RvdW 2021/594:Profijtontneming, w.v.v. uit medeplegen verduistering (meermalen gepleegd). HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2016/10 inhoudende dat bij bepaling w.v.v. dient te worden uitgegaan van voordeel dat betrokkene daadwerkelijk heeft behaald. Oordeel hof dat geldbedrag dat is overgeschreven van bankrekening slachtoffer naar bankrekening stichting kan worden aangemerkt als w.v.v. van betrokkene, is zonder nadere motivering niet begrijpelijk. Dit volgt niet z.m. uit omstandigheid dat betrokkene en medeveroordeelde bestuurder waren van die stichting aangezien het vermogen van de stichting niet z.m. kan worden vereenzelvigd met het vermogen van haar bestuurder(s) en niet vaststaat dat betrokkenen dit vermogen vrijelijk te eigen bate konden aanwenden (vgl. NJ 2012/348). HR vermindert zelf betalingsverplichting. Samenhang met 19/01325, 19/01822, 19/01329.