CRvB, 21-02-2013, nr. 12/360 AW, nr. 12/361 AW, nr. 12/362 AW, nr. 12/363 AW, nr. 12/364 AW
ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2588
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
21-02-2013
- Zaaknummer
12/360 AW
12/361 AW
12/362 AW
12/363 AW
12/364 AW
- LJN
BZ2588
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2588, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 21‑02‑2013; (Hoger beroep)
Uitspraak 21‑02‑2013
Inhoudsindicatie
Reorganisatie. Hertoetsen van functie. Afwijzing verzoeken om functieonderhoud. Met de rechtbank wordt geconcludeerd dat de werkzaamheden van appellanten zoals die in de taakomschrijving zijn vermeld wel in de functietypering van Technisch Medewerker B/BOA zijn onder te brengen en daar niet wezenlijk van verschillen. Appellanten zijn er (...) ook niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de feitelijk opgedragen werkzaamheden gedurende langere tijd wezenlijk afweken van de functiebeschrijving.
Partij(en)
12/360 AW, 12/361 AW, 12/362 AW, 12/363 AW, 12/364 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
6 december 2011, 11/567, 11/569 t/m 11/572 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant 1] te [woonplaats 1]
[Appellant 2] te [woonplaats 2]
[Appellant 3] te [woonplaats 3]
[Appellant 4] te [woonplaats 3]
[Appellant 5] te [woonplaats 3] (appellanten)
de korpschef van politie (korpschef)
Datum uitspraak 21 februari 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. G.M. Terlingen, advocaat, hoger beroepen ingesteld.
De korpschef heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met zaak 11/4532 AW, plaatsgevonden op 10 januari 2013. Appellanten [appellant 2] en [appellant 3] zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door
mr. Terlingen. De overige appellanten hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. Terlingen. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Y. Kuyt. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst. Thans wordt in deze zaken afzonderlijk uitspraak gedaan.
OVERWEGINGEN
- 1.1.
Ingevolge artikel 5 van de Wet van 12 juli 2012 tot invoering van de Politiewet 2012 en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012, Stb. 2012, 316) is in dit geschil de korpschef in de plaats getreden van de korpsbeheerder van de politieregio [naam regio], ten name van wie het geding aanvankelijk is gevoerd. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van de korpschef, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) de korpsbeheerder verstaan.
- 1.2.
Appellanten waren werkzaam bij de politieregio [naam regio] in de functie van Eerste monteur voertuigeninspecteur en ingedeeld in schaal 5. Na een reorganisatie zijn appellanten met ingang van 1 juli 2008 geplaatst in de organieke functie van Technisch medewerker B/BOA, schaal 5, bij het onderdeel Dienst Facilitaire Services.
- 1.3.
Bij brief van 11 juli 2009 heeft de chef van de Dienst Facilitaire Services namens appellanten gevraagd de functie te hertoetsen omdat de functie zwaarder is geworden sinds 2007 en appellanten sindsdien extra werkzaamheden verrichten. De korpschef heeft de feitelijke werkzaamheden geïnventariseerd en op grond daarvan de taakomschrijving van
7 december 2009 opgesteld. Op basis daarvan is een advies opgesteld en daaruit is de conclusie getrokken dat de functietypering van Technisch medewerker B/BOA, schaal 5, het beste aansluit bij de functies van appellanten. Bij besluiten van 8 maart 2010 heeft de korpschef de verzoeken om functieonderhoud afgewezen.
- 1.4.
Bij de besluiten van 7 februari 2010 (bestreden besluiten) zijn de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Daaraan heeft de korpschef ten grondslag gelegd dat aan appellanten geen feitelijke werkzaamheden zijn opgedragen die afwijken van hun functie. Voorts worden onregelmatige diensten in de functietypering niet meegenomen.
