachte] zijn op 10 juli 2013 - naar hun opvatting - daadwerkelijk voor de Islamitische wet getrouwd.30.Op 1 juli 2013 heeft verdachte aan [medeverdachte] een chatbericht gestuurd met de boodschap dat een ieder die niet vecht of goed zorgt voor de familie die een strijder heeft achtergelaten, door Allah gekweld zal worden met een rampspoed. Ook wil zij hem iets prachtigs sturen waardoor twijfel zal weggaan.31.De verdachte en [medeverdachte] worden op 17 juli 2013 aangehouden32.terwijl zij van plan waren om naar Syrië af te reizen.33.Omdat [medeverdachte] op dat moment niet als verdachte wordt aangemerkt wordt hij diezelfde dag vrijgelaten en niet lang daarna is hij naar Syrië vetrokken.34.
In juni 2013 had de verdachte voorts met meerdere vrouwen contact over het trouwen met een broeder in Syrië, zo is gebleken uit telefoontaps. Zo zegt zij onder meer tegen [persoon 4] dat zij een melding heeft gekregen dat er broeders in Syrië zijn die willen trouwen en dat je daar zonder man niet naartoe kan.35.Ook zegt ze tegen [persoon 4] dat ze gewoon moet ‘trouwen en wegwezen’.36.Ook in een gesprek met [persoon 1] gaat het over trouwen en vraagt verdachte [persoon 1] of zij met een broeder uit Syrië wilde trouwen. Als [persoon 1] uitlegt waarom zij dat niet kan antwoordt de verdachte dat zij niet accepteert dat [persoon 1] hier blijft.37.
De getuigenverklaringen
De getuige [persoon 3] is gehoord bij de politie38.en bij de raadsheer-commissaris.39.De getuige heeft verklaard dat zij verdachte, die zich ook wel [bijnaam verdachte] en [bijnaam verdachte] noemde, via internet kende en dat zij haar in de [moskee] in Zoetermeer heeft ontmoet. [persoon 3] verklaarde dat verdachte het veel over Jihad had. Als verdachte een stukje over Jihad had gelezen dan ging ze dat gelijk op internet gooien en knippen en plakken. Ook met nieuwe filmpjes van Sharia for Belgium waarbij lezingen werden gehouden, was ze de eerste die het filmpje op Facebook plaatste. De jongere meiden vonden dat interessant. Ook plaatste verdachte berichten over Jihad op Facebook. Dit deed zij onder verschillende namen, waaronder [bijnaam verdachte]. Als het ging om Jihad was verdachte de eerste die wat plaatste.40.Bij de raadsheer-commissaris heeft de getuige nog verklaard dat verdachte en zij van plan waren samen de Jihad te bestuderen. Jihad is volgens de getuige vechten omwille van Allah. Mannen strijden met wapens en voor de vrouwen is het zorgen. Verdachte heeft nooit tegen haar gezegd dat ze ook naar Syrië moest gaan.41.
De getuige [persoon 8], de zus van [persoon 1], heeft een verklaring afgelegd bij de politie. De getuige heeft verklaard dat verdachte onder de naam Millatu Ibrahim zusters Facebook gebruikte. Zij verklaarde dat verdachte alles plaatste wat met de islam te maken had, zoals filmpjes, lezingen over de situatie in Syrië. Verdachte plaatste ook wel eens wat over de Jihad. [persoon 1] heeft verklaard dat verdachte een tekst heeft geplaatst met als titel "De rol van de strijder". In de tekst stond watje als strijder moest doen. Ruim honderd mensen volgden de Facebook site.42.
De getuige [persoon 5] is gehoord door de politie43.en bij de raadsheer-commissaris.44.De getuige heeft verklaard dat verdachte erg met Jihad bezig is in deze tijd.45.Bij de raadsheer-commissaris heeft de getuige nog het volgende over de Jihad en vertrekken naar Syrië verklaard: ‘Ik denk dat we er in die tijd een beetje hetzelfde instonden, namelijk dat het voor de mannen een verplichting was. Voor de vrouwen was het geen verplichting, maar de ene man vindt dat je je vrouw mee moet nemen, de andere man vindt dat je je vrouw hier moet laten. [verdachte] is nooit heel concreet geweest over wat zij daarvan vond.’46.
Volgens de zus van verdachte, getuige [persoon 9], had verdachte het elke dag over de Jihad.47.
De getuige [persoon 7] is zowel bij de politie48.als bij de raadsheer commissaris49.gehoord. De getuige heeft verklaard dat verdachte vond dat het voor iedereen een plicht is om naar Syrië te gaan. Verder verklaarde ze dat verdachte best wel een overtuigende uitspraak en manier van praten heeft. Ze klinkt heel overtuigend en mensen luisteren graag naar haar.50.Bij de raadsheer-commissaris komt de getuige gedeeltelijk terug op haar politie verklaring en stelt zij dat verdachte op geen enkele wijze haar heeft beïnvloed om naar Syrië te gaan.51.
De getuige [persoon 4] is gehoord bij de politie52.en bij de raadsheer-commissaris.53.De getuige heeft bij de politie verklaard dat verdachte zei dat de Jihad voor zowel de man als de vrouw verplicht was. Volgens verdachte valt onder Jihad zowel het strijden van de man als de taken van de vrouw. Verdachte verdiepte zich veel in de Jihad. Zij was alleen maar met Syrië bezig en wilde daar naartoe. [persoon 4] verklaarde dat verdachte helemaal verliefd was op Bin Laden: hij was haar grote voorbeeld. Bij de raadsheer-commissaris heeft de getuige nog verklaard dat zij nooit overwogen heeft om naar Syrië te gaan noch dit met verdachte heeft besproken.
De medeverdachte [medeverdachte] is als getuige gehoord door de raadsheercommissaris. Tijdens dit verhoor heeft hij het volgende verklaard: ‘U vraagt mij of [verdachte] mij heeft geronseld. Nee, ik vind het bijna een belediging naar mij toe om dat te zeggen.’ De getuige verklaarde voorts dat hij al het idee had om naar Syrië te gaan voordat hij verdachte kende.54.Ter terechtzitting van het hof op 1 juni 2016 heeft [medeverdachte] als verdachte nog verklaard dat hij heeft deelgenomen aan de gewapende strijd.55.
De verklaringen van de verdachte
Het hof stelt met de rechtbank het volgende vast over hetgeen de verdachte heeft verklaard.
Verdachte heeft ontkend dat zij het regelmatig over de Jihad had.56.Verdachte heeft verklaard dat zij niet radicaal is en dat zij nooit iemand tot een strijd heeft aangespoord.57.Zij heeft verklaard dat de Jihad bovendien niet alleen de gewapende strijd inhoudt. Het is een veel breder begrip, het is bijvoorbeeld ook helpen.58.
Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat zij meer dan tientallen volgers op Twitter had.59.Zij twitterde over de orthodoxe islam. Zij heeft zich onder andere via Twitter bezig gehouden met het verspreiden van het geloof.60.Zij weet niet of zij allemaal gewelddadige filmpjes op Twitter heeft gezet. Abu Dujana al Khorasani is een Duitser die lezingen geeft. Verdachte weet niet wat voor filmpje het is. Zij heeft geen lezingen van hem gevolgd. Anwar Al Awlaki is een geleerde die lezingen geeft, een broeder. Abu Muhammad Al-Maqdisi is een broeder die zegt dat de niqaab verplicht is. Verdachte verklaarde met betrekking tot een filmpje over Bin Laden: "Het is mijn broeder en hij is moslim. Ik oordeel niet over zijn daden.".61.
Verdachte heeft bevestigd dat zij het filmpje "Daily life of a Mujahid" op Twitter heeft gedeeld, maar dat zij daar verder geen doel mee had.62.Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verdachte verklaard dat het filmpje niet ging over strijden, maar over hoe de strijders leefden. Verdachte betwist dat zij filmpjes heeft geplaatst die een strijdbare inhoud hebben, omdat de filmpjes gingen over het leven van mensen die Jihad pleegden. Er werd niet iets moois gemaakt van de deelname aan de strijd. Ten aanzien van het filmpje waarop executies te zien zijn, verklaarde verdachte dat zij zich dit filmpje ook niet herinnert. Zij kijkt niet naar de beelden. Zij luistert alleen naar de muziek.63.
