CRvB, 11-12-2014, nr. 13-2488 AW
ECLI:NL:CRVB:2014:4163
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
11-12-2014
- Zaaknummer
13-2488 AW
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2014:4163, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 11‑12‑2014; (Hoger beroep)
Uitspraak 11‑12‑2014
Inhoudsindicatie
Verzoek om functieonderhoud is ten onrechte afgewezen. Project. De door betrokkene verrichte werkzaamheden kunnen niet als projectmatig worden aangemerkt. Het informeren van de beoordelaar ter voorbereiding op beoordelingen en functioneringsgesprekken. Aannemelijk dat betrokkene een belangrijke rol vervult bij het houden van functioneringsgesprekken. De kern van de functie van betrokkene is ten onrechte niet terug te vinden in de gehanteerde functietypering, terwijl de werkzaamheden van betrokkene bij het houden van functioneringsgesprekken daarin ten onrechte niet apart zijn vermeld. Dit betekent dat de korpschef ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat de werkzaamheden van betrokkene niet wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functietypering van Projectleider. Aan het nadere besluit kleeft evenzeer het gebrek dat de kern van de functie van betrokkene ten onrechte niet is terug te vinden in de gehanteerde functietypering.
13/2488 AW, 13/2490 AW, 13/3554 AW
Datum uitspraak: 11 december 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
29 maart 2013, 12/2852 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Ingevolge artikel 5 van de Wet van 12 juli 2012 tot invoering van de Politiewet 2012 en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012, Stb. 2012, 316) is in dit geschil de korpschef in de plaats getreden van de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland (korpsbeheerder), ten name van wie het geding aanvankelijk is gevoerd. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van de korpschef, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) de korpsbeheerder verstaan.
Namens betrokkene heeft mr. R. Radema hoger beroep ingesteld. Ook de korpschef heeft hoger beroep ingesteld.
Beide partijen hebben verweerschriften ingediend.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft de korpschef op 15 mei 2013 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaken 13/2466 AW e.v., 13/2467 AW e.v., 13/2472 AW, 13/2484 AW e.v., 13/2480 AW e.v., 13/2481 AW e.v. en 13/2487 AW e.v., plaatsgehad op 31 oktober 2014. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Radema. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Burghout, mr. H.G.J. Breuer en P.H.H. Reijnders.
Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst.
OVERWEGINGEN
1.1.
Betrokkene was werkzaam als Projectleider 027/08/8 (projectleider schaal 8) bij het [team]van de voormalige politieregio Amsterdam-Amstelland.
1.2.
Nadat de korpschef betrokkene kenbaar had gemaakt dat hij in het kader van de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LNFP) het voornemen had de functie van projectleider schaal 8 aan te merken als uitgangspositie van betrokkene voor de omzetting naar het LFNP, heeft betrokkene verzocht om functieonderhoud op grond van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp, Stcrt. 2012, nr. 3097).
1.3.
Bij besluit van 8 december 2011 heeft de korpschef dit verzoek afgewezen. Dit besluit is na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 26 april 2012 (bestreden besluit).
2.1.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. De rechtbank heeft naar aanleiding van de stelling van betrokkene dat hij belast is met het informeren van de beoordelaar ter voorbereiding op beoordelingen en functioneringsgesprekken geoordeeld dat de korpschef niet heeft uitgelegd waarom in de functie van Projectleider 028/09/9 (projectleider schaal 9) ervoor is gekozen om deze taak expliciet te omschrijven, terwijl dezelfde taak in de functie van projectleider schaal 8 impliciet wordt geschaard onder een andere omschrijving. De korpschef heeft hiermee niet consistent gehandeld; hij had deze inconsequentie moeten betrekken bij zijn oordeelsvorming. De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien het beroep van betrokkene gegrond te verklaren. De overige - (meer) individuele - beroepsgronden van betrokkene heeft de rechtbank verworpen.
2.2.
De rechtbank heeft geen mogelijkheden gezien het geschil definitief te beslechten door zelf in de zaak te voorzien of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten en heeft de korpschef daarom opgedragen om met inachtneming van haar uitspraak opnieuw op het bezwaar van betrokkene te beslissen. Zij heeft daartoe het volgende overwogen waarbij voor verweerder de korpschef dient te worden gelezen:
“Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Trfp draagt, indien een aanvraag functieonderhoud wordt toegekend, het bevoegd gezag zorg voor een aangepaste of nieuwe functiebeschrijving. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij, in geval van gegrondverklaring van een beroep tegen een verzoek om functieonderhoud niet over zal gaan tot aanpassing van de functiebeschrijving maar een nieuwe functiebeschrijving uit het bestaande functiehuis zal selecteren die aansluit op de taakomschrijving. De rechtbank overweegt dat voor dergelijke besluitvorming een nadere beoordeling door verweerder is vereist.”
