Pagina 361
Rb. Midden-Nederland, 26-07-2016, nr. 16.659872-15 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2016:4229
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
26-07-2016
- Zaaknummer
16.659872-15 (P)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2016:4229, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 26‑07‑2016; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2017:9826
Uitspraak 26‑07‑2016
Inhoudsindicatie
Een 37-jarige man uit Lelystad is door de rechtbank veroordeeld voor het doden van zijn vriendin en verkrachten en vermoorden van zijn stiefdochter. Daarnaast heeft hij de lichamen verstopt in de kruipruimte en had hij kinderporno in zijn bezit. De rechtbank legt de man 30 jaar celstraf op en tbs met dwangverpleging. Gewetenloze handelswijze De man heeft zijn vriendin op afschuwelijke wijze van het leven beroofd door haar met een touw te wurgen. Zijn stiefdochter zag dat haar moeder dood op de grond lag en is in paniek naar haar kamer gevlucht. De verdachte heeft haar meermalen beloofd dat hij haar niet zou vermoorden als zij geen weerstand zou bieden. Dat hij haar vervolgens heeft verkracht en gewurgd geeft zijn gewetenloze handelswijze aan. Toerekeningsvatbaarheid De psycholoog en de psychiater stellen dat hij alleen voor het doden van zijn vriendin verminderd toerekeningsvatbaar is omdat dat te verklaren is vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis. Bij de moord op zijn stiefdochter zat er een beredenering achter zijn handelen. Voor het verkrachten en vermoorden van zijn stiefdochter, het verbergen van de lichamen en het kinderpornobezit is hij volledig toerekeningsvatbaar, zo oordeelt de rechtbank.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.659872-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1978] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.
1. ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 maart 2016, 24 mei 2016 en 13 juli 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E.M. van der Burg en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. D.G. Nagel, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen [nabestaande 1] , [nabestaande 2] , [nabestaande 3] en [nabestaande 4] , nabestaanden van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , naar voren hebben gebracht en van hetgeen mr. M.A.J. Kubatsch, advocaat te Utrecht, namens hen als benadeelde partijen naar voren heeft gebracht.
2. TENLASTELEGGING
De tekst van de tenlastelegging, zoals deze luidt na een nadere omschrijving van de tenlastelegging, is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Aan verdachte is, kort en feitelijk weergegeven, het volgende ten laste gelegd:
Feit 1:
Moord, althans doodslag op [slachtoffer 1] , gepleegd in de periode van 12 december 2015 tot en met 13 december 2015 te Lelystad.
Feit 2:
Verkrachting van [slachtoffer 2] , zijnde een minderjarige die hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of die aan zijn zorg was toevertrouwd, gepleegd in de periode van 12 december 2015 tot en met 13 december 2015 te Lelystad.
Feit 3:
primair:
Moord op [slachtoffer 2] , gepleegd in de periode van 12 december 2015 tot en met 13 december 2015 te Lelystad.
subsidiair:
Doodslag op [slachtoffer 2] , gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van de moord of doodslag op [slachtoffer 1] , en gepleegd om de moord of doodslag op [slachtoffer 1] voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, straffeloosheid te verzekeren, gepleegd in de periode van 12 december 2015 tot en met 13 december 2015 te Lelystad.
meer subsidiair:
Doodslag op [slachtoffer 2] , gepleegd in de periode van 12 december 2015 tot en met 13 december 2015 te Lelystad.
Feit 4:
Verbergen, wegvoeren en/of wegmaken van de lichamen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] om ervoor te zorgen dat het feit en/of de oorzaak van hun overlijden niet bekend zal worden, gepleegd in de periode van 12 december 2015 tot en met 13 december 2015 te Lelystad.
Feit 5:
In bezit hebben van kinderporno, bestaande uit 137 foto’s en/of 40 films en/of 5 gegevensdragers met afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij minderjarigen zijn betrokken, en van dit bezit van kinderporno een gewoonte maken, gepleegd in de periode van 18 januari 2014 tot en met 13 december 2015 te Lelystad.
3. VOORVRAGEN
Geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank ziet ambtshalve aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen met betrekking tot de geldigheid van de dagvaarding, voor zover dit betreft het onder 5. ten laste gelegde bezit van kinderporno.
De Hoge Raad heeft in de afgelopen jaren uitgangspunten geformuleerd voor de strafrechtelijke beoordeling van het op grote(re) schaal voorhanden hebben van kinderporno. In het arrest van 17 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3322, heeft de Hoge Raad deze uitgangspunten herhaald en zich uitgelaten over de eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) in dergelijke situaties aan de dagvaarding stelt. In rechtsoverwegingen 2.5 en 2.6 is het navolgende overwogen:
r.o. 2.5:
“Aangezien het de Hoge Raad bekend was dat onduidelijkheid bestond over de wijze waarop in het bijzonder het grootschalige bezit van - kort gezegd - kinderporno kan of moet worden tenlastegelegd, zijn in HR 20 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BS1739, NJ 2012/147 en HR 24 juni 2014,ECLI:NL:HR:2014:1497, NJ 2014/339 enkele uitgangspunten geformuleerd met het oog op de strafrechtelijke beoordeling van het op grote(re) schaal voorhanden hebben van kinderporno. Die uitgangspunten komen hierop neer dat de steller van de tenlastelegging zich bij voorkeur zou moeten beperken tot het beschrijven van een selectie van een gering aantal (representatieve) afbeeldingen - zo mogelijk ten hoogste vijf - zonder in de tenlastelegging zelf enige aanduiding van of verwijzing op te nemen naar een wellicht grotere hoeveelheid waarvan die afbeeldingen deel uitmaken. In geval van bewezenverklaring van het handelen van de verdachte met betrekking tot een of meer van die in de tenlastelegging omschreven afbeeldingen kan vervolgens bij de straftoemeting rekening worden gehouden met het grootschalige karakter van het delict, bijvoorbeeld op grond van de erkenning door de verdachte van het grootschalige karakter, hetgeen betekent dat de concrete afbeeldingen of de exacte hoeveelheid kinderporno niet behoeven te worden besproken, of op grond van de uitkomst van een in het voorbereidend onderzoek uitgevoerde steekproef uit het aangetroffen materiaal, mits de verdachte in de gelegenheid is gesteld de bij de steekproef gehanteerde methode aan de orde te stellen.”
r.o. 2.6:
“De onderhavige tenlastelegging heeft, in afwijking van de hiervoor onder 2.5 aanbevolen werkwijze, betrekking op het bezit van 864 afbeeldingen, dus op grootschalige kinderporno, die - zonder nadere verduidelijking of herleidbaarheid tot die 864 afbeeldingen - in vier nader omschreven categorieën is onderverdeeld. De steller van de tenlastelegging heeft zich dus niet beperkt tot - een beschrijving van - een beperkte selectie van (representatieve) afbeeldingen. Uit de eisen die art. 261 Sv in gevallen als de onderhavige stelt aan de dagvaarding, vloeit voort dat de tenlastelegging met het oog op de in 2.4 genoemde duidelijkheid voor in het bijzonder de verdachte en de rechter ten aanzien van elk van die afbeeldingen, hetzij een voldoende concrete beschrijving dient te bevatten, hetzij de vindplaats van die beschrijving in het dossier dient te vermelden. Indien de tenlastelegging niet aan die eisen voldoet en de verdachte daarop beroep doet, kan zulks grond vormen voor nietigverklaring van de dagvaarding.”
In de onderhavige strafzaak is onder 5. ten laste gelegd het in bezit hebben van 177 bestanden met kinderpornografische inhoud, bestaande uit 137 foto’s en 40 films/video’s. De rechtbank is van oordeel dat met dit aantal sprake is van het op grote(re) schaal voorhanden hebben van kinderporno.
De tekst van het onder 5. ten laste is niet opgesteld overeenkomstig de door de Hoge Raad aanbevolen werkwijze, zoals in voormeld arrest omschreven onder r.o. 2.5. Immers beperkt de tenlastelegging zich niet tot een omschrijving van een beperkte selectie van representatieve afbeeldingen, maar zijn de 137 foto’s en 40 films/video’s zonder nadere verduidelijking of herleidbaarheid tot die 177 bestanden in zes nader omschreven categorieën onderverdeeld.