Verdachte heeft verder verklaard dat zij de Facebooksite Millatu Ibrahim zusters beheerde.64.Een aantal andere zusters had ook een wachtwoord.65.Ter terechtzitting heeft verdachte gezegd dat de "vrienden van" alles konden inkijken: de pagina was openbaar. Verdachte ontkende echter te hebben gepost over de gewapende Jihadstrijd. Zij herinnert zich niet of zij filmpjes van Sharia for Belgium heeft geplaatst. Verdachte verklaarde dat dit zou kunnen, maar dat zij dacht dat het over een bredere interesse voor het geloof ging.66.
Over haar reis naar Syrië heeft de verdachte ten slotte als volgt verklaard. De verdachte heeft zich na haar vrijlating bij [medeverdachte] gevoegd in Syrië. Ze heeft - net als [medeverdachte]67.- verklaard dat zij beiden, onafhankelijk van elkaar, het plan hadden om naar Syrië te gaan om daar hulp te verlenen en in een islamitische staat te wonen.68.
8. Beoordeling van het ten laste gelegde
8.1
Het onder 1 ten laste gelegde
8.1.1
Heeft verdachte de vrouwen [persoon 3], [persoon 5] en [persoon 5] geworven voor de gewapende strijd?
Met het openbaar ministerie en de verdediging is het hof van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde werving van [persoon 3], [persoon 5] en [persoon 6], nu het procesdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat zij hen heeft proberen te beïnvloeden of geestelijk rijp te maken voor de gewapende strijd.
8.1.2
Heeft verdachte de vrouwen [persoon 7], [persoon 4] en [persoon 1] geworven voor de gewapende strijd?
Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat uit de verklaringen van verdachte en de getuigen zoals hiervoor onder 7 weergeven, alsmede de notitie die op verdachtes telefoon is aangetroffen over het voorbereiden van een strijder die op Jihad gaat, kan worden opgemaakt dat de verdachte de mening is toegedaan – en die mening ook verkondigde – dat vrouwen de mannelijke strijders in Syrië dienen te ondersteunen.
Het hof dient de vraag te beantwoorden of de verdachte de genoemde vrouwen zodanig heeft beïnvloed dat er sprake is van handelingen die ertoe strekken om iemand tot aansluiting bij de gewapende strijd te bewegen. Het hof zal bij de beantwoording van deze vraag nog iets uitgebreider dan onder 7 ingaan op de door de getuigen afgelegde verklaringen.
De getuige [persoon 7]
De getuige [persoon 7] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte, die zij twee keer heeft ontmoet, lezingen gaf die over verschillende onderwerpen gingen. Volgens de getuige vond de verdachte het een goede zaak, een plicht eigenlijk, om naar Syrië te gaan omdat daar bepaalde delen door de Sharia worden geregeerd. De verdachte heeft tegen haar gezegd dat dit (het hof begrijpt: Nederland) niet de plek is waar je je geloof 100 procent kan praktiseren. Volgens de getuige had de verdachte best wel een overtuigende manier van praten heeft; zij klonk overtuigend, wist goed wat zij moest zeggen en was niet op haar mondje gevallen. Zij kon overtuigen met bewijs uit de koran.
Deze verklaring wijkt af van hetgeen zij nadien tegenover de raadsheer-commissaris, deels onder ede, heeft verklaard. In dat verhoor heeft de getuige verklaard dat zij bevriend was met de verdachte, wiens kunya (bijnaam) ‘[bijnaam verdachte]’ was. Zij kende haar via sociale media. Anders dan in haar eerdere verklaring bij de politie, heeft de verdachte volgens de getuige [persoon 7] via Paltalk nooit over Syrië gesproken. Zij ontkent dat zij door de verdachte is uitgelokt om mee te doen aan de Jihad. Ook heeft zij niet met de verdachte gesproken over of zij met haar naar Syrië wilde gaan. Volgens de getuige heeft de verdachte in haar bijzijn geen uitlatingen gedaan waaruit steun aan de gewapende strijd bleek. Dat is volgens de getuige de rol van de vrouw ook niet.
Ofschoon de verklaring die de getuige [persoon 7] bij de politie heeft afgelegd op onderdelen belastend is voor de verdachte, immers heeft zij tegen de getuigende op een dwingende en overtuigende gezegd dat het een (haar) plicht is om naar Syrië te gaan, komt zij hierop in essentie terug in haar latere onder ede afgelegde verklaring tegenover de raadsheer-commissaris. Dat de verdachte een overtuigende wijze van praten had, blijkt ook uit de verklaring van [persoon 8],69.welke [persoon 1] volgens het openbaar ministerie eveneens door de verdachte zou zijn geworven voor de gewapende strijd in Syrië.
Daar staat evenwel tegenover dat de verklaringen van de getuige [persoon 7] geen enkele (overtuigende) aanwijzing bevatten dat de verdachte de getuige heeft geworven voor deelname aan de gewapende (terroristische) strijd in Syrië. Nu de eerdere verklaring van de getuige voorts onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, zal het hof de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken. Gelet hierop behoeft de verklaring van de verdachte dat zij door de politie beweerdelijk onder druk is gezet, wat daar verder ook van zij, geen verdere bespreking.
De getuige [persoon 4]
De getuige [persoon 4] heeft bij de politie verklaard dat zij de verdachte, die zij ‘[bijnaam verdachte]’ noemt en wiens bijnaam volgens de getuige ‘[bijnaam verdachte]’ is, kende, maar dat zij niet achter alles stond wat zij deed. Zij zag de verdachte eens in de twee weken en ze spraken met elkaar af in de [moskee] in Zoetermeer. Zoals hiervoor reeds is overwogen, heeft de getuige verklaard dat de verdachte de Jihad voor zowel de man als de vrouw verplicht was. Naast het strijden van de man vielen volgens de verdachte de taken van de vrouw onder de Jihad. De verdachte vond dat de Jihad gerechtvaardigd is omdat de vrouwen in Syrië worden onderdrukt. De getuige verklaarde verder dat zij de week voor het verhoor een bericht van [bijnaam verdachte] ontving en dat zij toen in Turkije zat. Zij heeft toen niet met de verdachte over Syrië gesproken omdat zij het met haar niet daarover wilde hebben. Volgens de getuige [persoon 4] wilde de verdachte naar Syrië gaan. [bijnaam verdachte] zei dat onder Jihad zowel het strijden van de man als de taken van de vrouw vallen, het steunen van de strijders is ook Jihad omdat de beloning hetzelfde is. De getuige heeft verder verklaard dat zij lezingen van de verdachte volgde via Paltalk. Die lezingen gingen niet over Jihad, aldus de getuige.
Tegenover de raadsheer-commissaris heeft de getuige de eerder afgelegde verklaring, voor zover relevant, in de kern herhaald. Volgens de getuige was de verdachte praktiserend moslima en hielden zij beiden de normale stroming aan. De getuige had met de verdachte wel eens gesproken over afreizen naar Syrië, maar zij heeft zelf nooit overwogen om naar Syrië te gaan. Zij heeft er ook nooit met haar over gesproken.
Het hof is van oordeel dat de opeenvolgende verklaringen van de getuige [persoon 4], die onderling consistent zijn, onvoldoende aanwijzingen bevatten dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde werven voor de gewapende (terroristische) strijd in Syrië van voornoemde getuige, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Dit klemt te meer nu het dossier ook overigens geen althans onvoldoende bewijs bevat van het tegendeel. De opmerking dat de verdachte tegen de getuige zou hebben gezegd dat de Jihad voor iedereen verplicht is en ‘weet je wat jij moet doen, gewoon trouwen en wegwezen’, maakt dit niet anders.
[persoon 1]
Op 12 juli 2013 maakten de ouders van [persoon 1] bij de politie kenbaar dat (toen) hun minderjarige dochter werd vermist en dat zij vermoedelijk in Syrië verbleef. Ter terechtzitting in hoger beroep is aannemelijk geworden dat de door het hof toegewezen getuige [persoon 1] zich nog steeds in het buitenland bevindt. Van haar zijn evenwel geen nadere adres c.q. verblijfsgegevens bekend geworden.70.
