Einde inhoudsopgave
RvdW 2008, 584
HR, 27-05-2008, nr. 00601/07
HR 27-05-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC7910
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27 mei 2008
- Magistraten
Mrs. G.J.M. Corstens, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu
- Zaaknummer
00601/07
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
BC7910
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC7910, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑05‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC7910, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑05‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑05‑2007
- Wetingang
Sr art. 285a
Essentie
OM-cassatie. Uit de tekst van art. 285a Sr en de wetsgeschiedenis van deze bepaling volgt dat voor een bewezenverklaring voldoende is dat de uiting van de dader kennelijk bedoeld was om de vrijheid van de getuige om naar waarheid of geweten een verklaring af te leggen, te beïnvloeden, zonder dat wordt vereist dat die kennelijke bedoeling tot daadwerkelijke beïnvloeding heeft geleid.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage van 4 december 2006, nummer 22/000764-06, in de strafzaak tegen A.F.T.