Uit het voorgaande volgt dat het onder 5. ten laste gelegde niet voldoet aan de eisen die artikel 261 Sv in gevallen als de onderhavige aan de dagvaarding stelt, hetgeen ten aanzien van dit feit kan leiden tot nietigverklaring van de dagvaarding. Echter, nu van de zijde van de verdediging geen beroep is gedaan op het niet voldoen aan de eisen van artikel 261 Sv en niet is betoogd op grond daarvan de dagvaarding ten aanzien van dit feit nietig te verklaren, zal de rechtbank daartoe - (mede) gelet op de laatste zin van r.o. 2.6 van de Hoge Raad in voormeld arrest - niet overgaan.
Op grond van het hiervoor overwogene verklaart de rechtbank de dagvaarding geldig wat betreft het onder 5. ten laste gelegde bezit van kinderporno.
De dagvaarding is eveneens geldig wat betreft de onder 1. tot en met 4. ten laste gelegde feiten.
Bevoegdheid van de rechtbank, ontvankelijkheid van de officier van justitie en schorsing van de vervolging
De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. WAARDERING VAN HET BEWIJS
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van de onder 1. ten laste gelegde moord. Zij acht de onder 1. ten laste gelegde doodslag en de onder 2., 3. primair, 4. en 5. ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de onder 1. ten laste gelegde moord niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en zij heeft verzocht verdachte hiervan vrij te spreken. Wat betreft feit 1. heeft zij zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 2., 4. en 5. gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ter zake feit 3. heeft zij betoogd dat niet het primair maar het subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. Zij heeft verzocht verdachte van de onder 3. primair ten laste gelegde moord vrij te spreken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek op voornoemde terechtzittingen naar voren is gebracht.
De hierna vermelde bewijsmiddelen en -overwegingen worden gebruikt voor het feit of de feiten zoals daarbij telkens is aangegeven dan wel waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit:
- pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 mei 2016, proces-verbaal nummer 2015376593 (documentcode 20160318.1800.5164.DOS), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 4 tot en met 1491,
of
- pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 april 2016, proces-verbaal nummer PL09-2015 376593, opgemaakt door Politie Midden-Nederland, Forensische Opsporing, doorgenummerd 1 tot en met 471, bij welke paginanummers telkens is opgenomen dat deze betrekking hebben op het ‘dossier FO’.
Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
De slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden hierna aangeduid met hun voornamen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Feiten 1., 3. en 4.
Op zondagmorgen 13 december 2015 doet [nabestaande 1] bij de politie melding van de vermissing van zijn moeder [slachtoffer 1] , zijn zus [slachtoffer 2] en zijn stiefvader [verdachte] . Bij thuiskomst op zaterdag 12 december 2015 om 13.00 uur trof hij niemand aan in de woning aan de [adres] en op zondagmorgen is nog steeds niemand thuis.1.
Op 13 december 2015 omstreeks 18.44 uur vindt een doorzoeking plaats van voornoemde woning.2.Na het openen van het kruipluik achter de voordeur worden onder de betonnen vloer van de keuken twee lichamen aangetroffen.3.In de daaropvolgende dagen vindt de identificatie plaats; [slachtoffer 1] wordt geïdentificeerd aan de hand van de tatoeages op haar linker bovenarm en de drie vingers aan haar rechter hand en [slachtoffer 2] wordt geïdentificeerd aan de hand van haar dactyloscopisch signalement.4.
Feit 1.
Verdachte verklaart dat op zaterdagmorgen 12 december 2015 een gevecht is ontstaan tussen [slachtoffer 1] en hem nadat hij [slachtoffer 1] had verteld dat hij haar zou verlaten.5.[slachtoffer 1] probeerde zijn vertrek te beletten door de deur op slot te draaien en de sleutel in haar zak te steken.6.Zij dreigde alles in huis wat van verdachte was te zullen slopen7.en om een aantal zaken over verdachte op Facebook te plaatsen, waaronder het feit dat verdachte [slachtoffer 2] in het verleden had begluurd.8.Verdachte verklaart dat de spanning hoog opliep en er bij hem op dat moment ‘iets knapte’.9.Hij heeft [slachtoffer 1] met beide handen bij de keel gegrepen.10.Op tafel lag een stuk touw11.en voor hij het wist had hij het touw om de nek van [slachtoffer 1] gewikkeld en heeft hij haar gesmoord.12.Verdachte heeft het touw een paar keer om haar nek gedaan,13.aangetrokken en vastgehouden.14.[slachtoffer 1] zakte op de grond en nadat ze blauw was aangelopen heeft hij haar losgelaten.15.Toen hij hoorde dat haar longen volliepen met lucht, schrok hij en heeft hij het touw vastgepakt en er een knoop in gelegd.16.
Uit sectie door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) op het lichaam van [slachtoffer 1] volgt dat het overlijden van [slachtoffer 1] goed kan worden verklaard door verwikkelingen van samendrukkend/omsnoerend geweld op de hals.17.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1. ten laste gelegde doodslag op [slachtoffer 1] . De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het bestanddeel voorbedachte raad en daarmee van de ten laste gelegde moord, aangezien geen sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg voorafgaand aan het van het leven beroven van [slachtoffer 1] . Ook zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van hetgeen de verdachte onder 1., tweede gedachtestreepje wordt verweten. Naar het oordeel van de rechtbank staat niet vast dat verdachte [slachtoffer 1] van de bank heeft geduwd/getrokken voordat hij haar van het leven heeft beroofd.
Feit 2.
Verdachte verklaart dat op het moment dat hij [slachtoffer 1] had gedood, [slachtoffer 2] in de deuropening stond.18.Door het rumoer was zij wakker geworden en naar beneden gekomen.19.[slachtoffer 2] zag haar moeder dood op de grond liggen20.met striemen in haar nek21.en is gillend naar boven gerend.22.Verdachte heeft de WiFi-verbinding uitgezet, is achter [slachtoffer 2] aangegaan, naar haar kamer,23.en heeft haar telefoon afgepakt en verstopt omdat hij bang was dat ze een vriendje of vriendinnetje zou waarschuwen.24.[slachtoffer 2] raakte in paniek en begon te huilen en te gillen25.waarop verdachte heeft gezegd dat hij haar zou vermoorden als ze haar bek niet zou houden.26.Hij heeft een sok in haar mond gestopt en een sjaal eromheen gebonden en daaroverheen een ademmasker.27.Omdat dit laatste niet werkte en [slachtoffer 2] bijna stikte, heeft hij het ademmasker weer weggeworpen.28.Verdachte heeft [slachtoffer 2] op haar buik op bed gelegd en haar armen op haar rug vastgebonden met een trainingsbroek.29.Omdat hij beloofde haar niet te zullen vermoorden als ze zou meewerken, deed ze vrijwillig haar handen op de rug om vastgebonden te worden.30.Verdachte had echter op dat moment al het idee dat [slachtoffer 2] niet kon blijven leven omdat zij teveel had gezien.31.Terwijl hij haar vastbond bedacht hij om ook andere dingen met haar te doen.32.Hij had al langer fantasieën over haar33.en kwam tot de conclusie dat hij haar ging verkrachten.34.Dit laatste was ook de reden dat hij het gasmasker heeft afgedaan; [slachtoffer 2] stikte bijna en hij wilde een levend meisje verkrachten en niet een dood meisje.35.Verdachte is naar beneden gegaan om spanbanden te halen36.en heeft met deze spanbanden de polsen van [slachtoffer 2] vastgebonden.37.Daarna heeft hij haar op haar rug gedraaid, haar T-shirt en hemd van haar afgescheurd38.en haar broek uitgedaan.39.Nadat hij haar knieën met spanbanden aan het bed had vastgebonden,40.heeft hij zichzelf uitgekleed en heeft hij [slachtoffer 2] verkracht.41.Daarbij heeft hij eerst zijn middelvinger in haar vagina gestopt en daarna zijn penis.42.[slachtoffer 2] schreeuwde van de pijn.43.Na vijf minuten is verdachte gestopt.44.