Op 25 juli 2013 deden de ouders bij de politie te Tilburg aangifte van het ronselen door [bijnaam verdachte], zijnde de verdachte.71.Volgens de moeder van [persoon 1] kreeg zij op 12 juli van haar dochter een bericht waarin stond dat zij in Syrië zat. Haar dochter is door de verdachte gehersenspoeld. Dit weet zij omdat [persoon 1] de laatste weken echt uren achter haar laptop zat te praten met de verdachte.
Naast hetgeen hiervoor reeds als haar verklaring is opgenomen, heeft de getuige [persoon 8] bij de politie verklaard72.dat zij weet dat haar zus contact had met een meisje uit de omgeving van Zoetermeer en dat dit meisje aangehouden is en “[bijnaam verdachte]” is genaamd en ook “[bijnaam verdachte]” wordt genoemd. De getuige heeft verder verklaard dat zij heeft gezien dat haar zus met die [bijnaam verdachte] op Skype en Paltalk zat en dat [bijnaam verdachte] lezingen gaf. Volgens de getuige werd er na die lezingen over allerlei zaken gesproken, onder andere de genezing van de profeet en zijn metgezellen. Op de vraag: ‘Denk je dat [persoon 1] daar uit vrije wil zit?’ antwoordde de getuige letterlijk: ‘Aan de ene kant wel aan de andere kant niet’. Volgens de getuige wilde haar zus graag naar Syrië toe om te kijken hoe het daar is en nu ze daar is beseft ze dat ze niet terug kan. Mensen hebben volgens de getuige op haar ingepraat om te gaan maar nu ze er is valt het haar tegen. Voorts verklaarde de getuige dat zij niet weet wat de rol van [bijnaam verdachte] is geweest bij het uitreizen van haar zus maar dat ze wel weet dat [bijnaam verdachte] bij het groepje hoorde wat veel bezig was met de Jihad. [bijnaam verdachte] plaatste volgens de getuige op Facebook alles wat met de islam te maken heeft en ook zaken die met de Jihad te maken hebben. Voor haar gevoel keek haar zus op naar [bijnaam verdachte]. Tenslotte verklaarde de getuige dat het niet kan dat haar zus alles in haar eentje heeft geregeld voor de reis en denkt dat zij daarbij hulp heeft gehad van anderen.
De verdachte heeft ontkend dat zij [persoon 1] heeft geronseld voor de gewapende strijd in Syrië. Evenmin heeft zij een rol gehad in het feit dat zij naar Syrië is gegaan.73.
Gebleken is dat de verdachte en [persoon 1] op verschillende momenten met elkaar telefonisch contact hebben gehad74., waaronder op 15 juni 2013. Blijkens dit gesprek heeft de verdachte tegen [persoon 1] onder meer gezegd: “Ik accepteer niet dat je hier blijft”. Ofschoon dit onderdeel van het gesprek een duidelijk directief karakter heeft, volgt hieruit nog niet (zondermeer) dat de verdachte [persoon 1] heeft overreed voor het afreizen naar Syrië, laat staan dat laatstgenoemde door de verdachte is geworven voor de gewapende strijd aldaar. Daarbij komt dat de verdachte desgevraagd voor deze passage in het gesprek een verklaring heeft gegeven ([persoon 1] voelde zich in Nederland niet vrij en zij wilde weg. Dus dan kan je beter naar een ander land gaan waar je wel blij bent), die niet op voorhand als volstrekt onaannemelijk terzijde kan worden geschoven. Dat de verdachte [persoon 1] zou hebben gehersenspoeld, zoals haar moeder heeft verklaard, is verder onvoldoende aannemelijk geworden. Dat [persoon 1] de laatste weken voor haar vertrek uren achter haar laptop zat te praten met de verdachte is daartoe ongenoegzaam. Dit geldt evenzeer voor de verklaring van de zus van [persoon 1] dat mensen op haar zus hebben ingepraat om te gaan, nu zij anderzijds niet weet wat de rol van [bijnaam verdachte] is geweest bij het uitreizen van haar zus. Dat de verdachte bij het groepje hoorde wat veel bezig was met de Jihad, maakt dit niet anders.
Het vorenstaande leidt het hof tot de slotsom dat ook ter zake van deze getuige onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het tenlastegelegde werven voor de gewapende (terroristische) strijd in Syrië, zodat de verdachte ook van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
8.1.3.
Heeft verdachte [persoon 2] en [medeverdachte] geworven voor de gewapende strijd?
Op grond van de hierboven onder 7 vastgestelde feiten en omstandigheden oordeelt het hof, grotendeels in navolging van de rechtbank, als volgt.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat op grond van de verklaringen van verdachte, de medeverdachte [medeverdachte] en de moeder van [persoon 2], aannemelijk is dat beide mannen zelf reeds het voornemen hadden om naar Syrië af te reizen.
[persoon 2]
Ten aanzien van [persoon 2] kan voorts worden vastgesteld zoals onder 7 nader is weergegeven dat hij intensief telefonisch contact heeft onderhouden met [verdachte] en dat hij met haar voor de islamitische wet is getrouwd. Op 30 maart 2013 is hij richting Syrië vertrokken. Volgens zijn moeder was hij er van overtuigd dat het martelaarschap het beste is wat je kan overkomen. Zijn moeder denkt dat de verdachte hem gestimuleerd heeft om te gaan, maar dat het zijn eigen beslissing is geweest.75.Dat verdachte [persoon 2] steunde in zijn voornemen om naar Syrië te gaan blijkt naar het oordeel van het hof ook uit de aan [persoon 2] geadresseerde notitie die is aangetroffen op de telefoon van de verdachte en uit haar eigen verklaringen. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het enkele steunen echter niet voldoende is om te komen tot een bewezenverklaring van werven. Dat verdachte met [persoon 2] trouwde en veelvuldig contact met hem had levert op zichzelf geen handelingen op die aan te merken zijn als wervingshandelingen. Dat de verdachte de gewapende strijd voorstond staat vast, maar of en op welke wijze de verdachte [persoon 2] daarmee zou hebben getracht te werven voor de gewapende strijd kan niet uit het dossier worden afgeleid.
[medeverdachte]
Uit hetgeen onder 7 is vastgesteld met betrekking tot de contacten tussen de verdachte en [medeverdachte] kan worden afgeleid dat de verdachte ook [medeverdachte] heeft gesteund in zijn voornemen om naar Syrië te gaan. Zoals hiervoor is overwogen, is het enkele steunen echter niet voldoende om te komen tot een bewezenverklaring van werven. Dat verdachte met [medeverdachte] trouwde en daarvóór veelvuldig contact met hem had, levert op zichzelf geen handelingen op die aan te merken zijn als wervingshandelingen voor de gewapende strijd. De omstandigheid dat verdachte dat een aantal maanden ervoor ook met [persoon 2] had gedaan, maakt dat niet anders. Dat verdachte de gewapende strijd steunde staat vast, maar of en op welke wijze verdachte daarmee [medeverdachte] zou hebben getracht te werven voor die strijd kan niet uit het dossier worden afgeleid.
Wel blijkt uit het chatgesprek dat verdachte op 1 juli 2013 met [medeverdachte] had, dat zij een mogelijk bij hem gerezen twijfel over het strijden in Syrië, in dat gesprek probeert weg te nemen, hetgeen zou kunnen worden opgevat als een handeling met een zeker wervend karakter. Zoals hierboven onder 7.2 is overwogen betreft werven echter over het algemeen geen eenmalige handeling, doch omvat dit veeleer een proces. Het proberen twijfel weg te nemen is in het onderhavige geval naar het oordeel van het hof op zichzelf niet voldoende om werving op te leveren.