- 2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de door appellanten tegen de bestreden besluiten ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank -voor zover hier van belang- overwogen dat de taakomschrijving en de functietypering niet wezenlijk van elkaar verschillen. Dat de taakomschrijving uitgebreider is, leidt niet tot het oordeel dat er een verandering in taken is opgetreden. Ook in de oude functie hadden appellanten keuringen, metingen en verzorging van het wagenpark onder zich. In het waarderingsadvies is meegewogen dat er meer contact met het publiek is nu zij de werkzaamheden meer op straat verrichten. Appellanten zijn er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat er een wezenlijke verandering in hun werkzaamheden is opgetreden.
- 3.
Appellanten hebben zich ook in hoger beroep op het standpunt gesteld dat hun functie in 2007 zwaarder is geworden en dat de werkzaamheden niet meer in overeenstemming zijn met de functietypering. Vanaf 2007 hebben de werkzaamheden zich uitgebreid naar technische werkzaamheden op straat en is meer contact met het publiek ontstaan. Daardoor lopen appellanten meer risico. Bovendien zijn de werktijden veranderd en wordt er meer in wisseldienst gewerkt. Daarbij komt dat nu ook technische processen-verbaal dienen te worden opgemaakt en wegingen en geluidsmetingen dienen te worden verricht. Dat extra werk heeft met zich gebracht dat extra cursussen en opleidingen gevolgd dienden te worden.
- 4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
- 4.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad gaat het bij een verzoek om functieonderhoud om de vraag of de feitelijk opgedragen werkzaamheden gedurende langere tijd wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving. Het is aan appellanten om dat aannemelijk te maken. Bij de beantwoording van die vraag is een slechts terughoudende toetsing niet op haar plaats nu die beantwoording zich moet richten op de vaststelling van feiten (CRvB 25 februari 2010, LJN BL6876).
- 4.2.
In de op 7 december 2009 vastgestelde taakomschrijving zijn de werkzaamheden van appellanten beschreven. Die taakomschrijving is door de korpschef afgezet tegen voornoemde functietypering waarin de functie in hoofdlijnen wordt weergegeven. De abstracte beschrijving van deze organieke functietypering, waarin niet elke taak apart wordt benoemd, is inherent aan het systeem van beredeneerd vergelijken.
- 4.3.
Met de rechtbank wordt geconcludeerd dat de werkzaamheden van appellanten zoals die in de taakomschrijving zijn vermeld wel in de functietypering van Technisch Medewerker B/BOA zijn onder te brengen en daar niet wezenlijk van verschillen. De werkzaamheden van appellanten zijn blijven bestaan uit het verrichten van keuringen, metingen en de verzorging van het wagenpark op locatie en in de werkplaats. De werkzaamheden hebben zich weliswaar vanaf 2007 meer uitgebreid naar de openbare ruimte, maar de kern van de werkzaamheden is daarmee niet wezenlijk veranderd. Daarbij is van belang dat ook voor de uitbreiding van de werkzaamheden contact met het publiek onderdeel van de functie was. Dat dit is toegenomen, maakt niet dat om die reden tot functieonderhoud zou moeten worden overgegaan.
- 4.4.
Voorts is het maken van (aanvullende) technische processen-verbaal, het wegen en verrichten van metingen onder te brengen onder het bestanddeel “opsporingsactiviteiten”. Dat deze werkzaamheden zijn toegenomen en appellanten daarvoor extra cursussen of opleidingen dienden te volgen, betekent niet dat dit deel van de taakomschrijving niet in de functietypering Technisch Medewerker B/BOA is begrepen. Ook in de oude situatie was het Certificaat Buitengewoon Opsporingsambtenaar voorgeschreven. Appellanten zijn er dan ook niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de feitelijk opgedragen werkzaamheden gedurende langere tijd wezenlijk afweken van de functiebeschrijving.
- 4.5.
Ten slotte kan de omstandigheid dat appellanten in wisseldiensten werken evenmin leiden tot een andere waardering van de functie nu deze wisseldiensten niet in de functietypering worden opgenomen en appellanten daarvoor reeds door een toeslag op de bezoldiging worden gecompenseerd.
- 5.
Uit het voorgaande volgt dat de hoger beroepen niet kunnen slagen en dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en C.H. Bangma als leden, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2013.
(getekend) K.J. Kraan
(getekend) M.R. Schuurman
HD