3.1.
Het hoger beroep van de korpschef is gericht tegen het onder 2.1 weergegeven oordeel van de rechtbank dat de korpschef niet consistent heeft gehandeld. De korpschef heeft betoogd dat het oordeel van de rechtbank blijk geeft van een onjuist toetsingskader. Volgens de korpschef had de rechtbank moeten volstaan met beantwoording van de vraag of de feitelijk opgedragen werkzaamheden wezenlijk afwijken van de voor betrokkene geldende functie. De vraag waarom in de ene functie ervoor is gekozen om een bepaalde taak expliciet te omschrijven, terwijl deze taak in een andere functie impliciet wordt geschaard onder een andere omschrijving is in dat kader niet aan de orde.
3.2.
Betrokkene heeft zich in hoger beroep, voor zover van belang, op het standpunt gesteld dat de door hem verrichte werkzaamheden wezenlijk afwijken van zijn functie van projectleider schaal 8, zodat functieonderhoud nodig is.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) en de Trfp kan de ambtenaar tot en met 23 mei 2011 een aanvraag indienen om, als in de periode van
31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 de feitelijk aan hem opgedragen werkzaamheden gedurende tenminste een jaar wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functie en in samenhang daarmee de voor hem geldende functiebeschrijving, de werkzaamheden en de functie met elkaar in overeenstemming te brengen. Het is daarbij aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat dit het geval is. Nu het hier een vaststelling van feiten betreft, is een slechts terughoudende toetsing door de rechter volgens vaste rechtspraak niet op zijn plaats (CRvB 25 februari 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL6876 en CRvB 21 februari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2588).
4.2.
In de ten aanzien van betrokkene opgestelde taakinventarisatie zijn de werkzaamheden van betrokkene beschreven. Die taakomschrijving is door de korpschef afgezet tegen de functietypering waarin de functie in hoofdlijnen wordt weergegeven. De abstracte beschrijving van deze organieke functietypering, waarin niet elke taak apart wordt benoemd, is inherent aan het systeem van beredeneerd vergelijken. De functietypering mag echter niet zo abstract zijn dat de kern van de functie niet tot uitdrukking komt.
Project
4.3.1.
De door de korpschef voor betrokkene gebezigde functietypering is aangeduid als Projectleider/027/08/8. De functie is als volgt gedefinieerd: ”Medewerk(st)er die zelfstandig een eigen bijdrage levert aan een gedefinieerd resultaat en tevens verantwoordelijk is voor het behalen van een gedefinieerd resultaat door een team met wisselende medewerkers, waaraan hij/zij leiding geeft”. Onder het eerste hoofdbestanddeel van de functie, aangeduid met het kopje ‘Voorbereiding/uitvoering’ zijn de volgende taken/verantwoordelijkheden opgesomd:
- Is verantwoordelijk voor en werkt mee aan het halen van een gedefinieerd concreet resultaat in de buitenwereld, waarbij het resultaat op korte termijn (tot zes weken) gerealiseerd wordt.
- Plant, organiseert, geeft vorm en evalueert verrichte werkzaamheden.
- Draagt zorg voor de kwaliteitsbeheersing van het toegewezen project.
- Raadpleegt de ter beschikking staande informatiebronnen en verzamelt dagelijks actuele informatie betreffende het project.
- Doet voorstellen aan de wijkteamchef/bureauchef die kunnen leiden tot wijziging in de prioriteitsstellingen.
Als niveaubepalende elementen zijn genoemd:
- Is verantwoordelijk voor het behalen van het resultaat van het project.
- Is verantwoordelijk voor de voortgang van de werkzaamheden van een wisselende groep medewerkers.
4.3.2.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de door betrokkene verrichte werkzaamheden niet als projectmatig kunnen worden aangemerkt. Ter zitting van de Raad is in dit verband namens de korpschef toegelicht dat de term project in de voor betrokkene geldende functietypering misleidend en verouderd is. De kern van de functie van betrokkene behelst volgens de korpschef in wezen operationeel leidinggeven ten behoeve van een (doorlopend) aandachtsgebied, waarbij een wisselende groep van medewerkers wordt aangestuurd.
4.3.3.