Daarbij speelt ook een rol dat [medeverdachte] reeds het vaste voornemen had om deel te gaan nemen aan de gewapende Jihad. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een enkele dagen eerder door hem gevoerd chatgesprek met een onbekend gebleven persoon, waarin hij zijn keuze voor deelname aan de Jihad als volgt verdedigt. Hij schrijft onder meer "mijn dood staat al vast", "dus als ik sterf tijdens een Jihad, dan is dat maar zo", "ik heb meerdere malen istikhara gebeden om Allah's advies om de keuze voor Jihad, ik heb antwoord gekregen, ik weet genoeg en geen enkele iemand gaat het nu nog veranderen, Allahu Alam en heb advies van Allah gekregen voor mijn keuze". Verdachte rechtvaardigt zijn beslissing met een verwijzing naar twee artikelen getiteld: "Jihad in Syrië is voor iedere moslim verplicht" en "Raad der verdicten van Azhar Universiteit: Jihad in Syrië individueel verplicht!".
De combinatie van omstandigheden dat het hier (i) een eenmalige handeling van verdachte betreft ten aanzien van (ii) een persoon die reeds zijn keuze had gemaakt om deel te gaan nemen aan de gewapende strijd, maakt dat het hof met de rechtbank van oordeel is dat in casu niet kan worden gesproken van strafbare werving in de zin van artikel 205 Sr, ook niet bezien in de door het Openbaar Ministerie geschetste context.
Verdachte zal dus ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
8.1.4
Conclusie
Gezien het bovenstaande zal de verdachte integraal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
8.1.5
Het voorwaardelijke verzoek van de verdediging tot het horen van de getuige [persoon 2]
Bij pleidooi heeft de raadsman van de verdachte het voorwaardelijke verzoek gedaan om – indien het hof tot een bewezenverklaring zou komen met betrekking tot het werven van meergenoemde [persoon 2] door de verdachte – de eerder toegewezen maar nog niet gehoorde getuige [persoon 2] alsnog te horen. Nu het hof de verdachte van het werven zal vrijspreken behoeft dit verzoek naar het oordeel van het hof geen verdere bespreking.
8.2
Het onder 2 eerste en tweede cumulatief ten laste gelegde
Eerste tot en met vierde gedachtestreepjes
Met de rechtbank en overeenkomstig de standpunten van de verdediging en het openbaar ministerie is het hof van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is om voor dit gedeelte van de tenlastelegging tot een veroordeling te komen. Het hof zal de verdachte aldus vrijspreken van de onder deze gedachtestreepjes ten laste gelegde gedragingen.
Vijfde gedachtestreepje: filmpjes op Twitter
Met de rechtbank stelt het hof vast dat aan de verdachte wordt verweten dat zij heeft getwitterd over de islam, hetgeen vanzelfsprekend niet strafbaar is en aldus een slordigheid van de steller van de tenlastelegging moet zijn. Verdachte wordt ook verweten dat zij op Twitter gewelddadige filmpjes heeft geplaatst. Zoals onder 7 is vastgesteld maakte de verdachte gebruik van het Twitteraccount met de naam [bijnaam verdachte]76.en heeft zij in de ten laste gelegde periode 2 filmpjes op dit account geplaatst, welke allemaal betrekking hadden op het Islamitisch geloof. In een proces-verbaal van bevindingen geeft een verbalisant aan dat naar zijn mening bij 7 filmpjes sprake is van een ‘onverdraagbare of strijdbare’ inhoud. De verbalisant beschrijft deze filmpjes als volgt:
1. In het filmpje "Daily Life of a Mujahid" wordt de gewapende Jihad en het zijn van een deelnemer daarin (Mujahid) verheerlijkt.
2. De inhoud van het filmpje "Gecodeerde boodschap Abu Dujana al Khorasani" is anti-Amerikaans. De verteller in het filmpje zegt dat Amerikaanse soldaten op enig moment moslimvrouwen hebben vermoord door ze uit helikopters te werpen.
3. Het filmpje "Kijk! Kijk! Zij zijn onbeschaafd! (Sheikh Abdullah Azzam)" is eveneens anti-Amerikaans. Verder is het veroordelend ten aanzien van moslimleiders en -politici die met de VS samenwerken. Volgens open bronnen is Abdullah Azzam (1941-1989) een centrale persoon in de militante islam en het islamitisch fundamentalisme.
4. In het filmpje "Nasheed Malhama - Islam of Honnor" is te zien dat enkele soldaten worden geëxecuteerd (zij worden door het hoofd geschoten). Er worden diverse fragmenten van de gewapende strijd al dan niet met zwarte Shahada-vlag in beeld, weergegeven. Tevens zijn de lijkfoto van Muammar Khadaffi en beelden van Osama bin Laden te zien. Het is onduidelijk welk(e) gewapend(e) conflict(en) in beeld zijn gebracht en in welk conflict de executies hebben plaatsgevonden.
5. In het filmpje "Sheikh Khalied Ar-Rashid-AlA.seer_Prisoners_Gevangenen_Prison" zijn veel beelden te zien van moslims die onrechtmatig worden behandeld. Ook worden er beelden getoond van gevangenen in Guantanamo Bay.
6. Verder is er nog een filmfragment op twitter geplaatst van Anwar Al Awlaki. Al-Maqdisi. Anwar Al Awlaki is een bij leven belangrijk figuur binnen de terroristische organisatie Al Qaida.
7. Verder is er nog een filmfragment op twitter geplaatst van Abu Muhammad. Abu Muhammad Al-Maqdisi behoort volgens open bronnen tot het kader van AI Qaida in Irak.77.
Anders dan de rechtbank heeft het hof kennis genomen van het beeldmateriaal de onder 1 tot en met 6 genoemde filmpjes. Deze bestanden zijn op gegevensdragers door het openbaar ministerie in hoger beroep aan de processtukken toegevoegd en tevens aan de verdediging ter beschikking gesteld. Blijkens het bijbehorende proces-verbaal zijn de aan het dossier toegevoegde films dezelfde filmbestanden als de filmbestanden die hierboven zijn beschreven.78.Hiermee staat voor het hof genoegzaam vast – anders dan de verdediging heeft betoogd – dat de onder 1 tot en met 6 genoemde filmpjes daadwerkelijk de filmpjes zijn die verdachte destijds op Twitter heeft gedeeld.
Ter openbare terechtzitting van het hof van 2 juni 2016 zijn alle zes bestanden afgespeeld, waarbij het openbaar ministerie en de verdediging in de gelegenheid zijn gesteld desgewenst aan of opmerkingen te maken. Het onder 7 genoemde filmpje bleek niet langer beschikbaar te zijn op de website van YouTube.79.
Het hof komt nu toe aan de beoordeling of de filmpjes een opruiend karakter hebben.
Ad 1.
Dit bestand bevat beeldmateriaal met Engelse ondertiteling dat niet alleen het dagelijks leven van een strijder in Afghanistan beschrijft maar ook verheerlijkt. Tevens bevat het filmpje een oproep aan jongeren om te vechten tegen de vijanden van Allah. Alles in onderling verband en samenhang gezien is het hof met het openbaar ministerie van oordeel dat dit bestand opruiend van aard is. Nu verdachte dit bestand zonder nadere mededeling middels een hyperlink in een twitter bericht aan een beperkt aantal volgers/bezoekers heeft verstuurd, zal het hof verdachte van opruiing vrijspreken. Het hof acht echter wel bewezen dat zij een opruiend geschrift heeft verspreid.