Bij de schouw op het lichaam van [slachtoffer 2] is een aantal zedenbemonsteringen veiliggesteld.45.Het NFI heeft DNA-onderzoek verricht met als resultaat dat bij bemonsteringen afgenomen van de buitenste schaamlippen, de binnenste schaamlippen, diep vaginaal en om de anus een DNA-mengprofiel is aangetroffen. Onder de aanname dat [slachtoffer 2] zelf een van de celdonoren is van het celmateriaal in deze bemonsteringen is het DNA-profiel afgeleid van een man wiens celmateriaal eveneens in de bemonstering aanwezig is. Het DNA van verdachte matcht met dit afgeleide DNA-profiel, hetgeen betekent dat verdachte donor kan zijn van het in de bemonstering aanwezige sperma. Met betrekking tot de bemonstering van de buitenste schaamlippen is de matchkans berekend. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met het (afgeleide) DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.46.
Bij de sectie door het NFI op het lichaam van [slachtoffer 2] zijn aan de geslachtsdelen recent doorgemaakte letsels vastgesteld, bij leven ontstaan door stomp (botsend) geweld, penetrerend geweld (door een geslachtsdeel of anderszins), of een combinatie daarvan.47.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft verkracht zoals ten laste is gelegd onder 2.
Feit 3.
Nadat verdachte [slachtoffer 2] had verkracht, heeft hij zichzelf weer aangekleed, zijn handen gewassen en [slachtoffer 2] losgemaakt.48.Om ervoor te zorgen dat [slachtoffer 2] zou meewerken, beloofde verdachte haar wederom dat hij haar niet zou vermoorden.49.[slachtoffer 2] heeft zichzelf aangekleed en moest op een stoel gaan zitten, waarna verdachte haar met vier spanbanden aan de stoel heeft vastgemaakt, om elke ledemaat één spanband, en een sjaal om haar mond heeft gedaan.50.Daarna is verdachte naar beneden gegaan.51.
Verdachte heeft beneden nagedacht wat hij zou doen, of hij [slachtoffer 2] dood zou maken.52.Hij is ongeveer een uur beneden geweest.53.Aan de ene kant wilde hij haar niet doden, maar aan de andere kant wist hij eigenlijk al dat ze dood moest.54.Nadat verdachte de beslissing had genomen dat hij [slachtoffer 2] niet kon laten leven, is hij weer naar boven gegaan.55.Hij heeft moed verzameld en is met de hondenriem naar boven gegaan.56.[slachtoffer 2] zag hem en kermde “nee niet doen, nee niet doen, je hebt het beloofd”.57.Daarna heeft hij de hondenriem een paar keer om haar nek gedaan en kracht gezet, maar de riem knapte.58.Hij heeft vervolgens een stuk van een loshangende spanband gepakt en die om haar nek strak aangetrokken.59.De stoel waarop [slachtoffer 2] was vastgebonden viel om en verdachte bleef aan de spanband trekken, waarbij hij naast de stoel stond om goed kracht te kunnen zetten.60.Daarna heeft hij de spanband vastgeknoopt en is naar beneden gegaan.61.
Uit sectie door het NFI op het lichaam van [slachtoffer 2] volgt dat het intreden van de dood goed kan worden verklaard door verstikkingseffecten ten gevolge van bij leven ingewerkt uitwendig mechanisch omsnoerend, (samen)drukkend geweld op de hals/nek (ligatuurstrangulatie door een of meerdere omsnoerende structuren aan de hals/nek, manuele verwurging of een combinatie daarvan), (af)drukken van de mond/neus of een combinatie van deze.62.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg, zodat de rechtbank de onder 3. ten laste gelegde moord op [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen acht. Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte ruim de tijd heeft genomen om weloverwogen tot de beslissing te komen om [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Nadat hij de beslissing had genomen om haar te doden, is hij naar [slachtoffer 2] toegegaan en heeft hij haar verwurgd.
Feit 4.
Na het doden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft verdachte nagedacht wat hij het best kon doen en is hij tot het besluit gekomen om de beide lichamen in de kruipruimte te stoppen.63.Hij heeft [slachtoffer 2] de trap af naar beneden getild, waarna hij de beide lichamen in de kruipruimte heeft geplaatst.64.Nadat hij de lichamen in de kruipruimte heeft laten zakken, heeft hij deze aan de kant geduwd en heeft hij het luik gesloten.65.Hij heeft zich vervolgens aangekleed en het huis opgeruimd66.omdat hij niet wilde dat iemand zou denken dat er iets was gebeurd.67.Verdachte heeft verklaard dat het motief om de lichamen te verbergen was om niet gepakt te worden.68.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de lichamen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft verborgen met het oogmerk om hun overlijden en de oorzaak van hun overlijden te verhullen.
Feit 5
Op 13 december 2015 is onder verdachte op het adres [adres] een laptop van het merk HP (beslagcode AAJC0652NL) in beslag genomen.69.Deze laptop is onderzocht op de aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal, waarbij in totaal 28 bestanden van kinderpornografische aard zijn aangetroffen, bestaande uit 26 foto’s en 2 films/video’s.70.
In het dossier bevindt zich een collectiescan71.waarin wordt weergegeven welke vormen van seksuele handelingen zichtbaar zijn op deze foto’s en films/video’s.72.Voorts bevindt zich in het dossier een beschrijving van 14 van deze foto’s.73.
Voorts zijn onder verdachte op het adres [adres] inbeslaggenomen:
- -
een GSM, merk Sony, beslagcode AAIG8781NL;
- -
een laptop, beslagcode AAIL1166NL;
- -
een desktop HDD2, belslagcode AAJC0653NL en
- -
een desktop HDD1, beslagcode AAIL1168NL.74.
Op voornoemde vier gegevensdragers zijn in totaal 149 kinderpornografische bestanden aangetroffen75.welke zonder speciale software door de gebruiker te benaderen en zichtbaar waren,76.bestaande uit 111 foto’s en 38 films/video’s.77.
In het dossier bevindt zich een collectiescan78.waarin ten aanzien van 10 foto’s en 2 filmpjes wordt weergegeven welke vormen van seksuele handelingen daarop zichtbaar zijn.79.
Verdachte heeft bij zijn verhoor door de politie80.en ter terechtzitting van 13 juli 2016 bekennende verklaringen afgelegd ter zake het bezit van kinderporno. Hij kijkt al een aantal jaren naar kinderporno81.en heeft de kinderporno op internet opgezocht en gedownload.82.Hij haalde het binnen via torrent.83.De meeste kinderpornografische afbeeldingen hadden de aanmaakdatum 18 januari 201484.of 16 november 2015.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van kinderporno, te weten vijf gegevensdragers met in totaal 137 foto’s en 40 films/video’s zoals ten laste gelegd onder 5.
5. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht ten laste van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op, althans in of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 13 december 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk
- -
die [slachtoffer 1] (meermalen) tegen haar armen en borst geslagen en/of
- -
die [slachtoffer 1] met kracht van de bank geduwd/getrokken (waardoor die [slachtoffer 1] met haar gezicht op de grond viel) en/of
- -
die [slachtoffer 1] stevig/met kracht bij haar keel gepakt en/of
- -
de keel van die [slachtoffer 1] dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden en/of
- -
(vervolgens) een schoenveter of touw/koord, althans een voorwerp om de nek van die [slachtoffer 1] gedaan en/of
- -
(vervolgens) de nek/keel van die [slachtoffer 1] omsnoerd en/of dichtgesnoerd en/of samengedrukt en/of gedurende enige tijd dichtgesnoerd en/of samengedrukt gehouden (waardoor ze geen lucht meer kreeg),
althans een of meer vormen van (samen)drukkend en/of omsnoerend en/of botsend
geweld op de hals/nek van die [slachtoffer 1] toegepast, ten gevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op, althans in of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 13 december 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] , geboren op [2000] , een minderjarig kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of aan zijn zorg was toevertrouwd, heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis en/of middelvinger, althans vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit (samenhang van) de volgende feiten en/of omstandigheden:
- -
verdachte is naar de slaapkamer van die [slachtoffer 2] gegaan en/of
- -
heeft de telefoon van die [slachtoffer 2] afgepakt en/of verstopt (zodat ze niemand kon waarschuwen) en/of
- -
gezegd dat hij haar, [slachtoffer 2] , zou vermoorden als ze haar bek niet zou houden en/of
- -
een sok in de mond van die [slachtoffer 2] gestopt en/of
- -
(vervolgens) een sjaal om de mond en/of het hoofd van die [slachtoffer 2] gebonden en/of
- -
(vervolgens) een ademmasker (tijdelijk) op de mond en/of hoofd van die [slachtoffer 2] gezet en/of
- -
die [slachtoffer 2] op haar bed gelegd en/of
- -
(vervolgens) met een trainingsbroek en/of (een) spanband(en) de armen van die [slachtoffer 2] achter haar rug vastgebonden en/of
- -
de benen en armen van die [slachtoffer 2] vervolgens met (een) spanband(en) vastgebonden aan het bed en/of
- -
de kleren van die [slachtoffer 2] van haar lijf gescheurd, althans haar kleren uitgedaan;
waardoor verdachte (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, althans een situatie, waaraan zij zich mede vanwege het (grote) leeftijdsverschil tussen die [slachtoffer 2] en verdachte en het fysieke overwicht en/of de positie van verdachte als stiefvader niet heeft kunnen onttrekken;
3.
