Einde inhoudsopgave
RvdW 2008, 454
HR, 18-04-2008, nr. C06/239HR
HR 18-04-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5706
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 april 2008
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk
- Zaaknummer
C06/239HR
- Conclusie
plv. P-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
BC5706
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC5706, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑04‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC5706, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑04‑2008
Essentie
Erfrecht. Codicil houdende legaat van erflater die bij testament door vooroverleden echtgenote was benoemd tot enig erfgenaam bij wege van fideïcommis de residuo. Vordering verwachters (erfgenamen van de vrouw) dat codicil nietig is. Gebrek aan belang bij vordering nu erfenis man toereikend is om legaat uit te keren? Cassatieberoep verworpen met toepassing van art. 81 RO.
Partij(en)
1. [Eiseres 1], te [woonplaats],
2. [Eiser 2],
3. [Eiser 3], beiden te [woonplaats], eisers tot cassatie, adv. mr. P.J.L.J. Duijsens,
tegen
[Verweerder], te [woonplaats], verweerder in cassatie, adv. mr. H.J.W. Alt.