Ad 2.Dit bestand bevat voornamelijk tekst die als volgt luidt:
Boodschap van Dr. Abu Dujanaa al Khurasaani – Opgenomen op de avond van zijn martelaarsoperatie op CIA agenten in Khost
Alle lof behoort toe aan Allah, de Enige, de Verhevene, en vrede en zegeningen met de lachende doder, onze meester Mohammed, en zijn familie en zal zijn metgezellen en degenen die hun opvolgen tot aan de dag des oordeels. Ik groet jullie met de groet van de Islam (stukje Arabisch). Verder, dit is een korte brief om aan te sporen tot Jihad op de weg van Allah, welke ik in de mailbox van een moslim achterlaat die aan het twijfelen is over het eervolle vertrekken of vernederende achterblijven. Weet mijn broeder, dat deze brief speciaal naar jou is gericht omdat ik ervan overtuigd ben dat jij het dichtst staat bij de Mujahideen op de weg van Allah. Geen mujahid vertrekt naar het slagveld zonder deze fase van twijfel en uitstel te hebben gekend. Maar bij sommigen duurt dit niet lang, en zij hebben genoeg aan dagen, uren of minuten, terwijl dit bij anderen veel langer duurt zodat zijn hele leven niet genoeg zou kunnen zijn om de knoop door te hakken. Denk niet mijn geliefde broeder, dat jouw geliefde broeder, deze zwakke dienaar niet op de hoogte is van jouw situatie. Ik heb zo’n lange tijd in jullie midden geleefd dat het lijkt of ik nu in een verarmd deel van de buurten van je emoties ronddwaal of dat het lijkt of ik even uitrust op een koud pad op de grens van bewustzijn en bewusteloosheid ver weg, waar je de liefde voor Jihad uit het zicht van de ogen hebt verstopt, en waar je deze als een vreemde zonder identiteit hebt verbrand, of als een eenzame, op zoek naar gezelschap. Vanuit die plek roep ik, uit de diepte van jullie harten, met woorden alsof dit stukken van mijn lichaam zijn, welke ik als ledematen verstrooi in jullie ether zodat de echo voor altijd zal weergalmen in jullie oren en zodat dit als een zaadje zal zijn die in jullie verstand zaai zodat wellicht Jihad hieruit kan groeien, wanneer ik dit morgen besproei met mijn vloed.
Oh, bezat ik maar meer dan deze woorden zodat ik jullie ermee zou oproepen. Ik zou naar jullie komen vliegen zonder vleugels, zoals een zacht briesje die voor de storm komt zodat ik voor elke van jullie kan staan, oog in oog, en met mijn hand op zijn schouders, en ik zou hem door elkaar schudden, en ik zou voor hem de woorden Allah reciteren. ‘Als gij niet voortgaat te vechten zal Hij u met een pijnlijke straf straffen en zal Hij een ander volk in uw plaats stellen en gij zult Hem in het geheel niet deren’ (9:39). Oh, had ik maar evenveel ziel als haren op mijn hoofd, ik zou deze sturen naar de minaretten van alle moskeeën van de moslims om op vrijdag de mensen op te roepen, “O jullie die gehoor hebben gegeven aan Hayya Alaa Salaat (kom naar Salaat). Er is geen goed in jullie wanneer jullie Hayya alaa al Jihad verraden!” Hoe lang nog zal de liefde voor Jihad gevangen zitten in dromen en fantasieën, die alleen tot leven komen in enkele woorden met de tong. Hoe lang nog moet dit verlangen beperkt blijven tot enkele tranen die je laat vloeien wanneer je de tragedies van de moslims aanschouwd of een tijdelijke inspiratie bij het horen van een nasheed of gedicht? Hoe lang nog zal je liefde voor Jihad een vrijetijdsbesteding blijven waarmee je jouw vrije tijd doodt?
Wij willen geen geïnteresseerde kijkers noch geëmotioneerde sympathisanten, wij willen jullie in ons midden zien. Als wij jullie niet kunnen vinden, zullen wij blijven zoeken en zoeken, wij zullen jullie achternazitten met onze mediaproducties en wij zullen aansporende vallen voor jullie zetten en wij zullen motiverende mijnen plaatsen in de hoop dat dit een explosie van vermaningen zal veroorzaken die jullie gedachten bezig zullen houden en die jullie harten zullen vullen met verlangen om je aan te sluiten bij de karavaan van de helden. En wanneer onze bezigheid met jullie ons weghoudt bij de vijanden dan zal dit maar zo zijn, totdat jullie je bij ons hebben aangesloten. Wij zullen blijven zoeken naar jullie, als een mooie droom die jullie soms in verleiding brengt, en de andere keer als een angstaanjagende schaduw die jullie achterna zit om zo jullie rustig leventjes te verstoren en om verdriet in jullie levens te brengen elke keer dat wij jullie herinneren aan jullie verraad voor de Mujahideen. Wij zullen jullie gecodeerde boodschappen sturen die niemand anders zal kunnen begrijpen, in nieuwsuitzendingen kranten en websites. Elk nieuws wat over ons gaat zullen jullie ervaren alsof dit over jullie gaat, elke discussie over ons ervaren alsof die over jullie gaat, die bij Allah klaagt over jullie achterblijven. Jullie zullen jullie eigen namen horen, en jullie zullen jullie eigen foto’s zien, tussen de zinnen en woorden door en achter de scenes en het lijkt nu alsof je op de most-wanted list staat van de Mujahideen. Je zal begrijpen dat de Mujahideen het op niemand anders hebben gemunt dan op jou en dat zij niemand anders aansporen om te strijden dan jou en dit zal zo blijven totdat jij je bij ons aansluit.
Wij zullen je proberen te overtuigen met de betekenis van duidelijk verzen en de woorden van betrouwbare overleveringen. Wij gaan je inspireren met de biografie van Ibn Hisham en de zinnen over de leeuw van de jungle die bij de Sahabha bekend waren, totdat het zal lijken of Umair ib al-Humam in een veldslag van Faluja was gedood, of dat Anas bin Al-Nadr een martelaarsoperatie heeft uitgevoerd in Khost. Je zal nooit meer kunnen genieten van je dagelijkse gewoonten, je zal zelfs niet meer van je daden van aanbidding kunnen genieten zolang je weg blijft van Jihad. Wij zullen naar jou zoeken en zoeken, totdat jij je bij ons aansluit. O mijn twijfelende broeder, sta mij nog een keer toe om je aan te sporen tot islamliefde, mannelijkheid en moedigheid. Speciaal voor jou is dit verhaal.
Sluit voor even jouw ogen en laat jouw fantasie gaan, zodat je je de gebeurtenissen in dit verhaal kunt inbeelden, welke plaats heeft gevonden op Afghaanse grondgebied. Luister niet alleen naar deze woorden maar zie dit voor je alsof die voor jouw ogen plaatsvindt. Op een dag vielen de Amerikanen een Afghaans dorpje binnen, om twee commandanten van de Taliban te pakken, welke hun zware verliezen hadden laten proeven. Na een hevige strijd verkregen de twee mannen het martelaarschap. Zo zien we dat, en de uiteindelijke beslissing is bij Allah. Maar dit was niet genoeg voor de wraakzuchtige kruisaanbidders, zij namen hun vrouwen mee in een helikopter en terwijl zij hoog aan het rondcirkelen waren, gooiden zij de kleding van de vrouwen naar beneden, zodat de dorpsbewoners konden zien wat er met de vrouwen van de twee martelaren werd gedaan. En wanneer ik aan de gebeurtenissen van dit verhaal denk en de bitterheid van elk van haar scenes doorslik, wens ik dat ik een miljoen levens zou hebben op deze aarde zodat ik ze een na de ander kan gebruikten om onze vrome moslimzusters te wreken. Ik wens dat de geleerden van het kwaad (paleisgeleerden) welke met de Amerikanen deel hebben genomen aan deze misdaden, door middel van hun verachtelijk fatwa’s die Jihad verbieden, en die de bezetting legaliseren, ik wens dat zij op een plek verzameld zouden worden zodat de weduwes en weeskinderen van de Mujahideen schoenen op hen kunnen gooien, totdat zij hieronder levend begraven zouden worden.
Houd je ogen nog even gesloten broeder, want de scenes zijn nog niet afgelopen en beeld je nu in dat die zusters, beeld je in dat zij jullie moeders, jullie zusters of jullie vrouwen zijn. Heb je het lef om je dat in te beelden, durf je daaraan te denken? Als het antwoord nee is, weet dan dat dit in werkelijkheid hetgeen is wat er op het grondgebied van Afghanistan gebeurt. Dit is wat de bedorven ongelovigen de pure en vrome moslimvrouwen aandoen. Dis is een van de vele gebeurtenissen die de media geheim houdt voor de mensen. Wat gaan jullie nu hieraan doen, nu jullie dit weten? Ik verbaas mij hoe sommigen van jullie gewoon hun oude leven oppakken en achter hun lusten aangaan, na het horen van deze woorden van mij, het lijkt of deze zaak niets voor hun betekent. Wat ik jullie heb verteld, o moslims, is niet een verhaal uit de geschiedenis van de Amerikaanse Indianen, noch is het een tragedie uit de oorlog van Vietnam. Neen, dit gebeurd op het grondgebied van de moslims, o ummah van Mohammad, Salla Allahu alayhi wasalam. Deze vrouwen wiens privé-delen zijn ontbloot en wiens eer is aangetast, zij zijn van de ummah van Mohammad. Zij bidden richting onze qiblah, zij vasten onze maand en zij verrichten de bedevaart naar het heilige huis. Er is geen goed in jullie als jullie hen niet te hulp schieten en er bevindt zicht geen mannelijkheid in jullie als jullie hen niet werken.
