Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/7.8.4.2
7.8.4.2 Verstrekking aan een geheimhouder
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS381960:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Van Nispen 1993, p. 23-24.
Vgl. J.B.M.Vranken in zijn annotatie onder 9 bij HR 20 december 2002, NJ 2004, 4(Lightning Casino/Nederlandse Antillen).
Parl. Gesch. Burg Procesrecht, Van Mierlo Bart p. 159 over kennisname slechts door de raadsman van de wederpartij
Hof van Discipline 19 maart 2007, Adv.bl. 2008, p. 574 e.v.
HR 22 februari 2008, LJN BB5626, r.o. 3.6.3 (Fortis ASR Schadeverzekering/X).
EHRM 27 augustus 1997, NJ 1999, 464§ 41(M.S./Zweden).
Beroepscode voor geneeskundig adviseurs, werkzaam bij particuliere verzekeringsmaatschappijen onder 12 te vinden op:
Beroepscode voor geneeskundig adviseurs, werkzaam bij particuliere verzekeringsmaatschappijen onder 12 te vinden op:
Aldus: Kalkman & Geurs 2003, p. 94-98; Wilken 2008, p. 111.
Zie: art. 8 lid 3 Gedragscode bij de behandeling van personenschade in het verkeer en art. 6 van de NPP-richtlijnen van het medisch traject na verkeersongevallen.
Barendrecht, Kamminga & Van Zeeland 2006, beginsel 9 onder h.
Te vinden op:
Art. 6.1.4. Gedragscode verwerking persoonsgegevens financiële instellingen.
Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 17 mei 2007, 2006 10.
Zie daarover: P. van den Broek 2007, p. 88 e.v.
In de tweede plaats kan bepaald worden dat bescheiden slechts verstrekt mogen worden aan iemand die informatie niet of slechts beperkt aan een procespartij mag verstrekken, zoals onder meer is gesuggereerd door Van Nispen. Van Nispen bepleitte een voorziening die erop is gericht dat gegevens kunnen worden onderzocht en geverifieerd door tot geheimhouding verplichte vertrouwenspersonen van de wederpartij.1 Een voorbeeld daarvan is de special counsel2 in - bijvoorbeeld - concurrentiegevoelige zaken voor wie beperkingen kunnen gelden bij de mogelijkheden om informatie aan de procespartij zelf door te geven. De minister had naar dergelijke oplossing ter gelegenheid van de totstandkoming van het per 1 januari 2002 herziene Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geen oren. De minister voelde slechts voor het op zichzelf alleszins juiste uitgangspunt dat procespartijen beide over alle informatie zouden beschikken.3
Voordeel van dat uitgangspunt van de minister is de eenvoud: wanneer verstrekking van informatie aan een geheimhouder geen optie is, behoeft ook niet onderzocht en uitgewerkt te worden, wat de rol van de geheimhouder moet zijn én derhalve of en zo ja, wanneer hij informatie mag delen. Die uitwerking is van belang, zo laat zich illustreren aan de hand van een uitspraak van het Hof van Discipline. Die uitspraak had betrekking op de situatie, waarin een advocaat vertrouwelijke informatie die hij van zijn wederpartij ontving met zijn cliënt deelde. Volgens de wederpartij was dat niet geoorloofd. Afspraken daarover waren echter niet gemaakt. Wanneer die duidelijkheid over beperkingen aan de mogelijkheid om informatie door te geven ontbreekt, staat het de advocaat die informatie ontvangt vrij die met zijn cliënt te delen, aldus het Hof van Discipline.4
Hoewel de eenvoud dat informatie steeds gedeeld moet worden grote aantrekkingskracht heeft, is de opvatting van de minister toch te rigide. Ten minste één uitzondering op de door de minister voorgestane aanpak is immers al gemeengoed. Onder Nederlands recht is immers een typisch voorbeeld van iemand die onderworpen is aan beperkingen bij het doorgeven van door hem ontvangen informatie de medisch adviseur van een verzekeraar. In verband met de op hem rustende geheimhoudingsplicht meent de Hoge Raad dat aan hem ter gelegenheid van de totstandkoming van een (voorlopig) deskundigenbericht medische bescheiden gezonden moeten worden, waarvan de verzekeraar zelf nog geen kennis mag nemen. De Hoge Raad overweegt daarover:
"Dit lijdt echter in een geval dat de wederpartij een verzekeraar is die beschikt over een medisch adviseur, in zoverre uitzondering dat tevens en tegelijkertijd aan de medisch adviseur van de verzekeraar alle aan de deskundige verschafte medische gegevens in afschrift of ter inzage dienen te worden verstrekt. Aangenomen moet immers worden dat de medisch adviseur, ook ten opzichte van de verzekeraar, de aldus verkregen medische informatie als hem onder zijn geheimhoudingsplicht toevertrouwd zal beschouwen en behandelen."5
Deze uitspraak sluit goed aan bij de uitspraak van het EHRM, waarbij verstrekking van medische bescheiden tegen de zin van degene op wie deze bescheiden betrekking hadden, geoorloofd werd geacht in een situatie, waarbij deze verstrekt werden aan personen die aan een geheimhoudingsplicht waren gebonden.6 De belangrijke vraag in hoeverre de geheimhouder informatie mag delen, wordt in de uitspraak van de Hoge Raad echter niet uitdrukkelijk beantwoord. Uit het vervolg van de uitspraak moet evenwel worden afgeleid dat de medisch adviseur in het geheel geen informatie mag verstrekken aan de verzekeraar. In hetzelfde arrest is immers uitgemaakt dat de onderzochte persoon een beroep kan doen op blokkeringsrecht en dat slechts als de onderzochte dit beroep achterwege laat, de medische gegevens naar de wederpartij gaan, tenzij de onderzochte terecht een beroep op een gewichtige reden doet. Met die gang van zaken verdraagt zich niet, dat de medisch adviseur al in een eerdere fase informatie met - bijvoorbeeld - de verzekeraar kan delen. Dat de medisch adviseur de bescheiden desondanks ontvangt, strekt er vermoedelijk toe hem in staat te stellen te overleggen met de deskundige of met de medisch adviseur van de wederpartij.
