Einde inhoudsopgave
RvdW 2009, 18
HR, 02-12-2008, nr. 01590/07
HR 02-12-2008, ECLI:NL:PHR:2008:BF0750
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
2 december 2008
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.W. Ilsink, W.M.E. Thomassen
- Zaaknummer
01590/07
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
BF0750
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2008:BF0750, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑12‑2008
ECLI:NL:PHR:2008:BF0750, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 02‑12‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑08‑2007
- Wetingang
Sr art. 304
Essentie
De opvatting dat voor de strafbaarheid en de strafwaardigheid cfm art. 304 Sr, het niet van belang is of de vader de biologische vader is, doch het erom gaat dat er een — niet uitsluitend biologische — relatie bestaat waarin (extra) eerbied jegens elkander verschuldigd is dan wel gevreesd moet worden voor machtsmisbruik, is onjuist.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 19 februari 2007, nummer 21/001099-06, in de strafzaak tegen M.J.M.A.W. Adv. mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden te Amsterdam.