O jij die aan het twijfelen is over Jihad, ik zal jou niet herinneren aan de heldhaftige verhalen van onze mannen in het land van de Afghanen om jou ermee aan te sporen. Neen, daarentegen zal ik jou wat heldendaden van vrouwen in dit land vertellen, om er jouw mannelijkheid mee af te wegen en zodat wij dat kunnen testen zodat jij kan weten of jij een echte man bent. Onder degenen die zich hebben gehouden aan hun verbond met Allah en zodat jij kan vertrekken naar het land van Jihad. Of dat je een neppe man bent, en dat niemand van jouw mannelijkheid kan getuigen behalve je geboortecertificaat. Een van de zusters die een martelaarsoperatie wilde uitvoeren ging naar een checkpoint van de ongelovigen, vervolgens deed ze alsof zij aan het huilen was zodat een groot aantal soldaten om haar heen gingen verzamelen en zodra zij zich om haar heen gingen verzamelen deed zij Takbir en blies zij zichzelf op zodat haar zachte lichaam in vernietigende scherven veranderde die de vijanden van Allah uit elkaar scheurden. Een andere bejaarde vrouw, een groep buitenlandse strijders kwam naar haar huis. Zij pakte haar wapens en ging de wacht houden met een PK-machine geweer. Toen ze haar vroegen om wat rust te nemen zei zij, nee, bij Allah, als ze komen (ze bedoelt de vijanden van Allah) zal niemand tegen hun strijden behalve ik. Een andere jonge rouw liet iedereen weten wat haar bruidsschat zou zijn. Zij was bereid om met elke man te trouwen die haar wilde helpen die haar wilde helpen om een martelaarsoperatie uit te voeren op de ongelovigen en afvalligen. En daarvoor, hetgeen wat hier in Pakistan heeft plaatsgevonden, de studentes van Sheikh Abdul Rasheed Ghazi toen ze de vrijstelling die hen werd gegeven hadden verworpen en zij kozen om te blijven tot de dood erop zou volgen om de sharia van Allah te steunen. Iemand van wie ik getuig dat hij niet zou liegen heeft mij verteld dat rivieren met bloed uit de moskee stroomden en wanneer de mensen hun handen in het stromend bloed staken, pakten zij ogen, stukken bot en haar hieruit, en dat was alles wat van onze martelaarszusters was overgebleven vanwege de omvang van de afslachting die hen was overkomen. Dit is wat Zainab, Aisha, Khadija en Ruqiyyah hebben bijgedragen aan de Islam.
Dus wat hebben jullie bijgedragen aan deze religie, o Harb en o Dirgham en O Ja’far en O Ghalib? Wat hebben jullie bijgedragen aan de Islam, o jullie twijfelaars? Wat gaan jullie morgen tegen Allah zeggen? Wanneer hij hullie zal verzamelen op een vastgestelde tijdstip, welk excuus zullen jullie naar voren brengen wanneer onze heldhaftige zusters al jullie zwakke argumenten hebben getorpedeerd. Mijn twijfelende broeder, ik wil mijn woorden beëindigen met een overleving over de deugd van het martelaarschap. Ik zie dit, bij Allah, als een van de meest veelomvattende ahadith die over dit onderwerp zijn overgeleverd. Aamir bin Sa’ad heeft van zijn vader (moge Allah tevreden met hem zijn) gehoord dat een man kwam bidden terwijl de Profeet, salla Allahu Aalayhi wasalam, aan het leiden was. Toen hij de rij had bereikt zei hij “O Allah, schenk mij het beste wat u aan uw vrome dienaren schenkt” Toen de profeet, salla Allahu Aalayhi wasalam, klaar was met bidden, vroeg hij ‘wie was zojuist aan het praten?’ De man zei ‘ik, o boodschapper van Allah’ De profeet zei ‘dus jouw paard zal verminkt worden en jij zal als martelaar sterven op de weg van Allah. Allahoe Akbar, Allahoe Akbar, Allahoe Akbar’. Het martelaarschap op de weg van Allah, waarbij iemand paard word verminkt en hij als martelaar sterft, is het beste wat Allah aan zijn vrome dienaren schenkt, zoals verteld door de Profeet, salla Allahu Aalayhi wasalam.
Dus kom hiernaartoe, o broeders. Kom naar een aanbidding die niet geëvenaard kan worden door een andere aanbidding. Kom naar een dood die gewenst werd door de meester van de mensheid, salla Allahu Aalayhi wasalam tot drie maal toe. Kom naar de waardigheid welke nooit door de martelaar vergeten zal worden, zelfs niet nadat hij het paradijs zal betreden. Hij zal Allah vragen om hem terug te sturen naar het wereldse leven zodat hij tien keer gedood kan worden op Zijn weg. Breek de grenzen af en steek de grenslinies over en trotseer alle veiligheidsdiensten en kom vanuit elke uithoek naar een paradijs zo wijd als de hemelen en aarde, welke Allah voor zijn dienaren die als martelaren zijn gestorven klaar heeft gemaakt. Weldra zult gij u herinneren wat ik u zeg. En ik vertrouw mijn zaak aan Allah toe (40:44). Allah heeft macht over Zijn gebod, maar de meeste mensen weten het niet (12:21).
Het hof is van oordeel dat deze videoboodschap onverholen aanzet om deel te nemen aan de gewapende strijd waarbij het martelaarschap in het vooruitzicht wordt gesteld. Het hof is verder met het openbaar ministerie van oordeel dat dit bestand opruiend van aard is. Nu verdachte dit bestand zonder nadere mededeling middels een hyperlink in een twitter bericht aan een beperkt aantal volgers/bezoekers heeft verstuurd, zal het hof verdachte van opruiing vrijspreken. Het hof acht echter wel bewezen dat zij een opruiend geschrift heeft verspreid.
Ad 3.
Dit korte filmpje bevat beeldmateriaal met Nederlandse ondertiteling. Weliswaar kan de inhoud als anti-Amerikaans worden beschouwd doch het hof is van oordeel dat de grenzen van het ontoelaatbare daarbij niet worden overschreden.
Ad 4.
In het filmpje “Nasheed Malhama – Islam of Honnor” zijn executies te zien. Tevens worden beelden van vlaggen en naar het zich laat aanzien martelaren getoond. De beelden zijn weliswaar schokkend maar niet ondubbelzinnig te relateren aan een concreet gewapend conflict. Uit de door het openbaar ministerie bij requisitoir overlegde vertaling blijkt weliswaar van een zekere verheerlijking van de gewapende strijd maar een aanmoediging of oproep daartoe ontbreekt. Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van opruiing.
Ad 5.
In dit filmpje worden naar het hof begrijpt beelden getoond van gevangenen in Guantánamo Bay. Blijkens de bij de beelden horende Nederlandse vertaling van de uitgesproken tekst wordt onder meer een oproep gedaan om terug te keren naar Allah. Het hof ziet echter daarin geen oproep tot enig geweld en acht overigens dit bestand niet opruiend.
Ad 6.
Dit filmfragment van Anwar Al Awlaki bevat naar het hof begrijpt een preek en is naar het oordeel van het hof niet opruiend van karakter.
Ad 7.
Dit filmpje was zoals gezegd ten tijde van het opstellen van het proces verbaal door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 16 juli 2015 niet meer beschikbaar. Van dit videobestand heeft het hof aldus geen kennis kunnen nemen. Op basis van slechts de korte beschrijving van dit filmpje door de verbalisant in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 juli 2013 is het naar het oordeel van het hof niet mogelijk te beoordelen of dit filmpje een opruiend karakter heeft.
