Uit: mr a.j.a. van Dorst, ‘cassatie in strafzaken’, Kluwer, vijfde druk, p. 145.
HR, 10-10-2006, nr. 02041/05
ECLI:NL:HR:2006:AX9183
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10-10-2006
- Zaaknummer
02041/05
- LJN
AX9183
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2006:AX9183, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑10‑2006
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AX9183
ECLI:NL:HR:2006:AX9183, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑10‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AX9183
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑02‑2006
- Wetingang
art. 432 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2006/417
Conclusie 10‑10‑2006
Inhoudsindicatie
Cassatieberoep tardief ingesteld. De in cassatie als verontschuldiging voor de termijnoverschrijding aangevoerde omstandigheid dat verdachte psychiatrisch patiënt is levert zonder nadere onderbouwing die in de cassatieschriftuur ontbreekt, niet een zodanige bijzondere, verdachte niet toe te rekenen, omstandigheid op dat deze de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doet zijn (vgl. HR NJ 2004, 181).
Nr. 02041/05
Mr. Machielse
Zitting 20 juni 2006
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft op 28 september 2004, oordelende bij verstek, het vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 11 september 2003, waarbij verdachte bij verstek voor poging tot zware mishandeling is veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf, bevestigd.
2. Mr. J.W. van Leeuwen, advocaat te 's-Gravenhage, heeft cassatie ingesteld. Mr. M.W. Stoet, advocaat te 's-Gravenhage, heeft een schriftuur ingezonden houdende drie middelen van cassatie.
3.1. De schriftuur stelt eerst de ontvankelijkheid van het cassatieberoep aan de orde. De verstekmededeling, betrekking hebbende op de veroordeling in appel, is blijkens een zich bij de stukken bevindende kopie van een akte van uitreiking aan verdachte in persoon uitgereikt op 2 februari 2005.
De steller van de schriftuur voert aan dat verdachte psychiatrisch patiënt is bij wie op 1 januari 2004 aanwijzingen werden gevonden voor chronisch recidiverende psychotische ziekteverschijnselen. Het vermoeden bestaat dat verdachte aan schizofrenie lijdt. Een andere omstandigheid die een rol behoort te spelen is, aldus de steller van de schriftuur, dat de griffier van het hof verzuimd heeft de advocaat die zich voor verdachte had gesteld op de hoogte te stellen van de dag van behandeling in hoger beroep. Verdachte heeft een vaste advocaat en stelt alleen in hem vertrouwen.
3.2. Vooropgesteld dient te worden dat de wet bepaalt in welke gevallen tegen een rechterlijke uitspraak een rechtsmiddel kan worden ingesteld en binnen welke termijn dit kan geschieden; die termijnen zijn van openbare orde. Overschrijding van de termijn voor hoger beroep of cassatie door de verdachte betekent in de regel dat hij niet in dat beroep kan worden ontvangen. Dit gevolg kan daaraan uitsluitend niet worden verbonden, indien sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn.(1)
3.3. Als hoger beroep wordt ingesteld en verdachte of zijn raadsman verschijnt, kan deze uitleggen waarom het hoger beroep is ingesteld na afloop van de in artikel 408 Sv genoemde termijn. Verdachte of advocaat kunnen dan wijzen op omstandigheden die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar doen zijn en minstgenomen kan van het hof dan worden verlangd dat het naar deze omstandigheden een nader onderzoek instelt.(2)
De ruimte die de cassatierechter heeft om zo een onderzoek in te stellen is echter zeer beperkt. Uit de stukken waarvan de Hoge Raad kennis neemt zal direct moeten kunnen blijken dat het termijnverzuim niet aan verdachte toe te rekenen is. Het ligt op de weg van de steller van het cassatiemiddel hetzij om de aandacht te vestigen op zodanige zich in het dossier bevindende stukken(3), hetzij deze stukken als bijlagen te voegen bij schriftuur. Dat is in deze zaak niet geschied. De Hoge Raad is zelf niet in staat een feitelijk onderzoek te doen naar de vraag van de toerekenbaarheid van het verzuim van de cassatietermijn.
4. Ik kom tot de conclusie dat het cassatieberoep niet ontvankelijk is. Indien de Hoge Raad tot een andere slotsom zou komen houd ik mij gereed om alsnog in een aanvullende conclusie de voorgestelde middelen te bespreken.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Bijv. HR 20 december 1994, NJ 1995, 253; HR 4 mei 2004, NJ 2004, 462; HR 18 januari 2005, LJN AR6618; HR 1 mei 2005, NJ 2005, 194; HR 21 juni 2005, LJN AT4371.