primair:
hij op, althans in of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 13 december 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en met voorbedachte rade, [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg
- -
die [slachtoffer 2] op een stoel vastgebonden met vier spanbanden (om elke ledemaat een) en/of
- -
een hondenriem en/of (een stuk van) een spanband(en) om de nek van die [slachtoffer 2] gedaan en/of
- -
die hondenriem en/of (het stuk van) de spanband(en) dat/die om haar nek zat(en) stevig/met kracht aangetrokken en/of gedurende enige tijd aangetrokken gehouden (waardoor ze geen lucht meer kreeg),
althans een of meer vormen van (samen)drukkend en/of omsnoerend geweld op de hals/nek van die [slachtoffer 2] toegepast en/of de mond en/of neus van die [slachtoffer 2] (dicht)gedrukt ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
4.
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 13 december 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, twee lijken (te weten het lichaam van [slachtoffer 1] en/of het lichaam van [slachtoffer 2] ) heeft verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt, (telkens) met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen, immers heeft verdachte die lichamen/lijken in de kruipruimte van de woning aan de [adres] verborgen/achtergelaten en/of zich (aldus) van die lichamen/lijken ontdaan;
5.
hij in of omstreeks de periode van 18 januari 2014 tot en met 13 december 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, één of meermalen (telkens
(een) gegevensdrager(s) bevattende (een) een (groot) aantal afbeelding(en), te weten 137 foto(‘s) en/of 40 films/video’s, te weten:
- -
Laptop merk HP (beslagcode AAJC0652NL)
- -
GSM merk Sony (beslagcode AAIG8781NL)
- -
Laptop (beslagcode AAIL1166NL)
- -
Desktop HDD2 (beslagcode AAJC0653NL)
- -
Desktop HDD1 (beslagcode AAIL1168NL)
in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - (telkens) bestonden uit:
het betasten en/of aanraken met de vinger(s) en/of hand en/of (stijve) penis van de geslachtsdelen en/of billen en/of borst(en)/tepel(s) van een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
en/of
het vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of een voorwerp van een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
en/of
het vaginaal penetreren van een persoon met vinger/hand door een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
en/of
het vastpakken en/of in de mond laten nemen van de penis van een persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken met de mond/tong en/of vinger(s)/hand van de geslachtsdelen van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of vastgebonden is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een) (erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij zijn/haar/hun leeftijd past/passen
en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, (telkens) een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1., 2., 3. primair, 4. en 5. meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
6. STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de bewezen verklaarde feiten uitsluit, zodat deze strafbaar zijn.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1.:
Doodslag.
Feit 2.:
Verkrachting, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin.
Feit 3. primair:
Moord.
Feit 4.:
Een lijk verbergen met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen, meermalen gepleegd.
Feit 5.:
Een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben en van het plegen van dit misdrijf een gewoonte maken.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de feiten 1., 3. en 5. sprake is van een voortgezette handeling. De rechtbank volgt de raadsvrouw hierin niet, omdat geen sprake was van één, maar van meerdere ongeoorloofde wilsbesluiten. Na het doden van [slachtoffer 1] heeft verdachte immers de tijd genomen om na te denken over wat hij met [slachtoffer 2] zou doen. Na de moord op [slachtoffer 2] heeft verdachte opnieuw nagedacht en toen het besluit genomen de lichamen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te verbergen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van meerdaadse samenloop.
7. STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de Rapportage Pro Justitia van 22 juni 2016, uitgebracht door T. den Boer, psychiater, en J. Heerschop, GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht, en de daarop door deze deskundigen ter terechtzitting van 13 juli 2016 gegeven toelichting.
De forensische analyse van bovengenoemde rapportage houdt onder meer in dat verdachte een gemiddeld intelligente man is zonder structurele psychiatrische problematiek. Wel is sprake van ernstige en structurele verslavingsproblematiek die in de loop van de jaren op verschillende wijzen tot uiting is gekomen en verwijst naar disfunctionele coping. Een belangrijke rol van het verslavingsgedrag betreft het ‘niet (willen) voelen’, waaronder het niet geconfronteerd willen worden met gevoelens van minderwaardigheid. Bij verdachte is sprake van een massieve wijze van wegdrukken van emoties, zowel emoties van hemzelf als de emoties die hij ervaart bij anderen. In zijn functioneren staat het vermijden van confrontatie met eigen gevoel en met de ander centraal. Hij blijkt niet of nauwelijks stil te staan bij de beleving en de belangen van de ander en staat egocentrisch in het leven. Slechts als de wereld zich aan hem opdringt op een niet te vermijden wijze, reageert hij op een emotioneel geladen wijze, overschrijdt grenzen van de ander maar ziet hier vervolgens niet de ernst van in. Het leven van verdachte staat zozeer in het teken van vermijding en wordt zozeer gekleurd door een egocentrische houding, dat gesproken wordt van een persoonlijkheidsstoornis, niet anderszins omschreven, met ontwijkende en antisociale trekken. Ten tijde van het ten laste gelegde was sprake van deze persoonlijkheidsproblematiek terwijl hij daarnaast chronisch gebruik maakte van cannabis.
Voor de beantwoording van de vraag of de hiervoor omschreven problematiek verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedden, maken de deskundigen onderscheid tussen de verschillende ten laste gelegde feiten.
De deskundigen zien in het doden van [slachtoffer 1] een uiting van de sterke verkokering van denken en handelen waarin verdachte terecht was gekomen om zijn doel (vrij en alleen zijn) te bereiken, terwijl de aanzet daartoe (een fysieke agressieve grensoverschrijding) een dynamiek betrof die een uiting is van emotioneel en relationeel onvermogen. De deskundige Heerschop heeft ter zitting toegelicht dat verdachte zich op dat moment in de kern van zijn pathologie bevond. De opgekropte woede, het daar niet mee kunnen omgaan, het niet kunnen omgaan met de problemen in de relatie met [slachtoffer 1] en de neiging om [slachtoffer 1] hiervoor verantwoordelijk te maken, hebben geleid tot een uitbarsting. De deskundige Den Boer heeft toegelicht dat uitbarstingen kunnen ontstaan door het verlies van grip en dat dit onderdeel uitmaakt van de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte. Sterker dan anders voelde verdachte zich klem gezet, het vermijden lukte niet meer, het wegstoppen van emoties lukte niet meer en de grip ontbrak.