Vrijheid van meningsuiting
Het door de verdediging gedane beroep op de vrijheid van meningsuiting, zoals onder meer gewaarborgd in artikel 10 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (hierna: ERVRM) stuit af op artikel 1780.van dat verdrag. Immers, artikel 10 van het EVRM biedt geen schuilplaats aan hen die opruien tot terroristische misdrijven dan wel bestanden die daartoe opruien verspreiden dan wel ter verspreiding in voorraad hebben.81.
De verdachte heeft bestanden verspreid die opruien tot deelname aan de gewapende strijd. Deelname aan de gewapende Jihadstrijd is een terroristisch misdrijf en Nederland heeft internationale en Europese verplichtingen om terroristische misdrijven te bestrijden.82.De beperking van de vrijheid van meningsuiting is in deze zaak bij wet voorzien, dient een geoorloofd doel en is noodzakelijk in een democratische samenleving. Met het openbaar ministerie is het hof aldus van oordeel dat door de verdachte geen beroep kan worden gedaan op de bescherming van artikel 10 van het EVRM ten behoeve van uitingen die ten dienste staan van de gewapende (terroristische) Jihadstrijd daar dit een misbruik van recht in de zin van artikel 17 van het EVRM zou opleveren.83.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verspreiden van twee bestanden met een ontegenzeggelijk opruiend karakter. Nu deze bestanden opruien tot deelname aan de gewapende (terroristische) strijd, komt de verdachte geen beroep op de vrijheid van meningsuiting toe.
9. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
zij in de periode van 5 november 2012 tot en met 17 juli 2013 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, en/of te Antwerpen, in elk geval in België, meermalen,
afbeeldingen en/of bestanden waarin tot een terroristisch misdrijf wordt opgeruid,
(lid 1)
heeft verspreid, terwijl zij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat in de afbeeldingen en/of bestanden zodanige opruiing voorkomt,
immers heeft verdachte
een film met als titel "Daily life of a Mujahid", en een andere afbeelding/bestand
op sociale media geplaatst,
waarin telkens de Jihad en/of de gewapende terroristische strijd wordt aangemoedigd en waarin wordt aangezet tot deelname aan deze terroristische strijd.
10. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
11. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Een afbeelding waarin tot een terroristisch misdrijf wordt opgeruid, verspreiden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat in het geschrift zodanige opruiing voorkomt, meermalen gepleegd;
12. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
13. Strafmotivering
13.1
Vordering van de advocaten-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren onvoorwaardelijk.
13.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt, zoals uiteengezet in zijn pleidooi, dat er sprake zou zijn van een schending van de onschuldpresumptie en verzoekt het hof deze schending ten faveure van de verdachte zeer zwaar te verdisconteren in de strafmaat. Voorts verzoekt de raadsman het hof gelet op het verstrijken van de tijd en de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen onvoorwaardelijke straf op te leggen die hoger is dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht
13.3
Strafmotivering
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verspreiden van bestanden waarin tot een terroristisch misdrijf wordt opgeruid.
Vast is komen te staan dat de verdachte in de ten laste gelegde periode via sociale media bestanden heeft verspreid die ontegenzeggelijk een opruiend karakter hebben.
Door de bewezenverklaarde opruiing heeft de verdachte aangezet tot het begaan van strafbare feiten. Dit wordt de verdachte zwaar aangerekend.
Daarbij komt dat terroristische misdrijven, waartoe het bewezenverklaarde feit behoren, althans in welke context de feiten zijn gepleegd, worden gerekend tot de zwaarste categorie van misdrijven. Terrorisme wordt als een van de ernstigste schendingen van het beginsel van de rechtstaat beschouwd. Het raakt rechtstreeks de openbare orde en/of de veiligheid en stabiliteit van een samenleving en haar burgers. Het is evident dat de samenleving en met name de onschuldige burgers die slachtoffer zijn van terroristisch geweld hiertegen dienen te worden beschermd.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft allereerst deze ernst van het bewezenverklaarde feit als uitgangspunt te gelden. Het hof heeft zich bij de strafoplegging voorts rekenschap gegeven van de algemene strafdoelen, zoals de vergelding in de context van het feit, de algemene afschrikking en het mogelijke gevaar van herhaling van het plegen van misdrijven. Bij het bepalen van de op te leggen straf dient voorts een afweging te worden gemaakt, in strafverzwarende en/of verminderende zin, van alle relevante feiten en, zoals hiervoor ook reeds werd overwogen, van eventuele bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Bij de bepaling van de strafmaat ten aanzien van het bewezenverklaarde heeft het hof in meer algemene zin getracht aansluiting te zoeken bij min of meer vergelijkbare strafzaken in Nederland.
Het hof heeft bij de op te leggen straf in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens het op haar naam gesteld uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 januari 2016 niet eerder is veroordeeld.
Ook heeft het hof acht geslagen op het adviesrapport omtrent verdachte van Reclassering Nederland van 16 oktober 2014.
Het hof heeft in straf verminderende zin ook laten meewegen dat de verdachte ten tijde van het plegen van het feit nog betrekkelijk jong was, dat zij met haar man de verantwoordelijkheid draagt voor een gezin en momenteel zwanger is van haar tweede kind.
Het hof ziet hierin aanleiding de straf voorwaardelijk op te leggen, onder oplegging van algemene voorwaarden.
Met betrekking tot het door de raadsman gedane beroep op een schending van de onschuld presumptie overweegt het hof als volgt. De onschuldpresumptie beoogt ertoe aan te sporen de verdachte niet als een reeds veroordeelde aan te merken. Gesteld noch gebleken is dat de rechters in de zaak van deze verdachte daarmee in strijd hebben gehandeld. De onschuldpresumptie normeert echter niet alleen het optreden van de rechter maar tevens het gedrag van leden van het openbaar ministerie, de politie en volksvertegenwoordigers.84.Dit is met name aan de orde in zaken waar de media grote belangstelling voor hebben en waarin de publieke autoriteiten uitspraken doen in de pers.
De door de raadsman genoemde media berichten waarin volksvertegenwoordigers en een deskundige aan het woord komen, richten zich echter niet primair op de schuld of onschuld van een individuele verdachte maar worden in de bredere maatschappelijke discussie over het verschijnsel terrorisme en bestrijding daarvan geplaatst. Dit geldt ook voor het door de raadsman genoemde bericht van 7 juli 2015 waarin leden van het openbaar ministerie uitvoerig geciteerd worden.
Tot slot leiden het mediabericht van officier van justitie Van Veghel en het persbericht van het openbaar ministerie in hoger beroep gezien hun aard en strekking, en de rol van het openbaar ministerie in het strafproces, ook niet tot het oordeel dat er sprake is van een flagrante schending van de onschuldpresumptie als door de raadsman gesteld.
14. Vordering gevangenneming
De advocaat-generaal heeft, in geval van een veroordeling tot een onherroepelijke gevangenisstraf, de onmiddellijke gevangenneming van de verdachte ter terechtzitting gevorderd.
Gelet op de hierna op te leggen voorwaardelijke vrijheidsstraf, acht het hof geen termen aanwezig om de onmiddellijke gevangenneming van de verdachte ter terechtzitting te gelasten en wijst derhalve de vordering af.
15. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 132 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen (deels) bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. R.A.Th.M. Dekkers,mr. T.E. van der Spoel, mr. G.P.M.F. Mols, in bijzijn van de griffiers
mr. E. van Doren en mr. M.Th.A. de Ridder.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 juli 2016.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 07‑07‑2016
TK 2003-2004,28 463, nr. 10, p. 12.
TK 2003-2004,28 463, nr. 10, p. 9 e.v.
TK 2003-2004,28 463, nr. 10, p. 13.
Zie schriftelijk Requisitoir openbaar ministerie hoger beroep pagina 31.
Handelingen II, vergaderjaar 2003-2004, nr. 33, p. 2346.
EK 2003-2004, 28 463, C. p. 12.
Hoge Raad 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP7585 (Piranha); Rechtbank Rotterdam 30 oktober 200 ECLI:NL:RBROT:2007:BB7203.
Hoge Raad 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP7585 (Piranha).
Gerechtshof ’s-Gravenhage 2 oktober 2008, ECLI:NL:GHSGR:2008:BF3987.
