Einde inhoudsopgave
RvdW 2008, 463
HR, 15-04-2008, nr. 02938/06
HR 15-04-2008, ECLI:NL:PHR:2008:BC0824
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 april 2008
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
02938/06
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
BC0824
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2008:BC0824, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑04‑2008
ECLI:NL:PHR:2008:BC0824, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑04‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑04‑2007
- Wetingang
Sv art. 358 lid 3, 588
Essentie
Als de verdediging na een schorsing van het onderzoek niet op de eerste zitting na de schorsing een beroep doet op de nietigheid van de betekening van de dagvaarding of oproeping(en) voor de eerdere terechtzitting(en) blijft nietigverklaring van de dagvaarding of oproeping achterwege. Het niet aanstonds voeren van een dergelijk verweer is onverenigbaar met de eisen die aan een behoorlijke en doelmatige rechtspleging moeten worden gesteld.
Samenvatting
Gang van zaken: De gemachtigd raadsman heeft ter zitting in hoger beroep van 7 december 2004 een beroep gedaan op nietigheid van de betekening van de dagvaarding in eerste aanleg. Na ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.