Einde inhoudsopgave
RvdW 2006, 696
Overschrijding redelijke termijn.
HR 27-06-2006, ECLI:NL:HR:2006:AX2037
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27 juni 2006
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
02628/05
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AX2037
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AX2037, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑06‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AX2037, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑06‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑12‑2005
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1; Sv art. 359a
Essentie
Een tijdsverloop van iets meer dan 14 maanden tussen het laatste getuigeverhoor door de RC en de betekening van de inleidende dagvaarding aan verdachte en meer dan anderhalf tussen dat getuigenverhoor en de dag van de terechtzitting levert behoudens bijzondere omstandigheden die dit tijdsverloop kunnen rechtvaardigen, een schending van de redelijke termijn op. Hoge Raad vermindert zelf de straf.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 maart 2005, nummer 20/000028–04, in de strafzaak tegen S. Adv. mr. G. Spong te Amsterdam.