Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 4:24 [Ken-uw-cliënt: overige diensten]
Geldend
Geldend vanaf 03-01-2018
- Bronpublicatie:
20-12-2017, Stb. 2017, 512 (uitgifte: 28-12-2017, kamerstukken: 34583)
- Inwerkingtreding
03-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2017, Stb. 2017, 514 (uitgifte: 28-12-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Indien een financiële onderneming zonder daarbij tevens te adviseren een andere beleggingsdienst dan het beheren van een individueel vermogen of een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere financiële dienst verleent, wint zij informatie in over de kennis en ervaring van de consument, of, indien het een financieel instrument of verzekering betreft, de cliënt met betrekking tot de desbetreffende financiële dienst of financieel product, opdat zij kan beoordelen of deze dienst of dat product passend is voor de consument onderscheidenlijk de cliënt.
2.
Indien sprake is van het verlenen van een beleggingsdienst als bedoeld in het eerste lid in combinatie met een andere financiële dienst of financieel product, dient bij de beoordeling van de passendheid te worden nagegaan of de gehele dienstverlening of de combinatie van de financiële dienst en het financieel product passend is.
3.
Indien de financiële onderneming op basis van de in het eerste lid bedoelde informatie van mening is dat de financiële dienst niet passend is voor de consument of de cliënt, waarschuwt zij deze.
4.
Indien de consument of de cliënt geen of onvoldoende informatie verschaft over zijn kennis en ervaring, waarschuwt de financiële onderneming de consument onderscheidenlijk de cliënt dat zij als gevolg daarvan niet in staat is na te gaan of de financiële dienst voor hem passend is.
5.
Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing op het op initiatief van de cliënt verlenen van een beleggingsdienst als bedoeld in onderdeel a of b van de definitie van het verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1, voor zover niet tevens sprake is van een nevendienst als bedoeld in onderdeel b van de definitie van nevendienst in artikel 1:1, met betrekking tot:
- a.
aandelen die tot de handel van een gereglementeerde markt of een met een gereglementeerde markt vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat is dat door de Europese Commissie als gelijkwaardig is erkend in overeenstemming met artikel 25, vierde lid, onderdeel a, tweede, derde en vierde alinea, van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 of een multilaterale handelsfaciliteit zijn toegelaten, voor zover het geen rechten van deelneming in beleggingsinstellingen of aandelen die een afgeleid instrument omvatten betreft;
- b.
instrumenten die gewoonlijk op de geldmarkt worden verhandeld, met uitzondering van instrumenten die een afgeleid instrument behelzen of een structuur hebben die het moeilijk maakt voor de cliënt te begrijpen welk risico eraan verbonden is;
- c.
obligaties of andere vormen van gesecuritiseerde schuld die op een gereglementeerde markt, een met een gereglementeerde markt vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat is of op een multilaterale handelsfaciliteit zijn toegelaten, met uitzondering van die welke een afgeleid instrument behelzen of een structuur hebben die het moeilijk maakt voor de cliënt om te begrijpen welk risico eraan verbonden is;
- d.
rechten van deelneming in een icbe, met uitzondering van de gestructureerde icbe’s, bedoeld in artikel 36, eerste lid, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 583/2010 van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft essentiële beleggersinformatie en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan als de essentiële beleggersinformatie of het prospectus op een andere duurzame drager dan papier of via een website wordt verstrekt (PbEU 2010, L 176);
- e.
gestructureerde deposito’s als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 43, van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014, met uitzondering van deposito’s die het voor de cliënt moeilijk maken het rendementsrisico of de kosten van het vervroegd uitstappen in te schatten;
- f.
bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere financiële instrumenten, indien de financiële onderneming voorafgaand aan het verlenen van de beleggingsdienst de cliënt kenbaar maakt dat zij de geschiktheid van de financiële dienst of het financieel product voor de cliënt niet heeft beoordeeld.
6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de inhoud van de informatie, bedoeld in het eerste lid, de wijze waarop deze wordt ingewonnen, de wijze waarop de beoordeling van de passendheid van de financiële dienst of het financieel product voor de consument of cliënt plaatsvindt, en de inhoud en de vorm van de waarschuwing, bedoeld in het derde en vierde lid.
7.
De waarschuwingen bedoeld in het derde en vierde lid, en het kenbaar maken, bedoeld in het vijfde lid, mogen in gestandaardiseerde vorm geschieden.