Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/7.3.2
7.3.2 Horizontale werking
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS373522:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Vande Lanotte & Haeck 2005, p. 108.
EHRM 16 november 2004, NJ 2005, 344, § 55(Moreno Gómez/Spanje), zie ook Vande Lanotte & Haeck 2004, p. 715.
HR 9 januari 1987, NJ 1987, 928, r.o. 4.4(Bijstandsmoeder).
Vande Lanotte & Haeck 2004, p. 726 e.v.
Zie bijv. EHRM 16 december 1992, NJ 1993, 400(Niemitz/Duitsland) over huiszoeking op kantoor advocaat; EHRM 16 april 2002, NJ 2003,452, r.o. 41 (Sté Cola Est c.s./Frankrijk) over huiszoeking bij bedrijf; EHRM 6 september 2005, EHRC 2005, 107(Leveau en Fillon/Frankrijk) over doorzoeking varkensstallen (8 EVRM niet aan de orde); vgl. Vande Lanotte & Haeck 2004, p. 726 e.v.; vgl. voor art 10 EVRM: EHRM 22 mei 1990, NJ 1991, 740, r.o. 47(Autronic/Zwitserland), waarin art. 10 EVRM zonder voorbehoud toepasselijk wordt verklaard op rechtspersonen.
Op het eerste gezicht is dit artikel niet van belang. Het artikel geldt immers tussen de overheid en haar onderdanen. Bij de exhibitieplicht gaat het echter niet om de verhouding tussen de overheid en haar onderdanen, maar om de verhouding tussen partijen in een civiele procedure, zodat het artikel op het eerste gezicht voor die verhouding niet van belang is. Dat is slechts anders, wanneer aan art. 8 EVRM ook horizontale werking toekomt.
Het EHRM heeft geen algemene theorie ontwikkeld over de vraag, wanneer grondrechten ook horizontale werking hebben.1 Over art. 8 EVRM heeft het EHRM evenwel als volgt overwogen dat het ook kan gelden in de verhouding tussen partijen:
"Although the object of Article 8 is essentially that of protecting the individual against arbitrary interference by the public authorities, it may involve the authorities'adopting measures designed to secure respect for private life even in the sphere of the relations of individuals between themselves."2
De Hoge Raad gaat verder en heeft in het arrest over de bespiede bijstandsmoeder al eerder bevestigd dat het grondrecht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer uit onder meer art. 8 EVRM horizontale werking heeft.3
Grondrechten zijn van oudsher van belang voor natuurlijke personen. Toch is toepassing op rechtspersonen niet uitgesloten.4 Zo heeft het EHRM in het bijzonder betekenis toegekend aan art. 8 EVRM bij de bescherming tegen het binnentreden van bedrijfsruimte, hetgeen van belang is bij onderzoeksmaatregelen, zoals bewijsbeslag.5