2 HR 7 april 1998, NJ 1998, 577; HR 12 juni 2001, NJ 2001, 696; HR 3 juni 2003, LJN AF5700.
3 Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken heb ik geen psychiatrische rapportage aangetroffen.
Uitspraak 10‑10‑2006
Inhoudsindicatie
Cassatieberoep tardief ingesteld. De in cassatie als verontschuldiging voor de termijnoverschrijding aangevoerde omstandigheid dat verdachte psychiatrisch patiënt is levert zonder nadere onderbouwing die in de cassatieschriftuur ontbreekt, niet een zodanige bijzondere, verdachte niet toe te rekenen, omstandigheid op dat deze de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doet zijn (vgl. HR NJ 2004, 181).
10 oktober 2006
Strafkamer
nr. 02041/05
EC/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 28 september 2004, nummer 22/005331-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep bevestigd een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 11 september 2003, waarbij de verdachte ter zake van "poging tot zware mishandeling" is veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.W. Stoet, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is. Na de terechtzitting waarop de conclusie is genomen, is bij de Hoge Raad ingekomen een schrijven van de raadsman van de verdachte, mr. M.W. Stoet, advocaat te 's-Gravenhage.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Blijkens de stukken is het beroep in cassatie ingesteld op 18 februari 2005, zodat de verdachte - nu hem op de voet van art. 366 in verbinding met art. 415 Sv op 2 februari 2005 in persoon de mededeling van 's Hofs uitspraak is betekend en het beroep niet binnen veertien dagen na betekening van deze mededeling is ingesteld - in het beroep niet kan worden ontvangen.
De in cassatie als verontschuldiging voor de termijnoverschrijding aangevoerde omstandigheid dat de verdachte psychiatrisch patiënt is levert zonder nadere onderbouwing, die in de cassatieschriftuur ontbreekt, niet een zodanige bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheid op dat deze de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doet zijn (vgl. HR 6 januari 2004, NJ 2004, 181).
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema, en uitgesproken op 10 oktober 2006.
Beroepschrift 08‑02‑2006
Hoge Raad der Nederlanden
Griffienummer: 02041/05
Schriftuur houdende middelen van cassatie in de zaak van [verdachte], rekwirant van cassatie van een hem betreffend arrest van het Gerechtshof Den Haag, uitgesproken op 28 september 2004.
I. Ontvankelijkheid van het cassatieberoep:
De uitspraak waartegen onderhavig cassatieberoep zich richt is — blijkens de stukken in het dossier — aan rekwirant in persoon betekend op 2 februari 2005. Kort daarna werden kennelijk nog enkele pogingen gedaan dezelfde uitspraak te betekenen aan rekwirant. Op 18 februari 2005 werd door de gemachtigd raadsman van rekwirant, mr van Leeuwen — zodra hij vernam dat het Gerechtshof in de zaak van rekwirant uitspraak had gedaan — cassatieberoep ingesteld, derhalve meer dan veertien dagen nadat de uitspraak aan rekwirant bekend is geworden.
Overschrijding van de termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel wordt door Uw Raad zelden geëxcuseerd.1. Dit is slechts anders indien de termijnoverschrijding verontschuldigbaar is (zie: HR 6 januari 2004, NJ 2004, 181).
Rekwirant is psychiatrisch patiënt. Tijdens psychiatrisch onderzoek, afgenomen door dr B.A. Blansjaar in januari 2004 in het Huis van Bewaring Scheveningen, werden reeds aanwijzingen gevonden voor chronisch recidiverende psychotische ziekteverschijnselen, waarschijnlijk het gevolg van schizofrenie. Ook de FPD rapporteert op 6 november 2003 in een kort onderzoek ten behoeve van de voorgeleiding voor de Rechter-Commissaris bij de Rechtbank Den Haag dat de indruk bestaat dat ‘betrokkene aan schizofrenie kan leiden’. Geadviseerd wordt in het Huis van Bewaring antipsychotische medicatie toe te dienen.
Mr van Leeuwen stelt in zijn als bijlage gevoegde brief van 7 februari jl (bijlage 1) dat rekwirant zelf geen cassatieberoep heeft ingesteld omdat het (= de betekening c.q. het aanvangen van de beroepstermijn: toevoeging MWS) waarschijnlijk niet tot rekwirant is doorgedrongen danwel dat hij alleen met mr van Leeuwen over strafzaken wilde praten.
In de gegeven situatie — mr van Leeuwen is vaste vertegenwoordiger van rekwirant — klemt het des temeer dat door het Gerechtshof geen afschrift van de oproeping en uitspraak werd verzonden aan de raadsman (zie middel II), anders zou mr van Leeuwen immers tijdig voor de belangen van rekwirant na de uitspraak van het Gerechtshof hebben kunnen opkomen.