De deskundigen concluderen dat het doden van [slachtoffer 1] zo sterk verbonden is met de kernproblematiek van verdachte, zijn grote drang tot vermijding enerzijds en zijn beperkte grip op zijn onderliggende woede anderzijds, met daarnaast nauwelijks remming vanuit inleving in de ander, dat zij adviseren verdachte voor dit feit - gepleegd gedurende een fase van sterk verkokerd denken - verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Met betrekking tot het ten laste gelegde verkrachten van [slachtoffer 2] is door de deskundigen het volgende opgenomen. Direct na het overlijden van [slachtoffer 1] werd verdachte als het ware opgeschrikt door [slachtoffer 2] , die de gevolgen van het doden van [slachtoffer 1] had waargenomen. Meteen realiseerde hij zich dat zij dit kenbaar zou maken en de handelingen die hij vervolgens verrichtte om dat te voorkomen duiden op overzicht in handelen en doelgericht handelen. Zijn berekenende kant kwam op dat moment naar voren. De overgang van het doden van [slachtoffer 1] naar het uitvoeren van de seksuele fantasie om seks te hebben met [slachtoffer 2] kan deels worden begrepen vanuit de sterke gevoelsdissociatie waartoe verdachte in staat is. Dit neemt echter niet weg dat hij zich op dat moment goed bewust was van datgene wat hij aan het doen was. Verdachte heeft voorafgaand aan de verkrachting van [slachtoffer 2] voldoende tijd gehad om zich de ernst hiervan en de feitelijke impact op [slachtoffer 2] te realiseren. Deze omstandigheden maken dat er wel sprake was van de beschreven stoornis, maar dat verdachte niet dusdanig in de ban was van deze stoornis dat dit feit vanuit deze stoornis onafwendbaar verklaard kan worden. De deskundigen kunnen geen vermindering van toerekeningsvatbaarheid onderbouwen voor de ten laste gelegde verkrachting.
Het doden van [slachtoffer 2] en het verbergen van de lichamen wijzen op een sterke instrumentaliteit, terwijl het doel opportunistisch was, namelijk niet ontdekt worden. Ook ten aanzien van deze gedragingen wordt het vermogen tot dissociatie van gevoel gezien. Door de beschreven stoornis wordt verdachte minder gehinderd door eigen en andermans emoties, maar deze beperking is niet dermate, dat hij daardoor geen andere keuzemogelijkheden meer had ten tijde van deze feiten. De deskundigen vinden voor zowel het doden van [slachtoffer 2] als voor het verbergen van de lichamen geen argumenten om te komen tot onderbouwing van vermindering van toerekeningsvatbaarheid op basis van de geconstateerde stoornis.
Ten slotte adviseren de deskundigen om verdachte ook met betrekking tot het bezit van kinderporno toerekeningsvatbaar te achten. Zij concluderen dat, hoewel het kijken van porno een vorm van verschoven verslaving is en verdachte op een egocentrische wijze in het leven staat, deze aspecten onvoldoende zijn om een bepalende rol te onderbouwen in de beslissing om gebruik te maken van kinderpornografisch materiaal.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen Den Boer en Heerschop ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte met betrekking tot de verschillende ten laste gelegde feiten op de daarvoor in de rapportage van 22 juni 2016 bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare.
De rechtbank concludeert op grond van de rapportage van voornoemde deskundigen en de door hen daarop ter zitting gegeven mondelinge toelichting dat de bewezen verklaarde doodslag op [slachtoffer 1] (feit 1.) in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend, terwijl de bewezen verklaarde verkrachting van [slachtoffer 2] (feit 2.), de moord op [slachtoffer 2] (feit 3. primair), het verbergen van de lichamen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (feit 4.) en ten slotte het bezit van kinderporno (feit 5.) hem geheel kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte in zoverre strafbaar.
8. STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van de door haar onder 1. bewezen geachte doodslag en de onder 2., 3. primair, 4. en 5. bewezen geachte feiten gevorderd:
- -
de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- -
te gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld (hierna: TBS) met bevel tot verpleging van overheidswege.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven, de mate van toerekeningsvatbaarheid, het oprechte berouw dat verdachte heeft, de media-aandacht en de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat het zo uit de hand is gelopen. Voorts is verzocht rekening te houden met de persoonlijkheid van verdachte, het feit dat hij zijn problematiek wenst aan te pakken, verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden, heeft meegewerkt aan onderzoeken en het ontbreken van relevante justitiële documentatie. De raadsvrouw heeft bepleit om, indien aan verdachte een maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd, in het vonnis een advies op te nemen omtrent het tijdstip waarop de maatregel dient aan te vangen. Voor het geval naast de maatregel van terbeschikkingstelling een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, heeft zij verzocht deze zo kort mogelijk te laten zijn.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 4 mei 2016, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld;
- -
een Reclasseringsadvies (beknopt) van 17 december 2015, uitgebracht door T. Jaarsveld, reclasseringswerker van Reclassering Nederland, RN Toezichtunit 4 Midden-Noord te Lelystad;
- -
een Consult strafrechtspleging van 18 december 2015 van R.B. Sevinga, psychiater, werkzaam bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Midden-Nederland te Utrecht;
- -
voornoemde Rapportage Pro Justitia van 22 juni 2016 van de deskundigen Den Boer en Heerschop.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn partner [slachtoffer 1] op afschuwelijke wijze van het leven beroofd door haar met een touw te verwurgen. [slachtoffer 1] was machteloos tegen het explosieve geweld dat door verdachte op haar werd uitgeoefend. Hoewel verdachte blijkens zijn eigen verklaring de angst in de ogen van [slachtoffer 1] heeft gezien, heeft dit hem er niet van weerhouden de verwurging door te zetten. [slachtoffer 1] is hierdoor slechts 41 jaar oud geworden.
Verdachte heeft vervolgens zijn stiefdochter [slachtoffer 2] op brute wijze verkracht en vermoord. [slachtoffer 2] was volkomen in paniek nadat zij had gezien dat verdachte haar moeder van het leven had beroofd en vervolgens achter haar aankwam toen zij naar haar kamer vluchtte. Dat verdachte [slachtoffer 2] meermalen heeft beloofd dat hij haar niet zou doden indien zij geen weerstand zou bieden, wetende dat hij haar zou gaan verkrachten en vermoorden, getuigt van de nietsontziende wijze waarop verdachte heeft gehandeld. Als gevolg van deze valse beloftes heeft [slachtoffer 2] zich tot tweemaal toe laten vastbinden in de hoop dat zij het zou overleven. Mede hierdoor was ook zij geheel machteloos tegenover verdachte. De laatste uren van haar leven moeten verschrikkelijk zijn geweest. Eerst is zij op een afschuwelijke wijze verkracht door haar stiefvader die haar eerder begluurde en stiekem filmde en waarvoor zij in angst leefde. Vervolgens heeft zij minstens een uur in doodsangst op een stoel vastgebonden gezeten, niet wetende wat verdachte met haar zou gaan doen. Zij heeft verdachte zien aankomen met een riem in zijn handen en wist op dat moment dat hij haar zou gaan vermoorden. Ondanks dat zij heeft gesmeekt ‘niet doen niet doen, je hebt het beloofd’, heeft verdachte haar verwurgd. [slachtoffer 2] is hierdoor slechts 15 jaar oud geworden.
Door zijn handelen heeft verdachte de twee slachtoffers nodeloos en op een afschuwwekkende wijze uit het leven weggerukt. Hij heeft hen het meest fundamentele recht ontnomen waarover een mens beschikt, te weten het recht op leven. Het volkomen gebrek aan respect blijkt eveneens uit de wijze waarop hij hun lichamen heeft verborgen in de kruipruimte onder de woning.
Verdachte heeft met zijn handelen onherstelbaar leed en onnoemelijk veel verdriet toegebracht aan de nabestaanden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zoals ook blijkt uit hetgeen door (of namens) [nabestaande 1] (zoon van [slachtoffer 1] en broer van [slachtoffer 2] ), [nabestaande 2] (vader van [slachtoffer 1] en opa van [slachtoffer 2] ), [nabestaande 3] (vader van [slachtoffer 2] ) en [nabestaande 4] (zus van [slachtoffer 1] ) naar voren is gebracht.
Deze feiten veroorzaken bovendien ernstige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen en bij de personen die in de nabijheid van de slachtoffers leefden in het bijzonder.
De rechtbank overweegt ten slotte dat verdachte met het bezit van kinderporno heeft bijgedragen aan het in stand houden van misbruik en uitbuiting van (soms zeer jonge) kinderen.
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat aan verdachte, zoals hiervoor onder 7 is gemotiveerd, de bewezen verklaarde doodslag op [slachtoffer 1] in verminderde mate kan worden toegerekend, terwijl de bewezen verklaarde verkrachting van en moord op [slachtoffer 2] , het verbergen van de lichamen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het bezit van kinderporno hem geheel kunnen worden toegerekend.
