CRvB, 28-08-2014, nr. 13-2453 AW
ECLI:NL:CRVB:2014:2880
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
28-08-2014
- Zaaknummer
13-2453 AW
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2014:2880, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 28‑08‑2014; (Hoger beroep)
Uitspraak 28‑08‑2014
Inhoudsindicatie
Functieonderhoud. De kern van de functie van appellant, het zijn van capaciteitsmanager, is niet terug te vinden in de gehanteerde functietypering. Dit betekent dat de korpschef ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat de werkzaamheden van appellant zijn onder te brengen in de functietypering van de Projectleider/028/09/9 en om die reden niet tot functieonderhoud heeft besloten.
13/2453 AW
Datum uitspraak: 28 augustus 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
29 maart 2013, 12/2374 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
De korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. T.A. van Helvoort hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2014. Appellant is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. Van Helvoort. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M.J. Bertelink en mr. M. Burghout.
OVERWEGINGEN
1.1. Ingevolge artikel 5 van de Wet van 12 juli 2012 tot invoering van de Politiewet 2012 en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012, Stb 2012, 316) is in dit geschil de korpschef in de plaats getreden van de korpsbeheerder van de [politieregio], ten name van wie het geding aanvankelijk is gevoerd. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van de korpschef, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) de korpsbeheerder verstaan.
1.2. Appellant was werkzaam bij de [politieregio] in de functie van Projectleider/028/09/9 en ingedeeld in schaal 9. In het kader van die functie was appellant sinds 1 september 2005 werkzaam als capaciteitsmanager en plaatsvervangend wijkteamchef bij het [wijkteam].
1.3. Nadat de korpschef appellant had kenbaar gemaakt dat hij in het kader van de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) voornemens was de functie van Projectleider/028/09/9 als uitgangspositie voor de toekomstige functie van appellant aan te merken, heeft appellant (in mei 2011) verzocht om functieonderhoud op grond van artikel 2 van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp). Bij besluit van 21 oktober 2011 heeft de korpschef dit verzoek afgewezen. De korpschef is - kort samengevat - van mening dat de aan appellant opgedragen werkzaamheden niet wezenlijk afwijken van en passen binnen de functiebeschrijving van Projectleider/028/09/9. De door appellant als capaciteitsmanager verrichte taken zijn van structurele aard; de in de functietypering voorkomende beschrijving van projectmatige werkzaamheden zijn volgens de korpschef daarom niet van toepassing. Bij beslissing op bezwaar van 3 april 2012 (bestreden besluit) heeft de korpschef het besluit van 21 oktober 2011 gehandhaafd. De korpschef heeft zich
- kort samengevat - op het standpunt gesteld dat de door appellant als capaciteitsmanager verrichte taken in de functietypering terugkomen onder de omschrijving ‘plant, organiseert, geeft vorm en evalueert verrichte werkzaamheden’.
2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank - samengevat weergegeven - overwogen dat de term project niet op appellant van toepassing is. Appellant heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk kunnen maken dat zijn werkzaamheden als capaciteitsmanager niet onder de omschrijving ‘plant, organiseert, geeft vorm en evalueert verrichte werkzaamheden’ kunnen vallen.
3.
Appellant heeft zich - voor zover van belang - in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de door hem verrichte werkzaamheden wezenlijk afwijken van zijn functie van Projectleider. Om die reden is functieonderhoud nodig. De collega’s van appellant, die net als hij feitelijk werkzaam zijn als capaciteitsmanager, hebben geen functieonderhoud gevraagd. Bij deze collega’s heeft de korpschef de functie van Projectleider in schaal 10 als uitgangspositie gekozen. Naar de mening van appellant heeft de korpschef gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) en de Trfp kan de ambtenaar tot en met 23 mei 2011 een aanvraag indienen om, als in de periode van
31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 de feitelijk aan hem opgedragen werkzaamheden gedurende tenminste een jaar wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functie en in samenhang daarmee de voor hem geldende functiebeschrijving, de werkzaamheden en de functie met elkaar in overeenstemming te brengen. Het is daarbij aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat dit het geval is. Nu het hier een vaststelling van feiten betreft, is een slechts terughoudende toetsing door de rechter volgens vaste rechtspraak niet op zijn plaats (CRvB 25 februari 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL6876 en CRvB 21 februari 2013, ECLI:NL:CRVB:BZ2588).
4.2.1.
In de taakinventarisatie van 16 september 2011 zijn de werkzaamheden van appellanten beschreven. Die taakomschrijving is door de korpschef afgezet tegen de functietypering waarin de functie in hoofdlijnen wordt weergegeven. De abstracte beschrijving van deze organieke functietypering, waarin niet elke taak apart wordt benoemd, is inherent aan het systeem van beredeneerd vergelijken. De functietypering mag echter niet zo abstract zijn dat de kern van de functie niet tot uitdrukking komt.