HR 3 juli 2012 ECLI:NL:HR:2012:BW5132 en Gerechtshof Den Haag 30 april 2015 ECLI:NL:GHDHA:2015:1082.
Gerechtshof Amsterdam, 23 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK4139; HR 15 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7237.
Hoge Raad 16 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7237.
HR 5 februari 1934, NJ 1934 p. 620.
Zie bijvoorbeeld EHRM 7 december 1976, NJ 1978/236 (Handyside) en EHRM 25 november 1997, nr. 18954/91 (Zana vs. Turkije).
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van een uit verschillende onderdelen bestaand proces-verbaal met kenmerk 2013-94449 (onderzoek 'Context'), van bureau regionale recherche Haaglanden: Zaaksdossier 'Zoet', te weten een overzichtsproces-verbaal (genummerd blz. 2 t/m 25), met bijlagen: Ambtshandelingen (AH) (genummerd blz. 1-135), Telefoongesprekken (T) (genummerd blz. 1-6), Aangiften (A) (genummerd blz. l-9)„Documenten en Bescheiden (D) (genummerd blz. 1-158), Verhoren Getuigen (G) (genummerd blz. 1-132), Verdachte Verhoren (V) (genummerd blz. 1 t/m 94), rechtshulpverzoeken (RHV) (genummerd blz. 1 t/m 8), Verdachtendossier (genummerd blz. 1 t/m 175), een Beslagdossier (ongenummerd), een Methodiekendossier (genummerd blz. 1 t/m 2, met bijlagen) en een geschrift, te weten het kennisdocument 'Van opstand naar Jihad, (Jihadi-)Salafistische groepen en de opstand in Syrië' van [deskundige], Dienst Landelijke Recherche, d.d. 1 augustus 2014.
[bijnaam verdachte] is de (islamitische) bijnaam van verdachte. Zie het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 17 juli 2013, V, p. 3 en 4; Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 18 juli 2013, V, p. 11.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 25 juli 2013, AH, p. 70-71.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 juli 2013, AH, p. 134.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 18 juli 2013, V, p. 10.
Een overzichtsproces-verbaal d.d. 16 juni 2014, p. 4.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 22 augustus 2013, met bijlage, AH, p. 65- 67.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 juli 2013, AH, p. 68-69.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, [moeder persoon 2], d.d. 2 juli 2013, G, p. 76-83.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], d.d. 24 april 2014, Zaaksdossier Kandij, V, p. 12; de eigen verklaring van verdachte, zoals gedaan ter terechtzitting van 3 november 2014.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 17 juli 2013, V, p. 2.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 februari 2014, AH, p. 13-14.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 juli 2013, Zaaksdossier Kandij, AH, op. 57.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], d.d. 24 aprir2014, Zaaksdossier Kandij, V, p. 12.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 juli 2013, Zaaksdossier Kandij, AH, op. 57; een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], d.d. 23 april 2014, Zaaksdossier Kandij, V, p. 2.
Een geschrift, te weten een uitgewerkt tapgesprek van 14 juni 2013, T, p. 1-2;
Een geschrift, te weten een uitgewerkt tapgesprek van 6 juni 2013, gevoegd als bijlage bij een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 juli 2013, AH, p. 42;
Een geschrift, te weten een uitgewerkt tapgesprek van 15 juni 2013, T, p. 3-24
Een proces-verbaal van verhoor getuige, [persoon 3], d.d. 24 juli 2013, G, p. 7-24.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 3] bij de raadsheer-commissaris d.d. 3 november 2015.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, [persoon 3], d.d. 29 juli 2013, G, p. 9, 12, 17- 19 en 24.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 3] bij de raadsheer-commissaris d.d. 3 november 2015.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, [persoon 8], d.d. 25 juli 2013, G, p. 26 en 28.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, [persoon 5], d.d. 19 augustus 2013, G, p. 30-40.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 5] bij de raadsheer-commissaris d.d. 1 december 2015.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, [persoon 5], d.d. 19 augustus 2013, G, p. 40.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 5] bij de raadsheer-commissaris d.d. 1 december 2015.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, [persoon 9], d.d. 24 juli 2013, G, p. 94.
Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [persoon 7], d.d. 16 september 2013, G, 41-52.
Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [persoon 7] bij de raadsheer-commissaris d.d. 24 mei 2016.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, [persoon 7], d.d. 17 september 2013, G, p. 49.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 7] bij de raadsheer-commissaris d.d. 24 mei 2016.
Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [persoon 4], d.d. 29 augustus 2013, G, p. 69-71.
Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [persoon 4] bij de raadsheer-commissaris d.d. 5 november 2015.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte] bij de raadsheercommissaris d.d. 3 november 2015.
Een proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 1 juni 2016 , inhoudende de gevoegde verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 1 juni 2016.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 30 juli 2013, V, p. 49; De eigen verklaring van verdachte, zoals gedaan ter terechtzitting in eerste aanleg van 3 november 2014;
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 30 juli 2013, V, p. 50 en 52;
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 18 juli 2013, V, p. 9; De eigen verklaring van verdachte, zoals gedaan ter terechtzitting in eerste aanleg van 3 november 2014;
De eigen verklaring van verdachte, zoals gedaan ter terechtzitting in eerste aanleg van 3 november 2014.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 18 juli 2013, V, p. 12; Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 30 juli 2013, V, p. 47.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 30 juli 2013, V, p. 49 en 50.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 30 juli 2013, V, p. 47.
De eigen verklaring van verdachte, zoals gedaan ter terechtzitting in eerste aanleg van 3 november 2014.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 30 juli 2013, V, p. 47.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 30 juli 2013, V, p. 48.
De eigen verklaring van verdachte, zoals gedaan ter terechtzitting in eerste aanleg van 3 november 2014.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], d.d. 24 april 2014, Zaaksdossier Kandij, V, p. 12.
De eigen verklaring van de verdachte, zoals gedaan ter terechtzitting van 3 november 2014.
Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [persoon 8], d.d. 25 juli 2013, G, p. 25-29.
Proces-verbaal van bevindingen van de raadsheer-commissaris d.d. 2 juni 2016, met bijlage.
Aangifte vermissing [persoon 1] d.d. 23 juli 2013, A, p. 4-9.
Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 8], d.d. 25 juli 2013, G, p. 25-29.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 3 november 2014.
Proces-verbaal van bevindingen telefonische contacten, d.d. 15 juli 2013, AH, p. 8-13.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, [moeder persoon 2], d.d. 2 juli 2013, G, p. 76-83.
[bijnaam verdachte] is de (islamitische) bijnaam van verdachte. Zie het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 17 juli 2013, V, p. 3 en 4; Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 18 juli 2013, V, p. 11.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 25 juli 2013, AH, p. 70-71.
Een proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 16 juli 2015
voor de verkrijging van deze stukken wordt verwezen naar het proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 16 juli 2015.
Artikel 17 EVRM: Verbod van misbruik van recht: Geen der bepalingen van dit Verdrag mag worden uitgelegd als zou zij voor een Staat, een groep of een persoon een recht inhouden enige activiteit aan de dag te leggen of enige daad te verrichten met als doel de rechten of vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld teniet te doen of deze verdergaand te beperken dan bij dit Verdrag is voorzien.
Zie in deze zin ook: Rechtbank Den Haag 10 december 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:14365.
Gerechtshof Den Haag 30 april 2015 ECLI:NL:GHDHA:2015:1082.
EHRM 12 juni 2012, nr. 31098/08 (Hizb ut-Tahrir e.a. tegen Duitsland) en EHRM 14 maart 2013, nr. 26261/05 en 26377/06 (Kasymakhunov en Saybatalov tegen Rusland), waarin het EHRM overweegt: ‘In view of the above considerations, the Court finds that the dissemination of the political ideas of Hizb ut-Tahrir by the applicants clearly constitutes an activity falling within the scope of Article 17 of the Convention. The applicants are essentially seeking to use Articles 9, 10 and 11 to provide a basis under the Convention for a right to engage in activities contrary to the text and spirit of the Convention. That right, if granted, would contribute to the destruction of the rights and freedoms set forth in the Convention and referred to above’.