De kern van de functie, zoals beschreven in de functietypering Projectleider/027/08/8 is echter het leiden van projecten. Uit deze typering kan het projectmatig werken niet worden weggedacht, zonder deze kern wezenlijk geweld aan te doen. De Raad verwijst naar zijn uitspraak van 28 augustus 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2880, waarop betrokkene - met vrucht - een beroep heeft gedaan.
4.3.4.
De Raad voegt hieraan nog toe dat het meest in het oog springende verschil tussen de functie van projectleider schaal 8 en de functie van projectleider schaal 9 de termijn is waarbinnen het resultaat (van het project) moet worden gerealiseerd. Voor de functietypering van Projectleider/027/08/8 geldt dat daarin tot uitdrukking is gebracht dat het resultaat op korte termijn (tot zes weken) wordt gerealiseerd, terwijl in de functietypering van Projectleider 028/09/9 is opgenomen dat het resultaat op middellange termijn (tot zes maanden) wordt gerealiseerd. Niet valt in te zien wat de betekenis van dit onderscheid nog is, indien het projectmatig werken uit de functietypering van Projectleider/027/08/8 zou moeten worden weggedacht.
Het informeren van de beoordelaar ter voorbereiding op beoordelingen en functioneringsgesprekken
4.4.1.
In zijn uitspraak van 31 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2589 - waarop betrokkene bij wijze van verweer een beroep heeft gedaan - heeft de Raad, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
“Het houden van functionerings- en beoordelingsgesprekken
3.2.3.
Uit de gedingstukken en het ter zitting verhandelde is gebleken dat betrokkenen een belangrijke rol vervullen bij het houden van functioneringsgesprekken. Zij bereiden deze gesprekken voor en zijn bij het houden daarvan altijd aanwezig. Ook de operationele chef is (soms) aanwezig maar dit is niet steeds het geval. Niet betwist is dat betrokkenen beter op de hoogte zijn van het functioneren van de medewerkers met wie de gesprekken worden gehouden dan de operationele chefs. Zij zijn het immers die dagelijks geregeld in contact staan met die medewerkers. De operationele chefs staan meer op afstand. Naar hun aard kunnen deze bezigheden niet, zoals appellant heeft aangevoerd, onder de in de functietypering opgenomen taak van coaching worden gebracht. Deze bezigheden zijn voorts zo substantieel en structureel dat zij aparte vermelding in de functietypering verdienen.
3.2.4.
Anders oordeelt de Raad evenwel over het houden van beoordelingsgesprekken. Betrokkenen hebben ook hier een belangrijke rol maar die heeft meer het karakter van informant. Het houden van beoordelingsgesprekken is een typische verantwoordelijkheid van de (hierarchisch) leidinggevende en als zodanig zijn betrokkenen niet te beschouwen. Dat betrokkenen bij het houden van de beoordelingsgesprekken (welke moeten worden onderscheiden van de opgemaakte beoordelingen als zodanig) aanwezig zijn, maakt dit niet anders.”
4.4.2.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is aannemelijk dat betrokkene een belangrijke rol vervult bij het houden van functioneringsgesprekken. De situatie van betrokkene verschilt op dit punt niet wezenlijk van die van de in de uitspraak van 31 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2589 genoemde betrokkenen. Deze werkzaamheden van betrokkene kunnen niet, zoals de korpschef heeft aangevoerd, onder de in de functietypering opgenomen taak van advisering worden gebracht. Deze bezigheden zijn voorts zo substantieel en structureel dat zij aparte vermelding in de functietypering verdienen. Het hoger beroep van de korpschef slaagt in zoverre niet.
4.4.3.
Wat betreft de rol die betrokkene heeft bij het houden van beoordelingsgesprekken kan de Raad niet tot een ander oordeel komen dan dat waartoe hij in zijn uitspraak van 31 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2589 is gekomen. De Raad verwijst naar wat onder 4.4.1, slot, is weergegeven. De hier bedoelde werkzaamheden van betrokkene behoeven dus geen aparte vermelding in de functietypering. Het hoger beroep van de korpschef is in zoverre terecht voorgedragen. Dit leidt echter, gelet op wat hierna - onder 4.5 - wordt overwogen, niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
4.5.
Gelet op het vorenstaande moet vastgesteld worden dat de kern van de functie van betrokkene ten onrechte niet is terug te vinden in de gehanteerde functietypering, terwijl de werkzaamheden van betrokkene bij het houden van functioneringsgesprekken daarin ten onrechte niet apart zijn vermeld. Dit betekent dat de korpschef ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat de werkzaamheden van betrokkene niet wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functietypering van Projectleider/027/08/8. De rechtbank heeft dus terecht geoordeeld dat de afwijzing van het verzoek om functieonderhoud geen stand kan houden.