Ook bij nadere beschouwing blijkt de uitspraak niet van groot belang voor de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht van de medisch adviseur, doordat de Hoge Raad de thematiek van kennisneming van medische bescheiden langs een andere weg oplost. Of de medische gegevens ook in handen komen van de wederpartij heeft de onderzochte zelf in de hand: beroept hij zich op een blokkeringsrecht,
dan gaan de gegevens niet naar de wederpartij. Beroept hij zich niet op een blokke-ringsrecht, dan gaan de gegevens wel naar de wederpartij, tenzij de onderzochte zich met succes op een gewichtige reden beroept. In beide gevallen staat de medisch adviseur langs de zijlijn.
Toch verdient de geheimhoudingsplicht van de medisch adviseur verdere overdenking. Medische informatie wordt in de praktijk immers niet alleen verstrekt ter gelegenheid van (voorlopige) deskundigenberichten. Medische informatie wordt ook vaak uitgewisseld in een buitengerechtelijk traject, waarbij de belangenbehartigers en medisch adviseurs van benadeelde en aangesproken partij zijn betrokken. Ook dan kan de vraag opkomen, of de medisch adviseur verkregen informatie met de verzekeraar mag delen. De rol van de medisch adviseur brengt immers met zich dat hij de verzekeraar adviseert en zijn advies kan slechts betekenisvol worden gegeven, wanneer hij dat ook op enigerlei wijze kan onderbouwen. Derhalve is van belang om te onderkennen, wanneer en onder welke voorwaarden de medisch adviseur informatie mag delen met (bijvoorbeeld) de schadebehandelaar van de verzekeraar en of een bij de behandeling van de zaak betrokken advocaat of jurist.
Meer duidelijkheid over de mate waarin de medisch adviseur informatie met anderen mag delen, geeft de beroepscode voor medisch adviseurs die bepaalt, dat de medisch adviseur aan de functionele eenheid slechts verstrekt de medische informatie die vereist is voor het behandelen van de aanvraag voor de verzekering, de beoordeling van de aanspraak op de verzekering of het beoordelen van de letselschade.7 De code definieert het begrip "functionele eenheid" als de personen die noodzakelijkerwijs betrokken zijn bij het doel waarvoor de medische gegevens zijn gevraagd, c.q. verstrekt8 en laat aldus voor de medisch adviseur de mogelijkheid open om vereiste informatie - bijvoorbeeld - met een schadebehan-delaar of advocaat te delen.9 Diezelfde vrijheid viel te lezen in de vorige tekst van de voor verzekeraars toepasselijke gedragscode verwerking persoonsgegevens Financiële instellingen terwijl ook andere gedragscodes van die vrijheid uitgaan.10 Die vrijheid om vereiste informatie uit te wisselen is ook begrijpelijk, aangezien beoordelingen vaak zowel een juridisch als een medisch karakter hebben, zodat onderling overleg aangewezen lijkt.
De mogelijkheden voor de medisch adviseur om medische informatie te delen met bijvoorbeeld de betrokken schadebehandelaar of advocaat staan evenwel onder druk, onder meer omdat betoogd wordt dat medische gegevens, wanneer zij in niet deskundige handen komen, licht verkeerd begrepen kunnen worden en als gevolg daarvan verkeerd kunnen worden gebruikt. In de Gedragscode behandeling letselschade wordt daarom als beginsel bepleit, dat medische gegevens alleen worden ingezien door de benadeelde, zijn belangenbehartiger en de wederzijdse medisch adviseurs.11 De huidige gedragscode verwerking persoonsgegevens Financiële instellingen12 bepaalt evenzeer, dat medische gegevens ten behoeve van een uit te brengen advies uitsluitend verwerkt mogen worden door de medisch adviseur of mensen uit zijn dienst of medische staf, hetgeen betekent dat medische gegevens niet meer gedeeld kunnen worden met personen uit de ruimer gedefinieerde functionele eenheid, zoals - bijvoorbeeld - de schadebehandelaar of de advocaat.13 Zo'n meer terughoudende opvatting over de mogelijkheden om medische informatie met niet medici te delen past ook bij de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,14 waarin is uitgemaakt dat relevante medische gegevens verstrekt moeten worden in het medische advies zelf en in beginsel niet als bijlage meegezonden mogen worden met als gevolg dat de medisch adviseur in beginsel slechts via zijn advies communiceert.15