Einde inhoudsopgave
Binnenvaartregeling
Artikel 3.15
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2010
- Bronpublicatie:
16-12-2009, Stcrt. 2009, 20191 (uitgifte: 28-12-2009, regelingnummer: CEND/HDJZ-2009/1531)
- Inwerkingtreding
01-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2009, Stcrt. 2009, 20191 (uitgifte: 28-12-2009, regelingnummer: CEND/HDJZ-2009/1531)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Voor de beoordeling van de stabiliteit van een passagiersschip, een veerboot of een zeilend passagiersschip wordt het schip, indien het een eerste onderzoek betreft, aan een hellingproef onderworpen.
2.
Indien de uitkomsten van de hellingproef van een zusterschip van een passagiersschip, een veerboot of een zeilend passagiersschip beschikbaar zijn en daaraan voldoende stabiliteitsgegevens kunnen worden ontleend, kan de minister toestaan dat een hellingproef achterwege blijft.
3.
Voor de beoordeling van de stabiliteit van andere schepen dan in het eerste lid genoemd, kan de minister bepalen dat een hellingproef wordt gehouden indien de inrichting of de bijzondere bestemming van het schip daartoe aanleiding geeft.
4.
De hellingproef wordt, behalve bij schepen met een lengte op de waterlijn van ten hoogste 25 meter, door of namens de eigenaar gehouden in aanwezigheid van de commissie van deskundigen.
5.
Bij passagiersschepen met een lengte op de waterlijn van ten hoogste 25 meter kan voldoende stabiliteit worden aangetoond door het uitvoeren van een stabiliteitsproef met het gewicht van de helft van het toegestane aantal personen, bij de ongunstigste vullingsgraad van de brandstof- en drinkwatertanks.
6.
Bij de in het vijfde lid bedoeld stabiliteitsproef wordt het gewicht van de helft van het toegestane aantal personen zodanig op het voor passagiers bestemde gedeelte van het dek naar de zijde van het schip verplaatst, dat aldaar een dichtheid van 3,75 personen per vierkante meter, overeenkomend met 285 kg per vierkante meter, wordt verkregen.
7.
Bij de in het zesde lid bedoelde gewichtsverplaatsing mag de slagzij na het verplaatsen niet meer dan 7 graden bedragen. Het resterende vrijboord en de resterende veiligheidsafstand mogen niet kleiner zijn dan respectievelijk 0,05 maal de breedte op de waterlijn plus 0,20 meter en 0,05 maal de breedte op de waterlijn plus 0,10 meter.