4.2.2.
In de taakinventarisatie zijn onder meer de werkzaamheden opgenomen die het zijn van capaciteitsmanager en het plaatsvervangend wijkteamchef betreffen. Niet in geschil is dat deze taken 75% van de werktijd van appellant in beslag nemen. Het gaat dus om een substantieel en wezenlijk onderdeel van de aan appellant opgedragen werkzaamheden. Ter zitting is bovendien gebleken dat appellant in die hoedanigheid op structurele basis leiding geeft aan een vaste groep medewerkers.
4.2.3.
De door de korpschef voor appellant gebezigde functietypering is aangeduid als Projectleider/028/09/9. De functie is als volgt gedefinieerd: ”Medewerk(st)er die zelfstandig een eigen bijdrage levert aan een gedefinieerd resultaat en tevens verantwoordelijk is voor het behalen van een gedefinieerd resultaat door een team met wisselende medewerkers, waaraan hij/zij leiding geeft”. Als eerste hoofdbestanddeel is benoemd onder het kopje ‘Voorbereiding/uitvoering’:
- Is verantwoordelijk voor en werkt mee aan het behalen van een gedefinieerd concreet resultaat in de buitenwereld waarbij het resultaat op middellange termijn (tot zes maanden) gerealiseerd wordt.
- Plant, organiseert, geeft vorm en evalueert verrichte werkzaamheden.
- Draagt zorg voor de kwaliteitsbeheersing van het toegewezen project.
- Is verantwoordelijk voor budgetbeheer en een doelmatige registratie/administratie
- Raadpleegt de ter beschikking staande informatiebronnen en verzamelt dagelijks actuele informatie het project betreffende.
- Doet voorstellen aan de wijkteamchef/bureauchef die kunnen leiden tot wijziging in de prioriteitsstellingen.
Als niveaubepalend element is onder meer genoemd:
- Bereidt voor, zet het project op en is verantwoordelijk voor het behalen van het resultaat.
- Is verantwoordelijk voor de voortgang van de werkzaamheden van een wisselende groep medewerkers.
4.2.4.
Tussen partijen is niet in geding dat de door appellant als capaciteitsmanager verrichte werkzaamheden niet als projectmatig kunnen worden aangemerkt. De kern van de functie, zoals beschreven in de functietypering Projectleider/028/09/9 betreft het leiden van projecten. Uit deze typering kan het projectmatig werken niet worden weggedacht, zonder deze kern wezenlijk geweld aan te doen. Anders dan de rechtbank en de korpschef ziet de Raad geen aanleiding om aan te nemen dat deze werkzaamheden zijn te brengen onder het in de functietypering opgenomen onderdeel ‘plant, organiseert, geeft vorm en evalueert verrichte werkzaamheden’. De in dit onderdeel vervatte werkzaamheden kunnen, gelet op de consistentie van de functietypering, niet anders worden begrepen dan als projectmatige werkzaamheden. Geconcludeerd moet dan ook worden dat de specifieke taken van de capaciteitsmanager onvoldoende tot uitdrukking komen in de door de korpschef gebruikte functietypering.
4.3.
Gelet op het vorenstaande moet vastgesteld worden dat de kern van de functie van appellant, het zijn van capaciteitsmanager, niet is terug te vinden in de gehanteerde functietypering. Dit betekent dat de korpschef ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat de werkzaamheden van appellant zijn onder te brengen in de functietypering van de Projectleider/028/09/9 en om die reden niet tot functieonderhoud heeft besloten.
4.4.
Aan het betoog van appellant dat de korpschef in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel wordt niet toegekomen.
5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep slaagt en de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Afgezien wordt van het doen van een tussenuitspraak nu het geconstateerde gebrek de kern van de functie betreft en de functie van Projectleider op meerdere functieniveau’s in het functiegebouw voorkomt.
6.
In het vorenstaande vindt de Raad aanleiding de korpschef te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze worden begroot op een bedrag van € 1.948,- wegens in beroep en hoger beroep verleende rechtsbijstand.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 3 april 2012 gegrond en vernietigt dat besluit;
- draagt de korpschef op om opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van deze
uitspraak;
- bepaalt dat de korpschef aan appellant het door hem in beroep en hoger beroep betaalde
griffierecht van in totaal € 399,- vergoedt;
- veroordeelt de korpschef in de proceskosten tot een bedrag van in totaal € 1.948,-.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en H.C.P. Venema en H.A.A.G. Vermeulen als leden, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2014.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) B. Rikhof
HD