Verzoeker vraagt Uw Raad bovengenoemde bijzondere omstandigheden te betrekken in uw oordeel terzake de verschuldigbaarheid van de termijnoverschrijding. Gesteld wordt dat gelet op de psychische gesteldheid van rekwirant (schizofrenie met recidiverende psychoses) en het nalaten van kennisgeving aan zijn gevolmachtigde (noch de oproeping, noch de uitspraak werd tijdig aan de raadsman verzonden) sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn.
II. Cassatiemiddelen
Middel I
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan naleving op straffe van nietigheid is voorgeschreven, in het bijzonder van artikel 326, 327, 327a Sv resp. 359, 365aSv jo. 415Sv en artikel 6 EVRM, doordien het Gerechtshof heeft nagelaten het verkorte proces-verbaal van de terechtzitting alsmede het arrest nader uit te werken.
Toelichting:
Het Gerechtshof heeft, anticiperende op een niet-ontvankelijkheidverklaring in het ingesteld cassatieberoep, nagelaten het proces-verbaal terechtzitting alsmede het arrest, nader uit te werken. Mitsdien kan geen volledige toetsing in cassatie plaatsvinden. Het betreft voorschriften op niet naleving waarvan nietigheid staat.
Middel II
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan naleving op straffe van nietigheid is voorgeschreven, in het bijzonder van artikel 51 Sv en artikel 6 lid 3 onder c EVRM, doordien het Gerechtshof de zaak inhoudelijk heeft beoordeeld zonder dat afschrift van de oproeping voor de zitting aan de raadsman van rekwirant was gezonden;
Toelichting:
Op 12 november 2003 stelt mr van Leeuwen zich als raadsman voor rekwirant terzake de behandeling van het namens hem ingestelde hoger beroep (bijlage 2) . Het Gerechtshof stuurt hem diezelfde dag een ontvangstbevestiging (bijlage 3). Op 18 februari verneemt de raadsman dat het appel inmiddels is behandeld en dat rekwirant bij verstek is veroordeeld tot twee maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf bij arrest van 28 september 2004. De raadsman beklaagt zich over deze gang van zaken bij de voorzitter van de strafsector van het Gerechtshof, mr L. Verheij (bijlage 4). In reactie bevestigt de voorzitter van het Gerechtshof dat de stelbrief inderdaad werd ontvangen, maar dat deze niet in de daarvoor bestemde map werd geplaatst; excuses worden aangeboden. Geconcludeerd moet worden dat de raadsman geen oproeping werd toegezonden. Het onderzoek ter terechtzitting, buiten aanwezigheid van de raadsman, is derhalve nietig (zie o.m: NJ 1998, 772).
Middel III
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan naleving op straffe van nietigheid is voorgeschreven, in het bijzonder zijn de artikelen 348 jo. 415 Sv en artikel 6 lid 1 en lid 3 onder a EVRM geschonden doordien het Gerechtshof niet heeft onderzocht of de appeldagvaarding geldig was uitgebracht, althans doordien het Gerechtshof onvoldoende heeft blijk gegeven onderzocht te hebben of die dagvaarding geldig was uitgebracht;
Toelichting:
Uit het proces-verbaal van de zitting in hoger beroep blijkt niet dat na het uitroepen van de zaak en de constatering dat rekwirant niet is verschenen, verstek wordt verleend. Nu zich — volgens het Hof (zie het tweede middel) — geen raadsman had gesteld en ook de verdachte niet verscheen, had het Gerechtshof behoren na te gaan of de dagvaarding geldig was uitgebracht. Daarvan blijkt niet uit het proces-verbaal, mitsdien moet het ervoor worden gehouden dat dit niet is gebeurd.
Het Hof had een en ander nader moeten onderzoeken, althans blijk moeten geven zich te hebben beraden over de geldigheid van de appeldagvaarding (vgl. NJ 1989, 639). Mitsdien kan het arrest niet in stand blijven.
Om de hierboven uiteengezette redenen (I, II en III) verzoekt rekwirant Uw Raad het arrest van het Hof te vernietigen. Indien Uw Raad mocht besluiten het Gerechtshof de gelegenheid te bieden het proces-verbaal terechtzitting alsmede het arrest nader uit te werken, wordt verzocht de verdediging na ontvangst van die uitwerkingen een nieuwe termijn — bij voorkeur voor de duur van twee maanden — te verlenen voor het indienen van daarop geënte middelen van cassatie.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr M.W. Stoet, advocaat te Den Haag, kantoorhoudende aan de Zoutmanstraat 23-j (2518 GL), die bij deze verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door rekwirant van cassatie.
Raadsman
Den Haag, 8 februari 2006
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 08‑02‑2006