Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/6.7.2:6.7.2 Strategieën om de methodologische kwaliteit te versterken
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/6.7.2
6.7.2 Strategieën om de methodologische kwaliteit te versterken
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Boeije 2010, p. 176-177; Maesschalck 2016, p. 147-150.
Maesschalck 2016, p. 148.
Ibid., p. 148-149.
Boeije 2010, p. 177; Maesschalck 2016, p. 150-151.
Boeije 2010, p. 177.
Zeker bij raadkamerzittingen die direct aansluitend waren ingeroosterd, is het echter niet altijd mogelijk gebleken om de zitting na te bespreken.
Van de gelegenheid om aanvullingen te door te geven, is door enkele respondenten gebruik gemaakt.
Maesschalck 2016, p. 147 en 158. Zie ook: Hak 2004, p. 506.
Ibid.
Ibid.
Hak 2004, p. 506.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In het bovenstaande zijn diverse strategieën aangestipt die zijn toegepast om de methodologische kwaliteit (lees: validiteit en betrouwbaarheid) van het onderzoek te versterken. In deze subparagraaf worden vier strategieen nader uitgelicht: triangulatie, ‘member validation’, ‘peer debriefing’ en inbedding in eerder onderzoek.
Triangulatie
In het onderhavige empirische onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende methoden en databronnen, te weten observaties tijdens voorgeleidingen en raadkamerzittingen en interviews (inclusief vignetten) met rechters en diverse andere professionele actoren die actief zijn in de voorlopige hechtenispraktijk van minderjarigen. Dit wordt ook wel ‘triangulatie’ genoemd en is in de literatuur erkend als een strategie om de interne validiteit van onderzoek te vergroten.1 Het idee achter triangulatie is dat door meerdere onderzoeksmethoden te combineren en (daarmee) verschillende bronnen in het onderzoek te betrekken, verschillende perspectieven worden verworven.2 Maesschalck legt uit dat “door die [perspectieven] zorgvuldig met elkaar te vergelijken, de geloofwaardigheid van de databronnen te beoordelen en te proberen begrijpen waar de verschillende perspectieven vandaan komen, men uitspraken [kan] doen over de werkelijkheid die geloofwaardiger zijn dan zonder die triangulatie”.3 Hiermee is triangulatie in het onderhavige onderzoek een belangrijke strategie om de methodologische kwaliteit van het onderzoek te versterken.
Member validation
Een andere strategie die is toegepast om de interne validiteit van het onderhavige onderzoek te vergroten, is ‘member validation’.4 Daar kwalitatief onderzoek voor een belangrijk deel bestaat uit het beschrijven en interpreteren van menselijke percepties, is het voorleggen van data, bevindingen en conclusies aan de onderzoekssubjecten met het verzoek om daarop feedback te geven een manier om de correctheid van de ruwe data en de beschrijving en de interpretatie daarvan (lees: de bevindingen en de conclusies) te verifiëren.5 Gedurende het onderhavige onderzoek is getracht om geobserveerde voorgeleidingen en raadkamerzittingen kort na te bespreken met de betreffende rechter-commissaris of raadkamerrechter(s) om te informeren of de waarnemingen van de onderzoeker overeen kwamen met de beleving van de rechter(s).6 Ook zijn bevindingen uit het observatieonderzoek tijdens de daarop volgende interviews voorgelegd aan rechters en andere betrokken actoren uit de rechtspraktijk. Voorts zijn de transcripties van de interviews achteraf toegezonden aan de respondenten, waarmee de respondenten de gelegenheid kregen om, indien zij dat nodig achtten, aanvullingen te doen en eventuele onjuistheden door te geven zodat deze konden worden gecorrigeerd.7 Verder heeft de onderzoeker meermaals de (destijds voorlopige) bevindingen en conclusies van het onderzoek gepresenteerd tijdens cursussen en lezingen voor rechters, officieren van justitie, advocaten en professionals van de Raad voor de Kinderbescherming, waarbij het publiek steeds de gelegenheid kreeg om daarop te reageren. Deze feedback heeft geleid tot aanscherping of verduidelijking van bepaalde bevindingen, maar was niet van dien aard dat dit heeft geleid tot fundamenteel gewijzigde inzichten. Aldus zijn verschillende vormen van member validation toegepast ter versterking van de methodologische kwaliteit van het onderhavige onderzoek.
Peer debriefing
Om de interne en externe betrouwbaarheid van het onderhavige onderzoek te vergroten is gebruik gemaakt van ‘peer debriefing’.8 Deze strategie houdt in dat de onderzoeker peers – bijvoorbeeld collega’s – consulteert en vraagt om feedback op de onderzoeksbevindingen en conclusies.9 Hierbij worden deze peers niet als co-onderzoekers, maar veeleer als adviseurs en controleurs bij het onderzoek betrokken.10 Volgens Hak kan “een peer debriefer […] bij uitstek een rol spelen in het tegengaan van onderzoekersbias omdat dit de bedreiging van onderzoekskwaliteit is die de onderzoeker het moeilijkst zelf kan onderkennen”.11 In het onderhavige promotieonderzoek zijn de twee promotoren de belangrijkste peer debriefers. De promotoren hebben meegedacht over de opzet van het empirische onderzoek en hebben alle empirische hoofdstukken van dit boek meermaals kritisch bestudeerd en becommentarieerd. Voorts zijn voorafgaand en gedurende het onderzoek verschillende wetenschappers met een sociaalwetenschappelijke achtergrond herhaaldelijk geconsulteerd over de gehanteerde onderzoeksmethoden en de daarmee samenhangende mogelijkheden en beperkingen.
Inbedding in eerder onderzoek
Een andere strategie die is gebruikt om de kwaliteit van het onderzoek te vergroten is de inbedding in eerder onderzoek (zie hoofdstuk 5). De bevindingen van het onderhavige onderzoek zijn steeds vergeleken met bevindingen die volgen uit eerder onderzoek naar de Nederlandse voorlopige hechtenispraktijk. Als bevindingen steun vinden in eerder onderzoek, waarbij andere onderzoekers waren betrokken, is dat een indicatie dat de bevindingen niet enkel voortvloeien uit een louter subjectieve interpretatie van de onderzoeker. Als bevindingen juist geen steun vinden in eerder onderzoek, was dat voor de onderzoeker een reden om daar extra kritisch naar te kijken en dit te bespreken met zijn promotoren.