De bewezen verklaarde feiten dienen, gezien de aard en de ernst van die feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, vanuit het oogpunt van vergelding te worden bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur zoals hierna te noemen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of naast de op te leggen gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling dient te worden opgelegd.
De rapportage van 22 juni 2016 van de deskundigen Den Boer en Heerschop houdt, naast hetgeen hiervoor onder 7 is weergegeven, tevens in dat een hoog risico bestaat op herhaling van ernstig gewelddadig gedrag. Dit risico doet zich met name voor binnen een relatie waarin verdachte zich bekneld gaat voelen. Verdachte is bekend met geweld en heeft een beperkte draagkracht terwijl hij niet of nauwelijks zicht geeft op de spanning die hij ervaart. Er is er sprake van een voortdurende ondertoon van woede jegens de ander, die onderdrukt wordt door de in het rapport beschreven vorm van dissociatie. Deze woede kan doorbreken indien de spanning hoog oploopt en verdachte geen mogelijkheid ervaart zich hieraan te onttrekken. Het hoge risico op herhaling van ernstig gewelddadig gedrag hangt samen met de ernstige persoonlijkheidsproblematiek van verdachte. Deze problematiek is van duurzame aard en zal zonder behandeling niet veranderen, waardoor ook het risico op termijn hoog zal blijven. Om het risico op herhaling te verminderen is behandeling van de onderliggende persoonlijkheidsdynamiek noodzakelijk. De deskundigen adviseren aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van voornoemde deskundigen over. De rechtbank is, gelet op de persoon van verdachte, het ingeschatte hoge recidivegevaar ten aanzien van ernstig gewelddadig gedrag (binnen de context van een relatie), alsmede de aard en de ernst van het onder 1. bewezen verklaarde feit, voor welk feit verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten, van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege noodzakelijk maakt. De rechtbank zal deze maatregel aan verdachte opleggen. Deze maatregel moet verdachte duidelijk maken dat behandeling noodzakelijk is alvorens de mogelijkheid bestaat dat hij (op enig moment) in de samenleving kan terugkeren en de samenleving de waarborg geven dat een zodanige terugkeer niet zal plaatsvinden zolang bij verdachte sprake is van de (ernstige) persoonlijkheidsstoornis die mede aanleiding is geweest voor zijn handelen.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Op het onder 1. bewezen verklaarde misdrijf doodslag is naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer gesteld. Voorts betreft dit een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank passeert het verzoek van de raadsvrouw tot het geven van een advies omtrent het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dient aan te vangen. De rechtbank is van oordeel dat eerst de onvoorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer gelegd dient te worden en pas na ommekomst daarvan de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Nu de duur van de op te leggen gevangenisstraf mede is gebaseerd op de volledige toerekeningsvatbaarheid van verdachte wat betreft de onder 2., 3. primair, 4. en 5. bewezenverklaarde feiten, acht de rechtbank het geven van een advies zoals door de raadsvrouw is verzocht, niet passend.
9. BESLAG
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 13 juli 2016 meegedeeld dat thans nog op zes voorwerpen beslag rust. Zij heeft een ‘Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen’ overgelegd met daarop de zes voorwerpen:
geld: € 96,40 euro (goednummer 1651094);
een computer, Packard Bell, beslagcode AAIL1166NL (goednummer 1597597);
een computer, beslagcodes AAIL1167NL en AAJC0653NL (goednummer 1597595);
een computer / PC kast, beslagcode AAIL1168NL (goednummer 1597592);
een telefoon, Sony Experia, beslagcode AAIG8781NL (goednummer 1596666);
een computer, HP Compaq NX, notebook NX7400 inclusief adapter en muis, beslagcode AAJC0652NL (goednummer 1601884).
De officier van justitie heeft gevorderd de teruggave aan verdachte te gelasten van het geldbedrag van € 96,40 en de overige voorwerpen te onttrekken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de teruggave aan verdachte te gelasten van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 96,40 en de inbeslaggenomen telefoon Sony Experia, alsmede van 36 andere voorwerpen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal bij de beslissing met betrekking tot het beslag uitgaan van de door de officier van justitie ter terechtzitting van 13 juli 2016 overgelegde ‘Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen’ en haar verklaring dat dit de enige voorwerpen zijn waarop thans nog beslag rust.
De rechtbank is van oordeel dat de op voornoemde beslaglijst onder 2. tot en met 6. vermelde voorwerpen moeten worden onttrokken aan het verkeer, omdat het onder 5. bewezen verklaarde feit met betrekking tot, althans met behulp van deze voorwerpen is begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan hem toebehorende, op de beslaglijst onder 1. vermelde geldbedrag van € 96,40, aangezien dit geldbedrag niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
10. BENADEELDE PARTIJEN
Voor aanvang van de terechtzitting hebben de nabestaanden [nabestaande 1] (zoon van [slachtoffer 1] en broer van [slachtoffer 2] ), [nabestaande 2] en [nabestaande 5] (ouders van [slachtoffer 1] en grootouders van [slachtoffer 2] ) en [nabestaande 3] (vader van [slachtoffer 2] ) zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd en vorderingen ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1. tot en met 4. ten laste gelegde feiten. Zij zijn hiertoe vertegenwoordigd en bijgestaan door mr. M.A.J. Kubatsch, advocaat te Utrecht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vorderingen voor zover deze betrekking hebben op de gestelde materiële schade, met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de shockschade en affectieschade heeft de officier van justitie gevorderd deze toe te wijzen voor zover de rechtbank daar juridisch ruimte voor ziet.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit [nabestaande 1] niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering voor zover de vordering betrekking heeft op shockschade, althans de vordering op dit punt af te wijzen. Ten aanzien van de door de benadeelden gevorderde affectieschade heeft de raadsvrouw verzocht de benadeelde partijen niet ontvankelijk te verklaren in hun vordering. De raadsvrouw heeft ten aanzien van de gevorderde materiële schade verzocht de benadeelden niet ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, althans de vorderingen af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank
Kader voor de beoordeling van de vorderingen
Artikel 51f, tweede lid, Sv juncto artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) voorzien in een regeling voor kosten die nabestaanden kunnen vorderen als benadeelde partij in het strafproces bij het overlijden van iemand als gevolg van het strafbare feit. Artikel 6:108 BW geeft een limitatieve opsomming van hetgeen gevorderd kan worden. Het gaat dan om de kosten van levensonderhoud en lijkbezorging. Ook kosten die verband houden met het verkrijgen van voldoening van deze schade zijn in beginsel voor toewijzing vatbaar.
Vergoeding van andere schade dan voornoemde posten kan in beginsel niet gevorderd worden door nabestaanden in het kader van de strafprocedure.
Ter onderbouwing van de gevorderde schade is door mr. Kubatsch een beroep gedaan op de rechtstreekse werking van de EU-Richtlijn minimumnormen slachtoffers (hierna: de Richtlijn). Gesteld wordt - kort gezegd - dat uit de Richtlijn volgt dat slachtoffers, waaronder ook familieleden, de door hen geleden schade in een strafzaak kunnen vorderen.
De rechtbank stelt voorop dat de Nederlandse wet geen basis biedt voor toekenning van vergoeding van schade ten behoeve van nabestaanden als benadeelde partij, ten aanzien van andere schadeposten dan de voornoemde. Er is dan ook sprake van een mogelijke discrepantie tussen het nationale recht en de Richtlijn. De implementatietermijn van de Richtlijn is verstreken, terwijl deze nog niet is omgezet in Nederlandse wet- en regelgeving. De rechtbank stelt vast dat de toepasselijke nationale wettelijke bepalingen geen ruimte bieden voor een richtlijnconforme interpretatie, zodat niet via die weg acht kan worden geslagen op de Richtlijn.