Conclusie ten aanzien van de aangevallen uitspraak
4.6.
Uit wat onder 4.1 tot en met 4.5 is overwogen volgt dat de aangevallen uitspraak, zij het met verbetering van gronden, moet worden bevestigd. De overige beroepsgronden van betrokkene behoeven geen bespreking.
Het nadere besluit
5.1.
Betrokkene heeft zich gemotiveerd gekeerd tegen de nieuwe beslissing op bezwaar van 15 mei 2013. De Raad zal dit besluit met toepassing van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede in de beoordeling betrekken.
5.2.
Bij het besluit van 15 mei 2013 heeft de korpschef het besluit van 8 december 2011 herroepen en de (nieuwe) functietypering van Projectleider/027A/08 op betrokkene van toepassing verklaard. Volgens de korpschef is deze functietypering passend, omdat de taak van het informeren van de beoordelaar in deze functietypering terugkomt onder het hoofdbestanddeel ‘Advisering/instructie’.
5.3.
Voor zover betrokkene heeft betoogd dat de korpschef op grond van de onder 2.2 weergegeven overweging van de rechtbank in het kader van de nieuw te nemen beslissing uitsluitend een functiebeschrijving uit het bestaande functiehuis heeft mogen selecteren, slaagt dit betoog niet. Deze overweging heeft namelijk geen bindend karakter. In de genoemde overweging heeft de rechtbank slechts uiteengezet waarom zij geen mogelijkheden heeft gezien om met het oog op de definitieve beslechting van het geschil zelf in de zaak te voorzien. Verwezen wordt naar de uitspraak van de Raad van 26 juni 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2198. Voor zover betrokkene heeft bedoeld te stellen dat er sprake is van een bindende toezegging die erop neerkomt dat de korpschef in geval van een gegrond beroep een nieuwe functiebeschrijving uit het bestaande functiehuis zou selecteren die aansluit op de taakinventarisatie, wordt hij hierin niet gevolgd. Een beroep op het vertrouwensbeginsel kan volgens vaste rechtspraak van de Raad (CRvB 19 november 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK4735) alleen slagen als van de kant van het tot beslissen bevoegde orgaan uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan, die bij de betrokkene gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt. Aan deze eisen wordt in dit geval niet voldaan. Het betoog van betrokkene stuit hierop af.
5.4.
Voor het overige volstaat de Raad met de constatering dat aan het besluit van 15 mei 2013 evenzeer het gebrek kleeft dat de kern van de functie van betrokkene ten onrechte niet is terug te vinden in de gehanteerde functietypering.
5.5.
Dit betekent dat het beroep tegen het besluit van 15 mei 2013 gegrond is en dit besluit moet worden vernietigd.
Slotoverwegingen
6.1.
Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak, zij het met verbetering van gronden, zal worden bevestigd. Het beroep tegen het besluit van 15 mei 2013 wordt gegrond verklaard en dit besluit wordt vernietigd.
6.2.
De Raad ziet binnen zijn bereik geen mogelijkheden tot definitieve beslechting van het geschil en zal opdracht geven om, met inachtneming van deze uitspraak, een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van betrokkene. Daarbij is in aanmerking genomen dat het onder 4.3.3 geconstateerde gebrek de kern van de functie betreft en de functie van projectleider op meerdere functieniveaus in het functiegebouw voorkomt.
6.3.
Met het oog op een voortvarende afdoening van het geschil ziet de Raad wel aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen de door de korpschef te nemen nieuwe beslissing op het bezwaar van betrokkene slechts bij hem beroep kan worden ingesteld.
7. Aanleiding bestaat om de korpschef te veroordelen in de proceskosten van betrokkene. Aangezien de rechtbank al een veroordeling in de proceskosten in beroep heeft uitgesproken en hiertegen door betrokkene geen hoger beroep is ingesteld, staat de Raad nog slechts voor de beoordeling van de in hoger beroep gemaakte kosten. Deze kosten worden begroot op
€ 1.704,50 voor verleende rechtsbijstand en op € 32,76 aan reiskosten, in totaal € 1.737,26.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 15 mei 2013 gegrond en vernietigt dat besluit;
- draagt de korpschef op om een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak en bepaalt dat beroep tegen dit besluit slechts bij de Raad kan worden ingesteld;
- bepaalt dat de korpschef aan betrokkene het door hem in hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 239,- vergoedt;
- veroordeelt de korpschef in de proceskosten tot een bedrag van € 1.737,26.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en J.J.A. Kooijman en
C.H. Bangma als leden, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2014.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) C.A.W. Zijlstra
RH