Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 4:23 [Ken-uw-cliënt: advies en vermogensbeheer]
Geldend
Geldend vanaf 05-04-2023
- Bronpublicatie:
22-02-2023, Stb. 2023, 93 (uitgifte: 23-03-2023, kamerstukken: 36174)
- Inwerkingtreding
05-04-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-03-2023, Stb. 2023, 108 (uitgifte: 04-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Indien een financiële onderneming een consument of, indien het een financieel instrument of verzekering betreft, cliënt adviseert of een individueel vermogen beheert:
- a.
wint zij in het belang van de consument onderscheidenlijk de cliënt informatie in over diens financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid, voorzover dit redelijkerwijs relevant is voor haar advies of het beheren van het individuele vermogen;
- b.
draagt zij er zorg voor dat haar advies of de wijze van het beheer van het individueel vermogen, voorzover redelijkerwijs mogelijk, mede is gebaseerd op de in onderdeel a bedoelde informatie; en
- c.
licht zij, indien het advisering betreft met betrekking tot financiële producten die geen financiële instrumenten zijn, de overwegingen toe die ten grondslag liggen aan haar advies voorzover dit nodig is voor een goed begrip van haar advies.
2.
Indien een financiële onderneming bij het verlenen van een financiële dienst die geen beleggingsdienst is, een consument of, indien het een verzekering betreft, cliënt niet adviseert, maakt zij dat bij aanvang van haar werkzaamheden ten behoeve van de consument onderscheidenlijk de cliënt aan deze kenbaar.
3.
Indien een beleggingsonderneming een niet-professionele belegger adviseert, verstrekt zij de niet-professionele belegger gelijktijdig met het advies of in ieder geval voordat een transactie wordt verricht een geschiktheidsverklaring op een duurzame drager waarin het advies wordt gespecificeerd en waarin is opgenomen hoe het advies aan de voorkeuren, beleggingsdoelstellingen en andere kenmerken van de niet-professionele belegger beantwoordt.
4.
Indien sprake is van het beheren van een individueel vermogen verstrekt de beleggingsonderneming aan de niet-professionele belegger een periodieke geschiktheidsverklaring waarin wordt ingegaan op de manier waarop de belegging nog beantwoordt aan de voorkeuren, doelstellingen en andere kenmerken van de niet-professionele belegger.
5.
Indien sprake is van adviseren of beheren van een individueel vermogen in combinatie met een andere financiële dienst of financieel product, wordt bij de beoordeling van de geschiktheid nagegaan of de gehele dienstverlening of de combinatie van de financiële dienst en het financieel product geschikt is. Het eerste, tweede, en zesde lid (nieuw) is van overeenkomstige toepassing.
6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:
- a.
de informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en de wijze waarop deze informatie wordt ingewonnen;
- b.
de wijze, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, waarop een beleggingsonderneming bij haar advies over financiële instrumenten of het beheren van het individueel vermogen rekening houdt met de ingewonnen informatie;
- c.
de wijze waarop de toelichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt gegeven;
- d.
de wijze waarop de financiële onderneming de consument onderscheidenlijk de cliënt kenbaar maakt dat zij niet adviseert; en
- e.
de gevallen waarin de informatie, bedoeld in het derde lid, na het verrichten van de transactie kan worden verstrekt.
7.
Het derde lid en het bij of krachtens het zesde lid, aanhef en onderdeel e, bepaalde is van overeenkomstige toepassing op financiëledienstverleners die een cliënt adviseren over een verzekering met een beleggingscomponent.
8.
De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het op grond van het zesde lid bepaalde, voorzover dat geen betrekking heeft op het adviseren over financiële instrumenten of het beheren van een individueel vermogen, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt.
9.
Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het adviseren van een professionele belegger of het beheren van een individueel vermogen, indien de professionele belegger richting de beleggingsonderneming heeft aangegeven een geschiktheidsverklaring respectievelijk een periodieke geschiktheidsverklaring te willen ontvangen. De beleggingsonderneming legt de communicatie hierover met de professionele belegger vast in een register.