Voorts stelt de rechtbank vast dat in het onderhavige geval om meerdere redenen geen sprake kan zijn van rechtstreekse werking van de Richtlijn. Allereerst geldt dat burgers na verstrijking van de implementatietermijn in beginsel weliswaar een beroep kunnen doen op de rechtstreekse werking van de Richtlijn, maar dat geldt alleen ten aanzien van bepalingen die zodanig duidelijk, nauwkeurig en onvoorwaardelijk zijn geformuleerd, dat een burger er rechten aan kan ontlenen. In overeenstemming met recente jurisprudentie is de rechtbank van oordeel dat de Richtlijn op dit punt niet voldoet aan dit vereiste om rechtstreekse werking te kunnen hebben. Voorts geldt de rechtstreekse werking van (daarvoor in aanmerking komende bepalingen van) richtlijnen (behoudens in casu niet aan de orde zijnde uitzonderingen) enkel in de verticale verhoudingen tussen burgers en overheid en niet tussen burgers onderling.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat nu noch de wet, noch de Richtlijn basis biedt voor toekenning van schadevergoeding aan nabestaanden ten aanzien van andere schadeposten dan volgend uit artikel 51f, tweede lid, Sv juncto artikel 6:108 BW de vorderingen in zoverre niet voor toewijzing vatbaar zijn. De vorderingen zullen in zoverre worden afgewezen.
Het voorgaande laat onverlet dat degene die opzettelijk een ander dood, niet alleen onrechtmatig handelt jegens degene die daardoor is gedood, maar ook rechtstreeks jegens degene bij wie door het waarnemen van het doden of de directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan, een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit (zogenoemde shockschade), hetgeen zich met name zal kunnen voordoen indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, is gedood. In een dergelijk geval zou sprake kunnen zijn van een aantasting in de persoon in de zin van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW.
De vordering van [nabestaande 1]
heeft een vordering ingediend tot vergoeding van:
- -
€ 20.000,-- aan shockschade, althans een zodanig bedrag bij wijze van voorschot als de rechtbank billijk acht;
- -
€ 20.000,-- aan affectieschade in verband met het verlies van zijn moeder, althans een zodanig bedrag bij wijze van voorschot als de rechtbank billijk acht;
- -
€ 17.500,-- aan affectieschade in verband met het verlies van zijn zus, althans een zodanig bedrag bij wijze van voorschot als de rechtbank billijk acht;
- -
€ 1.515,41 aan materiële schade, bij wijze van voorschot, bestaande uit
€ 200,-- aan algemene materiële schade;
€ 1.868,46 aan kosten in verband met therapie;
€ 300,85 aan kosten in verband met de begrafenis;
althans een zodanig bedrag bij wijze van voorschot op de materiële kosten als de rechtbank billijk acht.
De benadeelde heeft tevens verzocht om toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Shockschade en kosten in verband met therapie
Zogenoemde shockschade komt onder omstandigheden voor vergoeding in aanmerking. Volgens vaste jurisprudentie moet daarvoor sprake zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld voortvloeiend uit een hevige emotionele schok door het waarnemen van het misdrijf of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan, hetgeen zich met name voor zal doen indien sprake is van een nauwe (affectieve) band met degene die het leven heeft verloren. Daarbij valt onder meer te denken aan een familieband.
De jurisprudentie inzake de (mate van) toewijsbaarheid van een dergelijke vordering bij de burgerlijke rechter is bepaald niet eenduidig. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze vordering en de daarmee verband houdende vordering betreffende de kosten in verband met therapie een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De rechtbank acht de benadeelde partij dan ook niet ontvankelijk in dit deel van zijn vordering. Voor dit deel kan de benadeelde partij desgewenst zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Affectieschade en overige materiële schade
De wet biedt, zoals hiervoor is overwogen, wat betreft de gevorderde affectieschade en overige (niet onderbouwde) materiële schade, niet zijnde de kosten in verband met therapie, geen basis voor toekenning van schadevergoeding. De vordering is in zoverre niet voor toewijzing vatbaar en zal dan ook worden afgewezen.
De vordering van [nabestaande 2] en [nabestaande 5]
[nabestaande 2] en [nabestaande 5] hebben een vordering ingediend tot vergoeding van:
- -
€ 17.500,-- aan affectieschade ten behoeve van [nabestaande 2] in verband met het verlies van zijn dochter, althans een zodanig bedrag bij wijze van voorschot als de rechtbank billijk acht;
- -
€ 17.500,-- aan affectieschade ten behoeve van [nabestaande 5] in verband met het verlies van haar dochter, althans een zodanig bedrag bij wijze van voorschot als de rechtbank billijk acht;
- -
€ 15.982,70 aan materiële schade, bestaande uit
€ 200,-- aan algemene materiële schade;
€ 15.782,70 aan kosten in verband met de begrafenis;
althans een zodanig bedrag bij wijze van voorschot op de materiële kosten als de rechtbank billijk acht.
De benadeelden hebben tevens verzocht om toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Kosten in verband met de begrafenis
De rechtbank stelt - onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen - vast dat kosten betreffende lijkbezorging in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten ten behoeve van de begrafenis kunnen worden gekwalificeerd als kosten voor lijkbezorging zoals bedoeld in artikel 6:108 BW en zijn voldoende onderbouwd. Het totaalbedrag van € 15.782,70 komt de rechtbank ook anderszins niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen.
Affectieschade en overige (algemene materiële) schade
Wat betreft de gevorderde affectieschade en (niet onderbouwde) algemene materiële schade biedt de wet, zoals hiervoor is overwogen, geen basis voor toekenning van schadevergoeding. De vordering is in zoverre niet voor toewijzing vatbaar en zal dan ook worden afgewezen.
De vordering van [nabestaande 3]
heeft een vordering ingediend tot vergoeding van:
- -
€ 20.000,-- aan affectieschade in verband met het verlies van zijn dochter, althans een zodanig bedrag bij wijze van voorschot als de rechtbank billijk acht;
- -
€ 200,-- aan algemene materiële schade, althans een bedrag dat de rechtbank billijk acht.
De benadeelde heeft tevens verzocht om toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Zoals uit het voorgaande blijkt, biedt de wet noch voor de gevorderde affectieschade noch voor de gevorderde (niet onderbouwde) algemene materiële schade een basis voor toekenning van schadevergoeding. De vordering is daarom niet voor toewijzing vatbaar en zal dan ook worden afgewezen.
11. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
12. BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1., 2., 3. primair, 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1., 2., 3. primair, 4. en 5 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar, zodanig als hiervoor onder 7 is omschreven;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de ‘Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen’ onder 2. tot en met 6. vermelde voorwerpen, te weten:
2. een computer, Packard Bell, beslagcode AAIL1166NL (goednummer 1597597);
3. een computer, beslagcodes AAIL1167NL en AAJC0653NL (goednummer 1597595);
4. een computer / PC kast, beslagcode AAIL1168NL (goednummer 1597592);
5. een telefoon, Sony Experia, beslagcode AAIG8781NL (goednummer 1596666);
6. een computer, HP Compaq NX, notebook NX7400 inclusief adapter en muis, beslagcode AAJC0652NL (goednummer 1601884).
- gelast de teruggave aan de verdachte van het op de ‘Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen’ onder 1. vermelde geldbedrag, te weten:
1. geld: € 96,40 euro (goednummer 1651094);
Benadeelde partij [nabestaande 1]
- bepaalt dat de benadeelde partij [nabestaande 1] wat betreft de gevorderde shockschade en kosten in verband met therapie in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde (betrekking hebbende op affectieschade en algemene materiële schade) af;
Benadeelde partijen [nabestaande 2] en [nabestaande 5]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partijen [nabestaande 2] en [nabestaande 5] van een bedrag van € 15.782,70 (zegge: vijftienduizend zevenhonderdtweeëntachtig euro en zeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partijen werd gepleegd, te weten 12 december 2015, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 15.782,70 ten behoeve van [nabestaande 2] en [nabestaande 5] , bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 113 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan [nabestaande 2] en [nabestaande 5] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [nabestaande 2] en [nabestaande 5] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde (betrekking hebbende op affectieschade en algemene materiële schade) af;
Benadeelde partij [nabestaande 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij (betrekking hebbende op affectieschade en algemene materiële schade) af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mrs. V.M.A. Sinnige en R.B. Eigeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juli 2016.
