Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/4.3.1
4.3.1 Inleiding
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS209956:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Zie bijvoorbeeld afd. 1 van titel 7.2A BW. Hierin staan veel informatieplichten die ook zijn te vinden in de Richtlijn consumentenkrediet.
Art. 6:230U BW lijkt hierop een uitzondering te zijn. Dit artikel gaat over colportage en bepaalt dat de verkoper geen aanbod mag doen tot het sluiten van een overeenkomst indien hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de daaruit voortvloeiende verplichtingen niet stroken met de draagkracht van de consument. Over dit artikel is echter weinig bekend. Het ligt voor de hand dat er in dit verband aansluiting wordt gezocht bij de zorgplicht van financiële instellingen en de kredietwaardigheidstoets die in dat kader wordt uitgevoerd. Zie hierover Castermans 2016.
HR 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1107 en HR 14 december 2018, ECLI:NL:2018:2298.
Zie bijvoorbeeld Rb. Amsterdam 22 november 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:8472, r.o. 4.8 en Hof Arnhem-Leeuwarden 1 maart 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1593, r.o. 2.6. Zie Rb. Midden-Nederland 12 oktober 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:5647, r.o. 4.25 waarin de rechter ook komt tot een kwijtschelding van de restschuld.
Zie bijvoorbeeld Hof ’s-Hertogenbosch 14 maart 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:995, r.o. 6.6.4.
In het privaatrecht zijn, op het terrein van kredietverlening, met name titel 7.2A, 7.2B en 72C van het Burgerlijk Wetboek (BW) relevant. Hierin staan onder andere informatieplichten,1 en bepalingen die grenzen stellen aan zowel kredietvergoedingen2 als het vestigen van pandrechten.3 Hoewel een verplichting tot het uitvoeren van een kredietwaardigheidstoets in het privaatrecht niet is gecodificeerd,4 wordt deze verplichting in de feitenrechtspraak al een langere tijd aangenomen. In bevestigende zin heeft de Hoge Raad geoordeeld dat deze verplichting kan voortvloeien uit de bijzondere zorgplicht van financiële instellingen.5 Deze zorgplicht strekt tot bescherming van de consument tegen zijn eigen lichtvaardigheid of ondeskundigheid. In het vervolg wordt nader ingegaan op de rechtspraak waarin de kredietwaardigheidstoets is uitgewerkt. Nadat het juridische kader is geschetst (par. 4.3.2), worden de drie aspecten van de kredietwaardigheidstoets besproken, te weten de benadering (par. 4.3.3), de beoogde terugbetaalsituatie (par. 4.3.4) en de drie stappen (par. 4.3.5).
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de kredietwaardigheidstoets in het privaatrecht tot ontwikkeling is gekomen in een context waarin de consument vraagt om een schadevergoeding omdat de kredietgever hem, volgens de consument, beter had moeten beschermen tegen de schadelijke gevolgen van de kredietverlening. Voor zover de rechter daarin meegaat, gaat hij doorgaans over tot een gedeeltelijke kwijtschelding van de kredietvordering. Daarbij houdt de rechter mede rekening met de mate waarin de consument heeft geprofiteerd van de overkreditering. Tegen die achtergrond hoeft de consument veelal een deel van de rente niet meer te betalen,6 of hoeft de consument niet meer te voldoen aan de terugbetaalplichten die stammen uit de periode nadat hij het gefinancierde goed heeft moeten inleveren bij de kredietgever.7