Einde inhoudsopgave
RvdW 2007, 654
HR, 19-06-2007, nr. 03472/05
HR 19-06-2007, ECLI:NL:PHR:2007:AZ1702
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 juni 2007
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, W.A.M. van Schendel, J. de Hullu, W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
03472/05
- Conclusie
P-G Fokkens
- LJN
AZ1702
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:AZ1702, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑06‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:AZ1702, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑06‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑03‑2006
- Wetingang
Essentie
1. Met de term ‘redelijkerwijs (niet) noodzakelijk’ in art. 410 lid 2, 414 lid 2 en 418 lid 3 Sv heeft de wetgever dezelfde maatstaf voor ogen gehad als in art. 315 Sv.
2. Onder omstandigheden kan een eerlijke procesvoering meebrengen dat de concrete toepassing van het ‘noodzakelijkheidscriterium’ niet wezenlijk verschilt van wat met de toepassing van het criterium van het ‘verdedigingsbelang’ zou worden bereikt.
3. Aan de formulering van de grieven in de appelschriftuur moeten geen hoge eisen worden gesteld.
4. De appelschriftuur hoeft niet in persoon te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.