Bijlage 1: tekst van de tenlastelegging
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 13 december 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk
- -
die [slachtoffer 1] (meermalen) tegen haar armen en borst geslagen en/of
- -
die [slachtoffer 1] met kracht van de bank geduwd/getrokken (waardoor die [slachtoffer 1] met haar gezicht op de grond viel) en/of
- -
die [slachtoffer 1] stevig/met kracht bij haar keel gepakt en/of
- -
de keel van die [slachtoffer 1] dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden en/of
- -
(vervolgens) een schoenveter of touw/koord, althans een voorwerp om de nek van die [slachtoffer 1] gedaan en/of
- -
(vervolgens) de nek/keel van die [slachtoffer 1] omsnoerd en/of dichtgesnoerd en/of samengedrukt en/of gedurende enige tijd dichtgesnoerd en/of samengedrukt gehouden (waardoor ze geen lucht meer kreeg),
althans een of meer vormen van (samen)drukkend en/of omsnoerend en/of botsend
geweld op de hals/nek van die [slachtoffer 1] toegepast, ten gevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 13 december 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] , geboren op [2000] , een minderjarig kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of aan zijn zorg was toevertrouwd, heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis en/of middelvinger, althans vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit (samenhang van) de volgende feiten en/of omstandigheden:
- -
verdachte is naar de slaapkamer van die [slachtoffer 2] gegaan en/of
- -
heeft de telefoon van die [slachtoffer 2] afgepakt en/of verstopt (zodat ze niemand kon waarschuwen) en/of
- -
gezegd dat hij haar, [slachtoffer 2] , zou vermoorden als ze haar bek niet zou houden en/of
- -
een sok in de mond van die [slachtoffer 2] gestopt en/of
- -
(vervolgens) een sjaal om de mond en/of het hoofd van die [slachtoffer 2] gebonden en/of
- -
(vervolgens) een ademmasker (tijdelijk) op de mond en/of hoofd van die [slachtoffer 2] gezet en/of
- -
die [slachtoffer 2] op haar bed gelegd en/of
- -
(vervolgens) met een trainingsbroek en/of (een) spanband(en) de armen van die [slachtoffer 2] achter haar rug vastgebonden en/of
- -
de benen en armen van die [slachtoffer 2] vervolgens met (een) spanband(en) vastgebonden aan het bed en/of
- -
de kleren van die [slachtoffer 2] van haar lijf gescheurd, althans haar kleren uitgedaan;
waardoor verdachte (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, althans een situatie, waaraan zij zich - mede vanwege het (grote) leeftijdsverschil tussen die [slachtoffer 2] en verdachte en het fysieke overwicht en/of de positie van verdachte als stiefvader - niet heeft kunnen onttrekken;
3.
primair:
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 13 december 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en met voorbedachte rade, [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg
- -
die [slachtoffer 2] op een stoel vastgebonden met vier spanbanden (om elk ledemaat een) en/of
- -
een hondenriem en/of een (stuk van een) spanband(en) om de nek van die [slachtoffer 2] gedaan en/of
- -
die hondenriem en/of (het stuk van) de spanband(en) dat/die om haar nek zat(en) stevig/met kracht aangetrokken en/of gedurende enige tijd aangetrokken gehouden (waardoor ze geen lucht meer kreeg),
althans een of meer vormen van (samen)drukkend en/of omsnoerend geweld op de hals/nek van die [slachtoffer 2] toegepast en/of de mond en/of neus van die [slachtoffer 2] (dicht)gedrukt ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 13 december 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte
- -
die [slachtoffer 2] op een stoel vastgebonden met vier spanbanden (om elk ledemaat een) en/of
- -
een hondenriem en/of een (stuk van een) spanband(en) om de nek van die [slachtoffer 2] gedaan en/of
- -
die hondenriem en/of (het stuk van) de spanband(en) dat/die om haar nek zat(en) stevig/met kracht aangetrokken en/of gedurende enige tijd aangetrokken gehouden (waardoor ze geen lucht meer kreeg),
althans een of meer vormen van (samen)drukkend en/of omsnoerend geweld op de hals/nek van die [slachtoffer 2] toegepast en/of de mond en/of neus van die [slachtoffer 2] (dicht)gedrukt ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten
en welke doodslag (op [slachtoffer 2] ) werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit (moord/doodslag op [slachtoffer 1] ) voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad (bij het plegen van de moord/doodslag op [slachtoffer 1] ), aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid te verzekeren;
meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 13 december 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk
- -
die [slachtoffer 2] op een stoel vastgebonden met vier spanbanden (om elk ledemaat een) en/of
- -
een hondenriem en/of een (stuk van een) spanband(en) om de nek van die [slachtoffer 2] gedaan en/of
- -
die hondenriem en/of (het stuk van) de spanband(en) dat/die om haar nek zat(en) stevig/met kracht aangetrokken en/of gedurende enige tijd aangetrokken gehouden (waardoor ze geen lucht meer kreeg),
althans een of meer vormen van (samen)drukkend en/of omsnoerend geweld op de hals/nek van die [slachtoffer 2] toegepast en/of de mond en/of neus van die [slachtoffer 2] (dicht)gedrukt ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
4.
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 13 december 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, twee lijken (te weten het lichaam van [slachtoffer 1] en/of het lichaam van [slachtoffer 2] ) heeft verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt, (telkens) met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen, immers heeft verdachte die lichamen/lijken in de kruipruimte van de woning aan de [adres] verborgen/achtergelaten en/of zich (aldus) van die lichamen/lijken ontdaan;
5.
hij in of omstreeks de periode van 18 januari 2014 tot en met 13 december 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, één of meermalen (telkens) een (groot) aantal afbeelding(en), te weten 137 foto(‘s) en/of 40 film(s)/video’s
en/of
(een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) te weten:
- -
Laptop merk HP (beslagcode AAJCO652NL)
- -
GSM merk Sony (beslagcode AAIG8781NL)
- -
Laptop (beslagcode AAIL1166NL)
- -
Desktop HDD2 (beslagcode AAJCO653NL)
- -
Desktop HDD1 (beslagcode AAIL1168NL)
in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven –
(telkens) bestonden uit:
het betasten en/of aanraken met de vinger(s) en/of hand en/of (stijve) penis van de geslachtsdelen en/of billen en/of borst(en)/tepel(s) van een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
en/of
het vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of een voorwerp van een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
en/of
het vaginaal penetreren van een persoon met vinger/hand door een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
en/of
het vastpakken en/of in de mond laten nemen van de penis van een persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken met de mond/tong en/of vinger(s)/hand van de geslachtsdelen van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of vastgebonden is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een) (erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij zijn/haar/hun leeftijd past/passen
en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en) /film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een
onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, (telkens) een gewoonte heeft gemaakt.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 26‑07‑2016
Pagina 42 dossier FO
Pagina 43 dossier FO
Pagina 60 dossier FO
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Pagina 263e
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Pagina 263e
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Pagina 263e
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Pagina 263f
Pagina 263f
Pagina 400 dossier FO
Pagina 255
Pagina 250
Pagina 255
Pagina 263f
Pagina 250
Pagina 250
Pagina 250
Pagina 263g
Pagina 251
Pagina 251
Pagina 251
Pagina 263g
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Pagina 263h
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Pagina 263i
Pagina 263i
Pagina 263j
Pagina 263j
Pagina 263j
Pagina 263j
Pagina 263j
Pagina 263j
Pagina 60 dossier FO
Pagina’s 429 en 430 dossier FO
Pagina 371 dossier FO
Pagina 263k
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Pagina 263k
Pagina 263k
Pagina 263l
Pagina 263l
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Pagina 253 en verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Pagina 263l
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Pagina 263l
Pagina 263l
Pagina 263l
Pagina 263l
Pagina 371 dossier FO
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Pagina 251
Pagina 251
Pagina 268
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2016
Pagina 1039
Pagina 1040
Pagina’s 1045 en 1046
Pagina 1041
Pagina’s 1041 t/m 1043
Pagina 1048
Pagina 1050
Pagina 1051
Pagina 1057
Pagina’s 1054 en 1055
Pagina 1052
Pagina 214
Pagina 215
Pagina 214
Pagina 215
Pagina 1052